Skip to main content

Erasmus+ Programme Guide

The essential guide to understanding Erasmus+

Stap 2: Nagaan of aan de criteria van het programma wordt voldaan

Gedurende de ontwikkeling van hun project en alvorens de aanvraag voor EU-financiering in te dienen, moeten de aanvragers nagaan of zijzelf en hun project voldoen aan de volgende criteria: toelatings-, subsidiabiliteits-, uitsluitings-, selectie- en toekenningscriteria.

Toelatingscriteria

De aanvragen moeten uiterlijk op de in de oproep genoemde uiterste datum voor indiening van aanvragen zijn verzonden.

De aanvragen moeten leesbaar en toegankelijk zijn.

Aanvragen moeten volledig zijn en alle onderdelen en verplichte bijlagen bevatten. Na de indieningstermijn kunnen alleen kennelijke schrijffouten op verzoek van het beherende agentschap in naar behoren gemotiveerde gevallen worden gecorrigeerd.

Voor door het Uitvoerend Agentschap beheerde acties moeten de aanvragen langs elektronische weg worden ingediend via het financierings- en aanbestedingsportaal van de EU. Aanvragen (inclusief bijlagen en bewijsstukken) moeten worden ingediend met behulp van de in het indieningssysteem ter beschikking gestelde formulieren.

Voorstellen moeten volledig zijn en alle gevraagde informatie en alle vereiste bijlagen en bewijsstukken bevatten:

  • Aanvraagformulier Deel A — bevat administratieve informatie over de deelnemers (toekomstige coördinator, begunstigden en gelieerde entiteiten) en de samengevatte begroting voor het project (rechtstreeks online in te vullen);
  • Aanvraagformulier Deel B — bevat de technische beschrijving van het project (formulier is te downloaden vanaf het indieningssysteem van het portaal en moet na invulling en samenvoeging opnieuw worden geüpload); en
  • Deel C (rechtstreeks online in te vullen, indien dit nodig is) met aanvullende projectgegevens.

Aanvragen (deel B) zijn beperkt tot 40 bladzijden voor oproepen voor subsidies van geringe waarde (60 000 EUR of minder), 120 bladzijden voor oproepen met subsidies van hoge waarde (4 000 000 EUR) en 70 bladzijden voor alle andere oproepen. De volgende acties vormen een uitzondering op deze regel: 40 pagina’s voor “Capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs” en 70 pagina’s voor de actie “gezamenlijke masteropleidingen van Erasmus Mundus”. Extra pagina’s worden niet in overweging genomen door de evaluatoren.

Voor door de nationale agentschappen van Erasmus+ beheerde acties moeten de aanvragen langs elektronische weg worden ingediend via de formulieren die ter beschikking gesteld zijn op de Erasmus+-website en de website van het Europees Solidariteitskorps.

Subsidiabiliteitscriteria

De subsidiabiliteitscriteria worden gebruikt om te bepalen of de aanvrager kan deelnemen aan een oproep tot het indienen van voorstellen en een voorstel voor een actie kan indienen. Zij gelden voor de aanvragers en voor de projecten/activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd (bv. profiel, aantal deelnemende organisaties, soort project en/of activiteiten, duur van de activiteiten, profiel van de en/of aantal deelnemers).

Om in aanmerking te komen voor financiële steun, moeten de aanvrager en het project voldoen aan alle subsidiabiliteitscriteria die betrekking hebben op de actie waarvoor het voorstel wordt ingediend. Voldoet het project in de aanvraagfase niet aan deze subsidiabiliteitscriteria, dan wordt het afgewezen zonder verdere evaluatie. Indien tijdens de uitvoering of bij de eindrapportage blijkt dat niet aan deze criteria is voldaan, kunnen de activiteiten als niet subsidiabel worden aangemerkt, met als gevolg een terugvordering van de aanvankelijk aan het project toegekende EU-subsidie.

In deel B van de programmagids wordt nader omschreven welke subsidiabiliteitscriteria van toepassing zijn op alle via het Erasmus+-programma uitgevoerde acties.

Uitsluitingscriteria

Overeenkomstig artikel 137, lid 2, van het Financieel Reglement is in geval van direct en indirect beheer het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting van toepassing op:

  • deelnemers en ontvangers;
  • entiteiten waarop de gegadigde of inschrijver voornemens is een beroep te doen, of subcontractanten van een contractant;
  • elke persoon of entiteit die middelen van de Unie ontvangt bij de uitvoering van de begroting overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), en artikel 157, lid 4, aan de hand van informatie die is meegedeeld overeenkomstig artikel 158, lid 7;
  • borgen;
  • sponsors zoals bedoeld in artikel 26;
  • uiteindelijk begunstigden en aan de in artikel 138, lid 6, bedoelde uitgesloten entiteit verbonden entiteiten;
  • natuurlijke personen zoals bedoeld in artikel 138, lid 5, eerste alinea, punten a), b) en c).

