Virtuele uitwisselingen in het hoger onderwijs en in jeugdzaken
Virtuele-uitwisselingsprojecten zijn online activiteiten tussen mensen waarmee de interculturele dialoog en de ontwikkeling van zachte vaardigheden worden bevorderd. Dankzij deze uitwisselingen kan elke jongere toegang krijgen tot (zowel formeel als niet-formeel) internationaal en intercultureel onderwijs van hoge kwaliteit zonder fysieke mobiliteit. Virtuele debatten of virtuele opleidingen kunnen de voordelen van fysieke mobiliteit weliswaar niet volledig vervangen, maar deelnemers aan virtuele uitwisselingen kunnen wel profiteren van enkele voordelen van internationale onderwijservaringen. Digitale platforms zijn een waardevol instrument waarmee de wereldwijde beperkingen op de mobiliteit ten gevolge van de COVID-19-pandemie gedeeltelijk kunnen worden opgevangen. Virtuele uitwisselingen helpen ook de Europese waarden te verspreiden. Bovendien kunnen zij in sommige gevallen dienen om fysieke uitwisselingen voor te bereiden, te verdiepen of uit te breiden, of om meer vraag naar dergelijke uitwisselingen aan te jagen.
Virtuele uitwisselingen vinden plaats in kleine groepen en worden altijd geleid door een daartoe opgeleide faciliterende medewerker. Ze moeten gemakkelijk kunnen worden geïntegreerd in (niet-formele onderwijs-)projecten voor jongeren of in cursussen van het hoger onderwijs. Virtuele uitwisselingen kunnen deelnemers uit beide sectoren aantrekken, ook als daarbij, afhankelijk van specifieke projecten, deelnemers betrokken zijn uit een van de sectoren, of uit beide sectoren. Bij alle projecten in het kader van deze oproep zullen organisaties en deelnemers betrokken zijn die afkomstig zijn uit EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen, en uit niet met het programma geassocieerde derde landen in in aanmerking komende regio’s.
Doelstellingen van de actie
De actie is erop gericht:
- de interculturele dialoog met niet met het programma geassocieerde derde landen aan te moedigen en de verdraagzaamheid te vergroten via persoonlijke online contacten, op basis van digitale, op jongeren gerichte technologieën;
- verschillende soorten virtuele uitwisseling te bevorderen als aanvulling op de fysieke mobiliteit in het kader van Erasmus+, zodat meer jongeren kunnen profiteren van een interculturele en internationale ervaring;
- het kritisch denkvermogen en de mediageletterdheid te verbeteren, met name bij het gebruik van internet en sociale media, om discriminatie, indoctrinatie, polarisatie en gewelddadige radicalisering te bestrijden;
- de digitale en zachte vaardigheden 1 van studenten, jongeren en jeugdwerkers 2 te ontwikkelen, onder meer door het gebruik van vreemde talen en teamwork, met name om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verbeteren;
- burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, verdraagzaamheid en non-discriminatie te bevorderen via het onderwijs;
- de jongerendimensie in de betrekkingen van de EU met derde landen te versterken.
Themagebieden / Specifieke Doelstellingen
Erasmus+ Virtual Exchanges is een van onderop opgezet initiatief. In het kader van deze oproep staat het deelnemende organisaties vrij de thema’s te kiezen die zij wensen te belichten, maar de voorstellen moeten aantonen welke effecten zij naar verwachting zullen hebben in verband met een of meer van de bovenstaande doelstellingen (zie ook het deel “Verwachte gevolgen” hieronder). Indien nodig moeten genderaspecten in aanmerking worden genomen, naar gelang van de reikwijdte en thema’s van het project (bv. door in de opleidingen aspecten in verband met genderbewustzijn op te nemen). Bijzondere aandacht moet gaan naar de inclusie van sociaal en economisch kwetsbare mensen en personen die niet in staat zijn fysieke mobiliteit aan te vragen. Aangezien virtuele uitwisselingen gemakkelijker te organiseren zijn met studenten en universiteiten, worden aanvragers aangemoedigd jongeren en organisaties te betrekken die niet in het hoger onderwijs zijn ingeschreven.
