Skip to main content

Erasmus+ Programme Guide

The essential guide to understanding Erasmus+

Erasmus+ Programmagids 2025

Deze webpagina geeft nog geen weergave van de inhoud van de programmagids van Erasmus+ 2025.

Maar u kunt de volledige gids voor 2025 in de door u gekozen taal in pdf-formaat downloaden.

Virtuele Uitwisselingen in het hoger onderwijs en in jeugdzaken

Virtuele-uitwisselingsprojecten zijn online activiteiten tussen mensen waarmee de interculturele dialoog en de ontwikkeling van zachte vaardigheden worden bevorderd. Dankzij deze uitwisselingen kan elke jongere toegang krijgen tot internationaal en intercultureel onderwijs van hoge kwaliteit zonder fysieke mobiliteit. Virtuele debatten of virtuele opleidingen kunnen de voordelen van fysieke mobiliteit weliswaar niet volledig vervangen, maar deelnemers aan virtuele uitwisselingen kunnen wel profiteren van enkele voordelen van internationale onderwijservaringen. Digitale platforms zijn een waardevol instrument waarmee de wereldwijde beperkingen op de mobiliteit ten gevolge van de COVID‑19-pandemie gedeeltelijk kunnen worden opgevangen. Virtuele uitwisselingen helpen ook de Europese waarden te verspreiden. Bovendien kunnen virtuele uitwisselingen in sommige gevallen ideeën opleveren en het pad effenen voor toekomstige fysieke uitwisselingen die niet in het kader van deze actie worden gefinancierd.

Virtuele uitwisselingen vinden plaats in kleine groepen en worden altijd geleid door een daartoe opgeleide faciliterende medewerker. Ze moeten gemakkelijk kunnen worden geïntegreerd in (niet-formele onderwijs-)projecten voor jongeren of in cursussen van het hoger onderwijs. Virtuele uitwisselingen kunnen deelnemers uit beide sectoren aantrekken, ook als daarbij, afhankelijk van specifieke projecten, deelnemers betrokken zijn uit een van de sectoren, of uit beide sectoren. Bij alle projecten in het kader van deze oproep zullen organisaties en deelnemers betrokken zijn die afkomstig zijn uit EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen, en uit niet met het programma geassocieerde derde landen in in aanmerking komende regio’s. 

Doelstellingen van de actie

De actie is erop gericht:

  • de interculturele dialoog met niet met het programma geassocieerde derde landen aan te moedigen en de verdraagzaamheid te vergroten via persoonlijke online contacten, op basis van digitale, op jongeren gerichte technologieën;
  • verschillende soorten virtuele uitwisseling te bevorderen als aanvulling op de fysieke mobiliteit in het kader van Erasmus+, zodat meer jongeren kunnen profiteren van een interculturele en internationale ervaring;
  • het kritisch denkvermogen en de mediageletterdheid te verbeteren, met name bij het gebruik van internet en sociale media, om discriminatie, indoctrinatie, polarisatie en gewelddadige radicalisering te bestrijden;
  • de digitale en zachte vaardigheden1 van studenten, jongeren en jeugdwerkers2 te ontwikkelen, onder meer door het gebruik van vreemde talen en teamwork, met name om de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt te verbeteren;
  • burgerschap en de gemeenschappelijke waarden vrijheid, verdraagzaamheid en non-discriminatie te bevorderen via het onderwijs;
  • de jongerendimensie in de betrekkingen van de EU met derde landen te versterken.

Themagebieden/specifieke doelstellingen

De virtuele uitwisselingen moeten worden georganiseerd op een of meer van de volgende themagebieden, die aansluiten bij de prioriteiten van het Erasmus+-programma:

  • inclusie en diversiteit; 
  • digitale transformatie;
  • milieu en bestrijding van klimaatverandering:
  • deelname aan het democratische proces, gemeenschappelijke waarden en maatschappelijke betrokkenheid.

Aangezien virtuele uitwisselingen voortkomen uit een bottom-upinitiatief, staat het deelnemende organisaties binnen dit brede kader vrij de thema’s te kiezen die zij wensen te belichten, maar de voorstellen moeten aantonen welke effecten zij naar verwachting zullen hebben in verband met een of meer van de bovenstaande doelstellingen (zie ook het deel “Verwachte gevolgen” hieronder). Indien nodig moeten genderaspecten in aanmerking worden genomen, naar gelang van de reikwijdte en thema’s van het project (bv. door in de opleidingen aspecten in verband met genderbewustzijn op te nemen). Bijzondere aandacht moet gaan naar de inclusie van sociaal en economisch kwetsbare mensen en personen die niet in staat zijn fysieke mobiliteit aan te vragen.