Dit geldt onverminderd artikel 157, lid 7, en de regels die zijn vastgesteld in bijdrageovereenkomsten, in het geval van personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, wanneer de begroting wordt uitgevoerd overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c).

Overeenkomstig artikel 138 van het Financieel Reglement sluit de bevoegde ordonnateur een hierboven bedoelde persoon of entiteit uit van deelname aan toekenningsprocedures in het kader van het Erasmus+-programma of van selectie voor de uitvoering van middelen van de Unie wanneer die persoon of entiteit zich in een van de volgende uitsluitingssituaties bevindt:

  1. de persoon of entiteit is failliet of is onderworpen aan insolventie- of liquidatieprocedures, zijn/haar activa worden beheerd door een curator of een gerecht, hij/zij heeft een regeling met schuldeisers getroffen, zijn/haar werkzaamheden zijn gestaakt of hij/zij verkeert in een vergelijkbare toestand als gevolg van een soortgelijke procedure uit hoofde van EU-wetgeving of nationale wetgeving;
  2. in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit zijn verplichtingen, overeenkomstig het toepasselijke recht, tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen niet nakomt;
  3. in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit een ernstige beroepsfout heeft gemaakt doordat hij/zij de toepasselijke wet- of regelgeving of de ethische normen van de beroepsgroep waartoe de aanvrager behoort, heeft overtreden of doordat hij/zij onrechtmatig gedrag heeft vertoond dat invloed heeft op zijn/haar professionele geloofwaardigheid wanneer dit gedrag voortvloeit uit kwaad opzet of grove nalatigheid, met name:
    1. het op frauduleuze of nalatige wijze afleggen van valse verklaringen met betrekking tot de informatie die wordt verlangd voor de verificatie van de afwezigheid van gronden voor uitsluiting of de vervulling van subsidiabiliteits- of selectiecriteria of bij de uitvoering van de juridische verbintenis;
    2. het sluiten van een overeenkomst met andere personen of entiteiten met als doel de mededinging te vervalsen;
    3. het schenden van intellectuele-eigendomsrechten;
    4. het onrechtmatig beïnvloeden of het pogen het besluitvormingsproces onrechtmatig te beïnvloeden teneinde middelen van de Unie te verkrijgen door via misleiding gebruik te maken van een belangenconflict waarbij financiële actoren of andere personen zoals bedoeld in artikel 61, lid 1, van het Financieel Reglement betrokken zijn;
    5. het pogen vertrouwelijke informatie te verkrijgen die de aanvrager onrechtmatige voordelen kan opleveren in de gunningsprocedure;
    6. het aanzetten tot discriminatie, haat of geweld tegen een groep personen of een lid van een groep, of soortgelijke activiteiten die in strijd zijn met de in artikel 2 VEU vastgelegde waarden waarop de Unie is gegrondvest, waarbij dergelijk wangedrag de integriteit van de persoon of entiteit schaadt op een manier die negatieve gevolgen meebrengt voor de naleving van de juridische verbintenis of daartoe een concreet risico inhoudt;
  4. in een definitieve rechterlijke beslissing is vastgesteld dat de persoon of entiteit zich schuldig heeft gemaakt aan een van de volgende feiten:
    1. fraude in de zin van artikel 3 van Richtlijn (EU) 2017/1371van het Europees Parlement en de Raad1 en artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 juli  19952 ;
    2. corruptie, als omschreven in artikel 4, lid 2, van Richtlijn (EU) 2017/1371 of actieve corruptie in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn, vastgesteld bij akte van de Raad van 26 mei  19973 , of gedragingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad4 , of corruptie als omschreven in andere toepasselijke regelgeving;
    3. gedragingen die verband houden met een criminele organisatie als bedoeld in artikel 2 van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad5 ;
    4. witwassen van geld of terrorismefinanciering in de zin van artikel 1, leden 3, 4 en 5, van Richtlijn (EU) 2015/849van het Europees Parlement en de Raad6 ;
    5. terroristische misdrijven of strafbare feiten in verband met terroristische activiteiten zoals gedefinieerd in de artikelen 3 en 12 van Richtlijn (EU) 2017/541van het Europees Parlement en de Raad7 , dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van zodanig misdrijf of strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 14 van genoemde richtlijn;
    6. kinderarbeid of andere strafbare feiten betreffende mensenhandel als bedoeld in artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad8 ;
  5. de persoon of entiteit aanzienlijk is tekortgeschoten in de nakoming van belangrijke verplichtingen bij de uitvoering van een uit de begroting gefinancierde juridische verbintenis, hetgeen
    1. tot de vroegtijdige beëindiging van een juridische verbintenis heeft geleid;
    2. tot de oplegging van een schadevergoeding of andere contractuele sancties heeft geleid; of
    3. is ontdekt door een ordonnateur, OLAF, het Europees Openbaar Ministerie (EOM) of de Rekenkamer na toetsen, audits of onderzoek;
  6. in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit een onregelmatigheid in de zin van artikel 1, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95van de Raad9 heeft begaan;
  7. in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat de persoon of entiteit in een andere jurisdictie een entiteit heeft opgericht met de bedoeling om fiscale, sociale of enige andere wettelijke verplichtingen te omzeilen die in de jurisdictie waar de statutaire zetel, het hoofdbestuur of de hoofdvestiging is gevestigd.
  8. in een definitieve rechterlijke beslissing of een definitief administratief besluit is vastgesteld dat er een entiteit is opgericht met de bedoeling als vermeld in punt g);
  9. de entiteit of persoon heeft zich opzettelijk en zonder deugdelijke motivering verzet tegen een onderzoek, toets of audit uitgevoerd door een ordonnateur of zijn vertegenwoordiger of controleur, OLAF, het EOM of de Rekenkamer. Er wordt aangenomen dat de persoon of entiteit zich tegen een onderzoek, toets of audit verzet wanneer deze acties onderneemt die tot doel of tot gevolg hebben dat de uitvoering van activiteiten die nodig zijn in het kader van het onderzoek, de toets of de audit, wordt voorkomen, belemmerd of vertraagd. Tot dergelijke acties behoren met name weigeren van de noodzakelijke toegang tot gebouwen of andere ruimten die voor zakelijke doeleinden worden gebruikt, het verbergen van informatie of het weigeren van de openbaarmaking ervan of het verstrekken van onjuiste informatie.