Activiteiten
De projecten zullen worden gefinancierd op basis van werkplannen waarin een brede waaier van online samenwerkingsactiviteiten opgenomen kan zijn, met onder meer:
- online gefaciliteerde discussies tussen jongeren van jongerenorganisaties in verschillende landen, als onderdeel van jongerenprojecten. Deze kunnen simulaties met rollenspelen inhouden;
- opleiding voor jeugdwerkers die bereid zijn een virtuele-uitwisselingsproject te ontwikkelen met collega’s uit andere landen;
- online gefaciliteerde discussies tussen studenten van instellingen voor hoger onderwijs in verschillende landen, als onderdeel van een graad in het hoger onderwijs;
- opleiding voor universiteitsprofessoren/-medewerkers die bereid zijn een virtuele-uitwisselingsproject te ontwikkelen met collega’s uit andere landen; interactieve open onlinecursussen waarin traditionele cursusmaterialen zijn opgenomen, zoals gefilmde colleges, lezingen en probleemstellingen (zoals de bekende open onlinecursussen voor een groot publiek (Massive Open Online Courses; MOOC’s), maar met de klemtoon op interactieve gebruikersfora in kleine groepen om de interactie tussen studenten, professoren, onderwijsassistenten, jongeren en jeugdwerkers te ondersteunen).
Een project opzetten
Alle virtuele-uitwisselingsprojecten moeten:
- worden geleid door daartoe opgeleide faciliterende medewerkers;
- veilig en beschermend zijn vanuit het oogpunt van de deelnemers en gastheren, in volledige overeenstemming met de EU-regels voor gegevensbescherming 3 ;
- politiek deugdelijk en cultureel relevant zijn: virtuele-uitwisselingsactiviteiten moeten stevig zijn ingebed in de jeugdsector en in de sector van het hoger onderwijs en up-to-date zijn met de online en offline jongerencultuur in de deelnemende landen;
- open en toegankelijk zijn op het niveau van gebruikerservaring en -interactie. De registratie en de interacties met collega’s, faciliterende medewerkers, beheerders en andere belanghebbenden moeten duidelijk en eenvoudig zijn;
- voornamelijk synchroon zijn, met mogelijk asynchrone onderdelen (bv. lezingen, video’s), en
- tot slot, voorzien in een methode voor de erkenning van de deelname en de leerervaring voor jongeren aan het einde van de uitwisseling.
Deelnemende organisaties moeten virtuele uitwisselingen organiseren voor jongeren van 13 tot 30 jaar. Als bij een project jongeren onder 18 jaar betrokken zijn, moeten de deelnemende organisaties vooraf toestemming krijgen van hun ouders of van de personen die namens hen optreden. Individuele deelnemers moeten zich bevinden in de landen van de organisaties die aan het project deelnemen.
Voor de uitvoering van de activiteiten moet bij de projecten zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande instrumenten en platforms.
Aan welke criteria moet zijn voldaan om een aanvraag voor virtuele uitwisselingen in het hoger onderwijs en in jeugdzaken in te dienen?
Subsidiabiliteitscriteria
Om in aanmerking te komen voor een Erasmus+-subsidie, moeten projectvoorstellen voor virtuele uitwisselingen in het hoger onderwijs en in jeugdzaken aan de volgende criteria voldoen:
Wie kan een aanvraag indienen?
De volgende organisaties kunnen als coördinator deelnemen:
- openbare of particuliere organisaties die actief zijn op het gebied van hoger onderwijs of jeugdzaken (niet-formeel onderwijs);
- instellingen voor hoger onderwijs, verenigingen of organisaties van instellingen voor hoger onderwijs, evenals wettelijk erkende nationale of internationale organisaties van rectoren, leerkrachten of studenten.
De organisatie dient een aanvraag in namens alle deelnemende organisaties die bij het project zijn betrokken en moet wettelijk gevestigd zijn en zich bevinden in een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land.
Welke soorten organisaties komen in aanmerking voor deelname aan het project?
Deelnemende organisaties kunnen zijn gevestigd in een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land of in een in aanmerking komend niet met het programma geassocieerd derde land. Elk projectvoorstel mag slechts organisaties en deelnemers betrekken die afkomstig zijn uit een van de in aanmerking komende regio’s van niet met het programma geassocieerde derde landen. De in aanmerking komende regio’s die onder deze actie vallen zijn de regio’s 1, 2, 3 en 9 (zie deel A van deze gids onder “Begunstigde landen”).
Deelnemende organisaties kunnen onder de volgende categorieën vallen:
- jongerenorganisaties 4 ;
- instellingen voor hoger onderwijs, verenigingen of organisaties van instellingen voor hoger onderwijs, evenals wettelijk erkende nationale of internationale organisaties van rectoren, leerkrachten of studenten;
- katalysatoren voor verandering in het onderwijsstelsel (universiteitsmanagers, internationale afdelingen, decanen, kwaliteitsbureaus enz.); openbare of particuliere organisaties die actief zijn op het gebied van hoger onderwijs of jeugdzaken en die gevestigd zijn in een EU-lidstaat of in een met het programma geassocieerd derde land of in een van de in aanmerking komende niet met het programma geassocieerde derde landen.
Andere entiteiten mogen deelnemen in andere consortiumrollen, zoals geassocieerde partners, onderaannemers, derden die bijdragen in natura geven enz. Verbonden entiteiten komen niet in aanmerking voor financiering.
Aantal deelnemende organisaties en profiel daarvan
Voorstellen moeten worden ingediend door een consortium van minstens vier organisaties. Consortia moeten aan de volgende voorwaarden voldoen:
- minstens twee instellingen voor hoger onderwijs of jongerenorganisaties uit twee EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen en twee instellingen voor hoger onderwijs of jongerenorganisaties uit twee in aanmerking komende niet met het programma geassocieerde derde landen die tot dezelfde in aanmerking komende regio behoren, en
- het aantal organisaties uit EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen mag niet hoger zijn dan het aantal organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen.
- In het geval van Afrika ten zuiden van de Sahara worden aanvragers ertoe aangespoord deelnemers uit een breed scala aan landen bij hun voorstel te betrekken, met inbegrip van de minst ontwikkelde landen 5 en/of partners die minder ervaring hebben met Erasmus+.
Gelieerde entiteiten tellen niet mee voor de minimale subsidiabiliteitscriteria met betrekking tot de samenstelling van het consortium.
Locatie van de activiteiten
De activiteiten moeten plaatsvinden in de landen van de deelnemende organisaties.
Duur van het project
Projecten moeten normaal gesproken 36 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk, indien deze naar behoren en via een wijziging worden gemotiveerd).
Waar aanvragen?
Bij het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA).
Oproep-ID: ERASMUS-EDU-2023-VIRT-EXCH
Wanneer aanvragen?
Subsidieaanvragen moeten uiterlijk op 26 april om 17:00:00 uur (Belgische tijd) worden ingediend.
Aanvragende organisaties worden getoetst aan de relevante uitsluitings- en selectiecriteria. Zie deel C van deze gids voor meer informatie.
Verwachte gevolgen
Met de activiteiten en resultaten van de verschillende projecten wordt gestreefd naar positieve effecten in verband met de doelstellingen van de oproep die weliswaar zullen variëren volgens de specifieke kenmerken van de projecten, maar wel nauw verband moeten houden met de leerdimensie van de virtuele uitwisselingen. Elk projectvoorstel moet informatie bevatten over deze verwachte effecten. Aanvragers worden ertoe aangespoord te voorzien in feedback van de deelnemende personen en organisaties, met name betreffende de waarde van de leerresultaten, wanneer zij verslag uitbrengen over de gevolgen van de projecten.
Toekenningscriteria
Relevantie van het project - (maximaal 30 punten)
- De aanvraag is relevant voor de gekozen algemene en specifieke doelstellingen van de oproep. Het projectvoorstel is in overeenstemming met de in de oproep vastgestelde eisen. Het voorstel wordt duidelijk toegelicht.
- Coherentie: de verschillende onderdelen van de aanvraag zijn coherent en consistent. De aanvraag is gebaseerd op een adequate analyse van de uitdagingen en behoeften; de doelstellingen zijn realistisch en behandelen vraagstukken die relevant zijn voor de deelnemende organisaties en de directe en indirecte doelgroepen. Er wordt bewijs geleverd van de doeltreffendheid van de voorgestelde aanpak voor de virtuele uitwisselingen.