Bij gebreke van een definitieve rechterlijke beslissing of, in voorkomend geval, van een definitief administratief besluit in de punten c) tot en met i) bedoelde gevallen, sluit de bevoegde ordonnateur een persoon of entiteit uit op basis van een voorlopige juridische kwalificatie van een gedraging als bedoeld in die punten, rekening houdend met vastgestelde feiten of andere bevindingen in een aanbeveling van de in artikel 143 van het Financieel Reglement bedoelde instantie.

De hierboven bedoelde feiten en bevindingen omvatten met name:

  1. feiten die zijn vastgesteld in het kader van audits of onderzoek uitgevoerd door het EOM, voor de lidstaten die deelnemen aan nauwere samenwerking volgens Verordening (EU) 2017/1939, de Rekenkamer, OLAF of de interne auditor, of enige andere toets, audit of controle uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van de ordonnateur;
  2. niet-definitieve administratieve besluiten die tuchtmaatregelen kunnen omvatten welke zijn genomen door het bevoegde toezichthoudende orgaan dat verantwoordelijk is voor de verificatie van de toepassing van normen inzake beroepsethiek;
  3. feiten die worden vermeld in besluiten van personen en entiteiten die middelen van de Unie uitvoeren overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c);
  4. besluiten van de Commissie betreffende schending van de mededingingsregels van de Unie of van een nationale bevoegde instantie betreffende de schending van het mededingingsrecht van de Unie of van het nationale mededingingsrecht.

De bevoegde ordonnateur sluit een in artikel 135, lid 2, van het Financieel Reglement bedoelde persoon of entiteit uit indien:

  1. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de in artikel 137, lid 2, van het Financieel Reglement (zie ook hierboven) bedoelde persoon of entiteit of die vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft ten aanzien van die persoon of entiteit, zich in een of meer van de situaties bevindt zoals bedoeld in de punten c) tot en met i) hierboven;
  2. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die onbeperkt aansprakelijk is voor de schulden van de aanvrager zoals bedoeld in artikel 137, lid 2, zich in een of meer van de situaties hierboven vermeld in de punten a) of b) bevindt;
  3. een natuurlijke persoon die essentieel is voor de toekenning of voor de uitvoering van de wettelijke verbintenis, zich in een of meer van de situaties hierboven vermeld in de punten c) tot en met i) bevindt.

In de in artikel 138, lid 3, bedoelde gevallen kan de bevoegde ordonnateur een persoon of entiteit voorlopig uitsluiten zonder aanbeveling van de instantie als bedoeld in artikel 143 van het Financieel Reglement, indien hun deelname aan een toekenningsprocedure of hun selectie voor het uitvoeren van middelen van de Unie een ernstige en imminente dreiging voor de financiële belangen van de Unie zou vormen. De bevoegde ordonnateur verwijst de zaak in dergelijke gevallen onmiddellijk naar de in artikel 145 van het Financieel Reglement bedoelde instantie en neemt uiterlijk 14 dagen na ontvangst van de aanbeveling van de instantie een definitief besluit.