- Opschaling: in de aanvraag wordt aangetoond dat het mogelijk is de praktijk(en) op te schalen naar verschillende niveaus (bv. lokaal, regionaal, nationaal, EU) en dat zij naar verschillende sectoren kan/kunnen worden overgedragen. De opschaling zal waarschijnlijk niet alleen effect sorteren op het niveau van de verschillende partnerorganisaties, maar ook op systeem- en/of beleidsniveau. Het voorstel bevat de mogelijkheid om wederzijds vertrouwen te ontwikkelen en grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen.
- Europese meerwaarde: de aanvraag betekent een meerwaarde op EU-niveau, aan de hand van resultaten die op nationaal niveau alleen niet zouden kunnen worden behaald, en het is mogelijk de resultaten over te dragen naar landen die niet bij het project betrokken zijn. De projectresultaten kunnen dienen als input voor relevante EU-beleidsagenda’s.
Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering - (maximaal 20 punten)
- Strategisch plan: in de aanvraag is een duidelijke strategie vastgesteld waarmee wordt voortgebouwd op een haalbaarheidsanalyse en worden de nodige activiteiten aangeduid voor het testen, aanpassen en/of opschalen van de virtuele-uitwisselingspraktijk(en) in de nieuwe context van het projectpartnerschap.
- Behoeften: de verschillende behoeften van de verschillende partners zijn in kaart gebracht en terdege in aanmerking genomen. Er is een duidelijk concept ontwikkeld over de manier waarop deze verschillende behoeften zullen worden beheerd. De gekozen pedagogische benadering(en) is/zijn eveneens afgestemd op deze verschillende behoeften.
- Opzet: het werkprogramma is duidelijk en inzichtelijk en bestrijkt alle projectfasen. Er zijn duidelijke resultaatindicatoren bepaald evenals middelen om elk resultaat te verifiëren.
- Beheer: het plan in verband met het projectbeheer is degelijk en er zijn toereikende middelen toegewezen voor de verschillende taken. Er werden doeltreffende samenwerkings- en besluitvormingsprocessen vastgesteld, die begrijpelijk zijn voor alle belanghebbenden. De begroting laat een gunstige kosten-batenverhouding zien. Er is samenhang tussen de taken, rollen en financiële middelen die aan de partners zijn toegewezen. De regelingen voor het financieel beheer zijn duidelijk en passend.
- Evaluatie: specifieke maatregelen voor het toezicht op processen en beoogde resultaten (d.w.z. resultaatindicatoren en verificatiemiddelen) waarborgen een projectuitvoering van hoge kwaliteit. De leerresultaten worden geëvalueerd en erkend. Er is een duidelijk kwaliteitsborgingsplan dat ook het projectbeheer adequaat bestrijkt. De monitoringstrategie omvat risico-identificatie en een actieplan voor risicobeperking. Deze elementen zijn ook opgenomen en uitvoerig beschreven in het logische kader (verplicht model van de oproep).
Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen - (maximaal 20 punten)
- Samenstelling: met het partnerschap kunnen de doelstellingen van het project volledig worden behaald. Het consortium beschikt over alle nodige vaardigheden, expertise en ervaring op de gebieden waarover het project handelt. Toereikende toewijzing van tijd en input van de partners is gewaarborgd. De vaardigheden en competenties van de partners vullen elkaar aan.
- Inzet: elke deelnemende organisatie bewijst zich volledig in te zetten volgens haar capaciteiten en specifieke gebied van expertise.
- Samenwerking: de samenwerkingsregelingen zijn evenwichtig. Er worden doeltreffende mechanismen voorgesteld om coördinatie, besluitvorming en communicatie te waarborgen tussen de deelnemende organisaties, de belanghebbenden en andere relevante partijen.
Gevolgen - (maximaal 30 punten)
- Verspreiding: tijdens de projectcyclus worden de relevante doelgroepen, de algemene belanghebbenden en het publiek bereikt aan de hand van een duidelijke strategie voor bewustmaking, verspreiding en communicatie. Deze strategie omvat plannen om de eventueel geproduceerde materialen toegankelijk te maken via open licenties.
- Benutting: in de aanvraag wordt aangetoond dat de geselecteerde virtuele-uitwisselingsbenadering(en) met succes kunnen worden verspreid en/of opgeschaald, dat zij bredere effecten kunnen sorteren en systeemverandering beïnvloeden. De benuttingsaanpak wordt duidelijk beschreven en de voorgestelde maatregelen om de projectresultaten te benutten zijn mogelijk doeltreffend.