Rekening houdend, in voorkomend geval, met de aanbeveling van de in artikel 145 bedoelde instantie, sluit de bevoegde ordonnateur een in artikel 137, lid 2, bedoelde persoon of entiteit niet uit van deelname aan een toekenningsprocedure of van selectie voor uitvoering van middelen van de Unie, indien:

  1. de persoon of entiteit corrigerende maatregelen als bedoeld in artikel 138, lid 10, van het Financieel Reglement heeft genomen in een mate die volstaat om zijn betrouwbaarheid aan te tonen. Dit punt geldt niet in het geval van artikel 138, lid 1, punt d);
  2. het onontbeerlijk is om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen, voor een beperkte periode en in afwachting van de vaststelling van corrigerende maatregelen als vermeld in artikel 138, lid 7, van het Financieel Reglement;
  3. een dergelijke uitsluiting zou onevenredig zijn op basis van de criteria van artikel 138, lid 3, van het Financieel Reglement.

Als de actie wordt uitgevoerd door een aanvrager met gelieerde entiteiten moeten zij ook voldoen aan dezelfde uitsluitingscriteria als de hoofdaanvrager.

De bevoegde ordonnateur verwerpt in de toekenningsprocedure een aanvrager die:

  1. in een uitsluitingssituatie verkeert die overeenkomstig artikel 138 is vastgesteld;
  2. valse verklaringen heeft afgelegd in de informatie die wordt verlangd als voorwaarde voor deelname aan de procedure of die informatie niet heeft verstrekt;
  3. voorheen betrokken was bij het opstellen van in de toekenningsprocedure gebruikte documenten, indien zulks een schending van het beginsel van gelijke behandeling inhoudt, met inbegrip van vervalsing van de mededinging die niet op een andere wijze kan worden verholpen.

Het nationaal agentschap of het Uitvoerend Agentschap mag op zijn website de volgende informatie publiceren met betrekking tot de uitsluiting en, in voorkomend geval, financiële sanctie in de gevallen als hierboven bedoeld in lid 1, punten c) tot en met i):

  1. naam van de betrokken persoon of entiteit;
  2. de uitsluitingssituatie;
  3. de duur van de uitsluiting en/of het bedrag van de financiële sanctie.

Deze uitsluitingscriteria zijn van toepassing op de aanvragers die voorstellen indienen voor alle acties van het Erasmus+-programma. Overeenkomstig artikel 199, lid 1, punt b), van het Financieel Reglement moet de subsidieaanvraag een verklaring op erewoord bevatten overeenkomstig artikel 139, lid 1, van het Financieel Reglement (verklaring en bewijs dat er geen sprake is van een uitsluitingssituatie) en over het vervullen van de criteria om in aanmerking te komen (zie hierboven) en de selectiecriteria (zie hieronder). In het geval van voorstellen die namens een consortium worden ingediend, gelden de hierboven beschreven uitsluitingscriteria voor alle deelnemende leden die bij het project betrokken zijn.

Overeenkomstig artikel 137, lid 4, en artikel 140 van het Financieel Reglement, kunnen financiële sancties worden opgelegd aan ontvangers van EU-middelen met wie een wettige verbintenis is aangegaan en die zich in een uitsluitingssituatie bevindt als bedoeld in artikel 138, lid 1, punten c) tot en met i).

Bovendien gaat de Commissie ervan uit dat voor de uitvoering van de door de programmagids bestreken acties de volgende entiteiten in een belangenconflict verkeren of zouden kunnen verkeren en bijgevolg niet in aanmerking komen of zouden kunnen komen voor deelname:

  • nationale autoriteiten die belast zijn met het toezicht op nationale agentschappen en de uitvoering van het Erasmus+-programma in hun land; zij mogen geen steun aanvragen voor, noch deelnemen aan acties die door nationale agentschappen van een willekeurig land worden beheerd; wel mogen zij (als aanvrager of partner) een aanvraag indienen voor deelname aan door het Uitvoerend Agentschap of door DG EAC beheerde acties, tenzij zij uitdrukkelijk van deelname aan de betrokken actie uitgesloten zijn (zoals vermeld in deel B van de gids);
  • nationale agentschappen (de enige activiteit van hun juridische entiteit) of afdelingen van nationale agentschappen die behoren tot juridische entiteiten die zich bezighouden met activiteiten die niet onder de bevoegdheid van de nationale agentschappen vallen, kunnen geen aanvraag doen voor of deelnemen aan de uitvoering van een door deze gids bestreken actie;
  • instanties en netwerken die uit hoofde van het Erasmus+-programma of een jaarlijks werkprogramma dat door de Commissie is vastgesteld voor de uitvoering van het Erasmus+-programma, zijn geïdentificeerd of aangewezen om met name een financiële bijdrage van de Commissie te ontvangen in het kader van de uitvoering van het Erasmus+-programma, en die onder dezelfde juridische entiteit ressorteren als het nationaal agentschap, mogen geen steun aanvragen voor, noch deelnemen aan acties die door nationale agentschappen van Erasmus+ van een willekeurig land worden beheerd; wel mogen zij (als aanvrager of partner) een aanvraag indienen voor deelname aan door het Uitvoerend Agentschap of door DG EAC beheerde acties, tenzij zij uitdrukkelijk van deelname aan de betrokken actie uitgesloten zijn (zoals vermeld in deel B van de gids); voordat zij een subsidie of contract krijgen, moeten zij kunnen aantonen dat zij niet in een belangenconflict verkeren, hetzij omdat zij voorzorgsmaatregelen hebben genomen, hetzij omdat hun interne organisatie een duidelijke scheiding van belangen waarborgt. Bovendien moeten de kosten en ontvangsten van elke actie of activiteit waarvoor de EU-middelen worden toegekend, worden geïdentificeerd. Het besluit of met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat zij niet in een feitelijk belangenconflict verkeren, behoort tot de bevoegdheid van het Uitvoerend Agentschap of DG EAC, onder hun eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, waarbij zij hun aanvraag indienen;
  • juridische entiteiten die optreden als gastheer voor de nationale agentschappen van Erasmus+ maar zich toeleggen op andere activiteiten binnen of buiten het terrein van het Erasmus+-programma, alsook de aan die juridische entiteiten gelieerde entiteiten, mogen geen steun aanvragen voor, noch deelnemen aan acties die door nationale agentschappen van een willekeurig land worden beheerd; wel mogen zij in principe een aanvraag indienen voor deelname aan door het Uitvoerend Agentschap of DG EAC beheerde acties, tenzij zij uitdrukkelijk van deelname aan de betrokken actie uitgesloten zijn (zoals vermeld in deel B van de gids). Voordat zij een subsidie of contract krijgen, moeten zij echter kunnen aantonen dat zij niet in een belangenconflict verkeren, hetzij omdat zij voorzorgsmaatregelen hebben genomen, hetzij omdat hun interne organisatie een duidelijke scheiding van belangen waarborgt (bijvoorbeeld gescheiden boekhouding, scheiding van besluitvormingsprocedures en rapportagelijnen, maatregelen om toegang tot vertrouwelijke informatie te beletten). Bovendien moeten de kosten en ontvangsten van elke actie of activiteit waarvoor de EU-middelen worden toegekend, worden geïdentificeerd. Het besluit of met voldoende zekerheid kan worden gesteld dat zij niet in een feitelijk belangenconflict verkeren, behoort tot de bevoegdheid van de instelling, onder hun eigen verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid, waarbij zij hun aanvraag indienen.

Beperkende EU-maatregelen

Er gelden speciale regels voor bepaalde entiteiten (bv. entiteiten die onderworpen zijn aan beperkende maatregelen van de EU op grond van artikel 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 215 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)10 ). Dergelijke entiteiten komen niet in aanmerking voor deelname in enige hoedanigheid, ook niet als begunstigden, gelieerde entiteiten, geassocieerde partners, onderaannemers of ontvangers van financiële steun aan derden (indien van toepassing).

Selectiecriteria

Het nationaal agentschap of het Uitvoerend Agentschap evalueert aan de hand van de selectiecriteria of de aanvrager over voldoende financiële draagkracht en operationele capaciteit beschikt om het voorgestelde project te voltooien op basis van de informatie in het aanvraagformulier. Ongeacht het gevraagde subsidiebedrag kan het betrokken agentschap de aanvrager verzoeken aanvullende documenten en informatie te verstrekken overeenkomstig de onderstaande bepalingen.

Financiële capaciteit

Financiële draagkracht betekent dat de aanvrager moet beschikken over stabiele en toereikende financieringsbronnen om zijn activiteit gedurende de hele periode waarvoor de subsidie wordt toegekend, te handhaven en aan de financiering ervan bij te dragen.