- Gevolgen: het voorspelbare effect, met name voor de aangewezen doelgroepen, is duidelijk bepaald en er zijn maatregelen genomen om te waarborgen dat het effect kan worden gerealiseerd en geëvalueerd. Leerresultaten zijn duidelijk omschreven voordat de virtuele-uitwisselingsactiviteit plaatsvindt en worden na elke activiteit gemeten, de voortgang wordt geregistreerd en de verwezenlijkingen worden erkend. De resultaten van de activiteiten zullen waarschijnlijk aanzienlijk zijn. De projectresultaten hebben het potentieel om langdurige veranderingen, verbeteringen of ontwikkelingen te ondersteunen die ten goede komen aan de betrokken doelgroepen en systemen. In de aanvraag wordt ook uitgelegd hoe de leereffecten (leerresultaten) aan de hand van de virtuele uitwisseling zullen worden geëvalueerd zodat ook voor onderwijs- en leerprocessen aan de hand van virtuele uitwisselingen die verder reiken dan het project (op gegevens gebaseerde) deugdelijke aanbevelingen kunnen worden verstrekt om deze te verbeteren. Deze elementen zijn ook opgenomen en uitvoerig beschreven in het logische kader (verplicht model van de oproep).
- Duurzaamheid: de aanvraag voorziet in passende maatregelen en middelen om ervoor te zorgen dat de resultaten en de voordelen van het project blijven duren na afloop van het project.
Om voor financiële steun in aanmerking te komen, moeten de voorstellen een score van ten minste 60 punten behalen. Bovendien moeten de voorstellen een score behalen van minstens de helft van het maximumaantal punten in elke categorie van de hierboven vermelde toekenningscriteria (dat wil zeggen ten minste 15 punten voor de categorieën “Relevantie van het project” en “Gevolgen”; 10 punten voor de categorieën “Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen” en “Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering”).
Bij een ex aequo wordt voorrang gegeven aan de projecten met de hoogste scores voor het criterium “Relevantie van het project” en vervolgens voor “Gevolgen”.
Geografische streefdoelen
De instrumenten voor extern optreden van de EU dragen bij aan deze actie. De beschikbare begroting is verdeeld over verschillende regio’s met begrotingsportefeuilles van verschillende omvang. Meer informatie over de beschikbare bedragen per begrotingsportefeuille wordt gepubliceerd op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).
Afrika ten zuiden van de Sahara: voorrang zal worden gegeven aan de minst ontwikkelde landen in deze regio; bijzondere nadruk wordt ook gelegd op landen met migratieprioriteit 6 ; geen enkel land zal meer dan 8 % van de voor deze regio voorziene financiering ontvangen.
Als algemene regel en binnen de grenzen van de bestaande nationale en Europese rechtskaders geldt dat de resultaten beschikbaar moeten worden gesteld als open leermiddelen alsook op relevante platforms van beroepsverenigingen, sectorverenigingen of bevoegde autoriteiten. Het voorstel beschrijft hoe geproduceerde gegevens, materiaal, documenten en audiovisuele en sociale media-activiteiten vrij toegankelijk worden gemaakt en gepromoot onder open licenties zonder dat er onevenredige beperkingen worden opgelegd.
Wat zijn de financieringsregels?
Deze actie volgt een financieringsmodel op basis van vaste bedragen. Het bedrag van de afzonderlijke vaste bijdrage wordt voor elke subsidie bepaald op basis van het geraamde budget van de door de aanvrager voorgestelde actie. De subsidieautoriteit stelt het vaste bedrag van elke subsidie vast op basis van het voorstel, het evaluatieresultaat, de financieringspercentages en het maximale subsidiebedrag zoals vastgesteld in de oproep.
De EU-subsidie per project bedraagt maximaal 500 000 EUR, waarbij de maximale investering voor organisaties per deelnemer 200 EUR bedraagt (d.w.z. een project van 500 000 EUR zou minstens 2 500 deelnemers moeten bereiken). De toegekende subsidie kan lager zijn dan het gevraagde bedrag.
Hoe wordt het vaste bedrag voor het project vastgesteld?
Aanvragers moeten in het aanvraagformulier een gedetailleerde begrotingstabel invullen, rekening houdend met de volgende punten:
- Het budget moet worden beschreven zoals vereist door de begunstigden en worden onderverdeeld in samenhangende werkpakketten (bijvoorbeeld “projectbeheer”, “opleiding”, “organisatie van evenementen”, “voorbereiding en uitvoering van de mobiliteit”, “communicatie en verspreiding”, “kwaliteitsborging” enz.).
- In het voorstel moeten de activiteiten worden beschreven die elk werkpakket behelst.
- Aanvragers moeten in hun voorstel een uitsplitsing geven van de geraamde kosten, met het aandeel per werkpakket (en, binnen elk werkpakket, het aandeel dat aan elke begunstigde en gelieerde entiteit is toegewezen).
- De beschreven kosten kunnen personeelskosten, reis- en verblijfkosten, kosten voor uitrusting en uitbesteding of andere kosten zijn (bijvoorbeeld voor de verspreiding van informatie, publicatie of vertaling).
De voorstellen zullen worden geëvalueerd aan de hand van de standaardevaluatieprocedures met de hulp van interne en/of externe deskundigen. De deskundigen beoordelen de kwaliteit van de voorstellen aan de hand van de in de oproep vastgestelde vereisten en de verwachte gevolgen, kwaliteit en efficiëntie van de actie.
Na de evaluatie van het voorstel stelt de ordonnateur de hoogte van het vaste bedrag vast, rekening houdend met de bevindingen van de verrichte beoordeling. Het vaste bedrag wordt beperkt tot een maximum van 95 % van de geraamde begroting, zoals vastgesteld na de evaluatie.
De subsidieparameters (maximaal subsidiebedrag, financieringspercentage, totale subsidiabele kosten enz.) worden vastgesteld in de subsidieovereenkomst. Financiële steun aan derden is niet toegestaan. Kosten van vrijwilligers en kmo’s zijn toegestaan. Zie deel C van deze gids onder “Subsidiabele directe kosten”. Het voorstel moet de kosten omvatten van twee vergaderingen (maximaal twee personen per aanvraag) per jaar die door of op initiatief van de Europese Commissie worden georganiseerd.
De verwezenlijkingen van het project worden geëvalueerd aan de hand van de resultaten van het afgeronde project. Door die financieringsregeling kan meer nadruk worden gelegd op de resultaten dan op de inbreng, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit en de mate waarin meetbare doelstellingen zijn verwezenlijkt.
Nadere gegevens zijn opgenomen in de modelsubsidieovereenkomst die te vinden is op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).
- 1 Zachte vaardigheden omvatten het vermogen om kritisch te denken, nieuwsgierig en creatief te zijn, initiatief te nemen, problemen op te lossen en samen te werken, efficiënt te communiceren in een multiculturele en interdisciplinaire omgeving, zich aan te passen aan de context, en om te gaan met stress en onzekerheid. Deze vaardigheden maken deel uit van de sleutelcompetenties die worden geschetst in de aanbeveling van de Raad inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1). ↩ back
- 2 Jeugdwerkers zijn personen die beroepsmatig of op vrijwillige basis betrokken zijn bij niet-formeel leren en jongeren begeleiden bij hun persoonlijke sociaalpedagogische en professionele ontwikkeling. ↩ back
- 3 https://ec.europa.eu/info/law/law-topic/data-protection/eu-data-protection-rules_nl ↩ back
- 4 Dit zijn alle openbare of particuliere organisaties die buiten de formele context met of voor jongeren werken. Het kan bijvoorbeeld gaan om: organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk, niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), met inbegrip van Europese jeugd-ngo’s; nationale jeugdraden; lokale, regionale of nationale overheidsinstanties; onderwijs- of onderzoeksinstellingen; of stichtingen. ↩ back
- 5 Volgens de lijst met de minst ontwikkelde landen die is opgesteld door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO: DAC-List-of-ODA-Recipients-for-reporting-2022-23-flows.pdf (oecd.org) ↩ back
- 6 De volgende niet met het programma geassocieerde derde landen zijn prioritair in termen van migratie: Burkina Faso, Burundi, Ethiopië, Gambia, Guinee, Ivoorkust, Mali, Mauritanië, Niger, Nigeria, Senegal, Sudan, Zuid-Afrika, Zuid-Sudan. ↩ back