De financiële draagkracht wordt gewoonlijk gecontroleerd voor alle coördinatoren (met inbegrip van afzonderlijke projectbegunstigden), met uitzondering van:

  • natuurlijke personen die onderwijssteun ontvangen;
  • publieke organen, met inbegrip van organisaties van de lidstaten11 ;
  • internationale organisaties;
  • personen of entiteiten die rentesubsidies en garantievergoedingen aanvragen wanneer die subsidies en vergoedingen tot doel hebben de financiële draagkracht van een begunstigde te versterken of een inkomen te genereren;
  • publieke rechtspersonen en instellingen en organisaties op het gebied van onderwijs en opleiding, jeugd en sport die de afgelopen twee jaar meer dan 50 % van hun jaarinkomsten uit publieke bronnen hebben ontvangen12 ;
  • internationale organisaties;
  • indien het gevraagde subsidiebedrag voor het project niet meer dan 60 000 EUR bedraagt.

Indien nodig, kan dit ook worden gedaan voor gelieerde entiteiten.

Wat betreft EU-subsidieaanvragen voor een steunbedrag van ten hoogste 60 000 EUR die worden ingediend door een andere soort entiteit dan de bovengenoemde, moeten de aanvragers een verklaring op erewoord overleggen waarin zij bevestigen over voldoende financiële draagkracht te beschikken om het project uit te voeren. Deze verklaring op erewoord vormt een specifiek onderdeel van het aanvraagformulier. Het bevoegde agentschap kan de aanvrager verzoeken aanvullende documenten en informatie te verstrekken.

Wat betreft EU-subsidieaanvragen voor een steunbedrag van meer dan 60 000 EUR die worden ingediend door een andere soort entiteit dan de bovengenoemde, moeten de aanvragers naast de verklaring op erewoord de volgende documenten indienen via het financierings- en aanbestedingsportaal van de EU (tab Participant Register – “Financial capacity”)/registratiesysteem voor organisaties:

  • de winst-en-verliesrekening van de coördinator;
  • de balans; en
  • Andere documenten, indien daarom werd verzocht.

Voor meer informatie betreffende de acties beheerd door het Uitvoerend Agentschap, zie “Regels betreffende validering juridische entiteit, AVE-aanstelling en beoordeling financiële draagkracht”: https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/opportunities/docs/2021-2027/common/guidance/rules-lev-lear-fca_nl.pdf.

Wanneer de aanvraag betrekking heeft op actiesubsidies voor een project waarvoor het bedrag hoger is dan 750 000 EUR, bovenop het bovenstaande, kan een auditverslag dat door een erkende externe controleur is opgesteld worden verlangd wanneer dat beschikbaar is, en altijd in gevallen waarin op grond van Unie- of nationaal recht een audit verplicht is, waarin de rekeningen van maximaal de laatste drie beschikbare boekjaren wordt gecertificeerd. In alle andere gevallen verstrekt de aanvrager een eigen verklaring, ondertekend door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, waarin de geldigheid van zijn rekeningen van maximaal de laatste drie beschikbare boekjaren wordt gecertificeerd.

Entiteiten die de hierboven genoemde documenten niet kunnen overleggen omdat ze nieuw opgericht zijn, mogen in plaats daarvan een raming van de financiële gegevens/financiële verklaring of een verzekeringsverklaring met opgave van de financiële risico’s van de aanvrager indienen.

De coördinator moet deze documenten alleen uploaden naar het financierings- en aanbestedingsportaal van de EU (tab Participant Register – “Financial capacity”) / Organisation Registration System wanneer hij door de centrale valideringsdiensten van de EU wordt gecontacteerd via het deelnemersregister of het desbetreffende nationale agentschap om de aanvrager te verzoeken de nodige bewijsstukken te verstrekken. In het geval van acties die rechtstreeks door het Uitvoerend Agentschap worden beheerd, wordt dit verzoek verzonden via het berichtensysteem dat in het betrokken systeem is ingebouwd.

In het geval van voorstellen die namens een consortium worden ingediend en indien bij het nationaal agentschap of het Uitvoerend Agentschap twijfel bestaat over de financiële draagkracht van het consortium, moet een risicobeoordeling worden uitgevoerd waarbij dezelfde documenten als hierboven mogen worden opgevraagd van alle deelnemende organisaties in het consortium. Dit is van toepassing ongeacht de toegekende subsidie.

Blijkt na de analyse van deze documenten dat de vereiste financiële draagkracht zwak is, dan mag het nationaal agentschap of het Uitvoerend Agentschap:

  • om aanvullende informatie verzoeken;
  • een versterkte regeling voor de financiële verantwoordelijkheid eisen, d.w.z. gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid voor alle medebegunstigden of gezamenlijke en hoofdelijke aansprakelijkheid van de gelieerde entiteiten;
  • besluiten om de voorfinanciering in termijnen uit te betalen;
  • besluiten om (een of meerdere malen) een door een bankgarantie gedekte voorfinanciering uit te betalen of;
  • besluiten om geen voorfinanciering toe te kennen.

Als de financiële draagkracht ontoereikend blijkt, wordt het overeenkomstige voorstel verworpen.

Operationele capaciteit

Operationele capaciteit betekent dat de aanvrager moet beschikken over de nodige beroepsbekwaamheden en -kwalificaties om het voorgestelde project uit te voeren, zoals voldoende middelen in termen van geschoold personeel, specifieke kwalificaties, beroepservaring en referenties op het betrokken gebied, materialen en uitrusting. De beoordeling van de operationele capaciteit kan ook worden uitgebreid tot het partnerschap als geheel, aangezien de kwaliteit van de uitvoering zal afhangen van de capaciteit van alle partnerorganisaties. De bevoegde ordonnateur kan, afhankelijk van een risicobeoordeling, overheidsinstanties, lidstaatsorganisaties of internationale organisaties van de verplichting inzake verificatie van de operationele capaciteit vrijstellen.

Voor aanvragen die worden ingediend bij de nationale agentschappen:

Aanvragers moeten hun operationele capaciteit aantonen door middel van de informatie in het aanvraagformulier, zoals:

  • algemene presentatie van de organisatie(s);
  • algemene profielen (kwalificaties en ervaring) van de personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de uitvoering van het project;
  • beschrijving van de samenstelling van het consortium (indien van toepassing).

De aanvragers moeten bovendien een verklaring op erewoord overleggen waarin zij bevestigen over de vereiste operationele capaciteit te beschikken om het project uit te voeren.

Indien de subsidie hoger is dan 60 000 EUR, moeten de aanvragers bij de aanvraag het volgende indienen:

  • cv’s van de bij het project betrokken sleutelpersonen om hun relevante beroepservaring aan te tonen;
  • een lijst met relevante publicaties van de deelnemende organisaties13 ;
  • een uitputtende lijst van eerder uitgevoerde en lopende projecten en activiteiten die verband houden met het betreffende beleidsterrein of de specifieke actie.

In geval van twijfel14 kan het nationaal agentschap ook gebruikmaken van andere informatiebronnen, zoals bevindingen van eerdere audits, feedback (ook van andere nationale agentschappen) over het beheer van eerdere of lopende projecten, verslagen van monitoringbezoeken of informatie van de website van de organisatie of socialemedia-profielen om de operationele capaciteit en het vermogen om deze te verkrijgen te beoordelen. Het nationaal agentschap kan ook om aanvullende documenten en informatie verzoeken teneinde de informatie in de aanvraag te verifiëren.

Het nationaal agentschap kan soortgelijke informatie over partnerorganisaties opvragen en beoordelen.

Daarnaast moeten aanvragers van accreditatie op het gebied van volwasseneneducatie, beroepsonderwijs en -opleiding, schoolonderwijs en jeugdzaken minstens twee jaar ervaring hebben met het uitvoeren van activiteiten om de accreditatie te kunnen aanvragen. De ervaring die is opgedaan vóór fusies of soortgelijke structurele wijzigingen binnen overheidsinstanties (bijvoorbeeld scholen of onderwijscentra) zal als relevante ervaring in aanmerking worden genomen.

Coördinatoren van een mobiliteitsconsortium moeten in staat zijn om het consortium te coördineren overeenkomstig het voorgestelde Erasmus-plan, het doel van het consortium, de geplande taakverdeling en de kwaliteitsnormen voor Erasmus (zoals toegelicht op de Europa-website: https://ec.europa.eu/programmes/erasmus-plus/sites/erasmusplus2/files/eac-a02-2020-quality-standards.pdf).

Bovenstaande voorwaarden worden geverifieerd op basis van de aanvraag (met inbegrip van informatie over de vorige deelname van de aanvrager aan het Erasmus+-programma voor de perioden 2014-2020 en 2021-2027) en de documenten die zijn ingediend in het registratiesysteem voor organisaties. Aanvragers die de in het aanvraagformulier gevraagde informatie niet invullen of de door het nationaal agentschap gevraagde aanvullende informatie niet tijdig verstrekken, kunnen worden afgewezen.

Als de operationele capaciteit ontoereikend blijkt, wordt de aanvraag verworpen.

Voor aanvragen die worden ingediend bij het Uitvoerend Agentschap:

De operationele capaciteit zal parallel aan het toekenningscriterium “Kwaliteit” worden beoordeeld aan de hand van de competenties en ervaring van de aanvragers en hun projectteams, met inbegrip van operationele middelen (personeel, technische middelen en andere).

De aanvragers worden geacht over voldoende operationele capaciteit te beschikken wanneer is voldaan aan de in deze oproep tot het indienen van voorstellen vastgestelde vereisten met betrekking tot de operationele capaciteit.

Aanvragers zullen hun capaciteit moeten aantonen door middel van de volgende informatie in het aanvraagformulier (deel B):

  • algemene profielen (kwalificaties en ervaring) van de personeelsleden die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de uitvoering van het project
  • beschrijving van de samenstelling van het consortium
  • lijst van door de EU gesubsidieerde projecten van de afgelopen vier jaar.

Het nationaal agentschap of het Uitvoerend Agentschap behoudt zich het recht voor aanvullende bewijsstukken te vragen om de informatie in de aanvraag te verifiëren.

Toekenningscriteria

Op grond van de toekenningscriteria kan het nationaal agentschap of het Uitvoerend Agentschap:

  • de kwaliteit van de ingediende project-/accreditatievoorstellen evalueren in het licht van de doelstellingen en prioriteiten die zijn vastgesteld in het kader van de kernacties van het Erasmus+-programma en van de verwachte resultaten;
  • subsidies/accreditaties toekennen aan projecten die de algehele doeltreffendheid van de financiering van de Unie maximaliseren;
  • de subsidie-/accreditatieaanvragen evalueren.

Voorstellen die de afzonderlijke drempels én de totale kwaliteitsdrempel halen, komen voor financiering in aanmerking, binnen de limieten van het voor de oproep beschikbare budget. De overige voorstellen worden op de reservelijst geplaatst of als een vruchteloze poging gemeld.

In deel B van de programmagids wordt nader omschreven welke specifieke toekenningscriteria van toepassing zijn op alle via het Erasmus+-programma uitgevoerde acties.

  1. Richtlijn (EU)   2017 / 1371  van het Europees Parlement en de Raad van  5  juli  2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB  L  198  van  28 . 7 . 2017 , blz.  29 ). ↩ back
  2. PB   C  316 van  27 . 11 . 1995 , blz.  48 . ↩ back
  3. PB   C  195 van  25 . 6 . 1997 , blz.  1 . ↩ back
  4. Kaderbesluit  2003 / 568 /JBZ van de Raad van  22  juli  2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB   L  192 van  31 . 7 . 2003 , blz.  54 ). ↩ back
  5. Kaderbesluit  2008 / 841 /JBZ van de Raad van  24  oktober  2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB   L  300 van  11 . 11 . 2008 , blz.  42 ). ↩ back
  6. Richtlijn (EU)  2015 / 849 van het Europees Parlement en de Raad van  20  mei 2015  inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU)   nr.  648 / 2012  van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn   2005 / 60 /EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn  2006 / 70 /EG van de Commissie (PB   L  141  van  5 . 6 . 2015 , blz.  73 ). ↩ back
  7. Richtlijn (EU)  2015 / 849  van het Europees Parlement en de Raad van  20  mei  2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU)   nr.  648 / 2012  van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn   2005 / 60 /EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn  2006 / 70 /EG van de Commissie (PB   L  141  van  5 . 6 . 2015 , blz.  73 ). ↩ back
  8. Richtlijn  2011 / 36 /EU van het Europees Parlement en de Raad van  5  april  2011  inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit   2002 / 629 /JBZ van de Raad (PB   L  101  van  15 . 4 . 2011 , blz.  1 ). ↩ back
  9. Verordening   (EG, Euratom) nr.  2988 / 95  van de Raad van  18  december  1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB   L  312  van  23 . 12 . 1995 , blz.  1 ). ↩ back
  10. Er zij op gewezen dat het Publicatieblad de officiële lijst bevat en dat de inhoud daarvan in geval van conflict voorrang heeft boven die van de EU-sanctiekaart  (https://www.sanctionsmap.eu) . ↩ back
  11. Met inbegrip van  scholen, instellingen voor hoger onderwijs en organisaties op het gebied van onderwijs, opleiding, jeugdzaken en sport die gedurende de afgelopen twee jaar meer dan  50  % van hun jaarlijkse inkomsten uit publieke bronnen hebben ontvangen; zij worden geacht over de nodige financiële draagkracht, beroepsbekwaamheid en administratieve capaciteit te beschikken om de activiteiten in het kader van het programma uit te voeren. ↩ back
  12. Artikel  21 , lid  3 , van de Erasmus-verordening (EU)  2021 / 817 ; nationale, Europese of andere projectsubsidies worden voor de controle van de financiële draagkracht niet als overheidsmiddelen beschouwd. ↩ back
  13. Deze eis geldt alleen als de deelnemende organisaties publicaties hebben geproduceerd die relevant zijn voor het beleidsterrein of de specifieke actie. ↩ back
  14. Dit geldt voor elk subsidiebedrag. ↩ back