Activiteiten

De projecten zullen worden gefinancierd op basis van werkplannen waarin een brede waaier van online samenwerkingsactiviteiten is opgenomen, met onder meer:

  • online gefaciliteerde discussies tussen jongeren van jongerenorganisaties in verschillende landen, als onderdeel van jongerenprojecten. Deze kunnen simulaties met rollenspelen inhouden;
  • opleiding voor jeugdwerkers die bereid zijn een virtuele-uitwisselingsproject te ontwikkelen met collega’s uit andere landen;
  • online gefaciliteerde discussies tussen studenten van instellingen voor hoger onderwijs in verschillende landen, als onderdeel van een graad in het hoger onderwijs;
  • opleiding voor universiteitsprofessoren/-medewerkers die bereid zijn een virtuele-uitwisselingsproject te ontwikkelen met collega’s uit andere landen;
  • interactieve open onlinecursussen waarin traditionele cursusmaterialen zijn opgenomen, zoals gefilmde colleges, lezingen en probleemstellingen (zoals de bekende open onlinecursussen voor een groot publiek (Massive Open Online Courses; MOOC’s), maar met de klemtoon op interactieve gebruikersfora in kleine groepen om de interactie tussen studenten, professoren, onderwijsassistenten, jongeren en jeugdwerkers te ondersteunen).

Een project opzetten

Alle virtuele-uitwisselingsprojecten moeten:

  • worden geleid door daartoe opgeleide faciliterende medewerkers;
  • veilig en beschermend zijn vanuit het oogpunt van de deelnemers en gastheren, in volledige overeenstemming met de EU-regels voor gegevensbescherming3 ;
  • politiek deugdelijk en cultureel relevant zijn: virtuele-uitwisselingsactiviteiten moeten stevig zijn ingebed in de jeugdsector en in de sector van het hoger onderwijs en up-to-date zijn met de online en offline jongerencultuur in de deelnemende landen;
  • open en toegankelijk zijn op het niveau van gebruikerservaring en -interactie. De registratie en de interacties met collega’s, faciliterende medewerkers, beheerders en andere belanghebbenden moeten duidelijk en eenvoudig zijn;
  • voornamelijk synchroon zijn, met mogelijk asynchrone onderdelen (bv. lezingen, video’s);
  • tot slot, voorzien in een methode voor de erkenning van de deelname en de leerresultaten voor jongeren aan het einde van de uitwisseling.

Deelnemende organisaties moeten virtuele uitwisselingen organiseren voor jongeren van 13 tot 30 jaar. Als bij een project jongeren onder 18 jaar betrokken zijn, moeten de deelnemende organisaties vooraf toestemming krijgen van hun ouders of van de personen die namens hen optreden. Individuele deelnemers moeten zich bevinden in de landen van de organisaties die aan het project deelnemen.

Voor de uitvoering van de activiteiten moet bij de projecten zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van bestaande instrumenten en platforms.

Subsidiabiliteitscriteria

Om in aanmerking te komen voor een Erasmus+-subsidie, moeten projectvoorstellen voor virtuele uitwisselingen in het hoger onderwijs en in jeugdzaken aan de volgende criteria voldoen:

In aanmerking komende deelnemende organisaties (Wie kan een aanvraag indienen?)

De aanvragers (begunstigden en eventuele gelieerde entiteiten) moeten juridische entiteiten (publieke of particuliere organisaties) zijn en kunnen onder de volgende categorieën vallen:

  • entiteiten die actief zijn op het gebied van hoger onderwijs of jeugdzaken (niet-formeel onderwijs);
  • jongerenorganisaties4 ;
  • instellingen voor hoger onderwijs, verenigingen of organisaties van instellingen voor hoger onderwijs, evenals wettelijk erkende nationale of internationale organisaties van rectoren, leerkrachten of studenten.

Deze entiteiten moeten in een van de begunstigde landen zijn gevestigd, namelijk:

  • een lidstaat van de Europese Unie,
  • een met het programma geassocieerd derde land, of
  • een niet met het programma geassocieerd derde land uit een in aanmerking komende regio. De in aanmerking komende regio’s die onder deze actie vallen zijn de regio’s 1, 2, 3 en 9 (zie deel A van deze gids onder “Begunstigde landen”). Elk projectvoorstel moet organisaties en deelnemers betrekken die uitsluitend afkomstig zijn uit een van de in aanmerking komende regio’s van niet met het programma geassocieerde derde landen.

De coördinerende organisatie moet een jongerenorganisatie of een instelling voor hoger onderwijs zijn en moet wettelijk gevestigd zijn en zich bevinden in een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land. De coördinerende organisatie dient de aanvraag in namens alle deelnemende organisaties die betrokken zijn bij het project. Zij mag geen gelieerde entiteit zijn.

Andere entiteiten kunnen deelnemen in andere consortiumrollen, zoals geassocieerde partners.

Samenstelling van het consortium (Aantal deelnemende organisaties en profiel daarvan)

Er moeten voorstellen worden ingediend door een consortium van ten minste vier aanvragers (begunstigden, niet-gelieerde entiteiten), dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

  • Minstens vier onafhankelijke entiteiten (niet-gelieerde entiteiten) uit vier verschillende begunstigde landen;
  • Minstens twee instellingen voor hoger onderwijs of jongerenorganisaties uit twee EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen en twee instellingen voor hoger onderwijs of jongerenorganisaties uit twee in aanmerking komende niet met het programma geassocieerde derde landen die tot dezelfde in aanmerking komende regio behoren;
  • Het aantal organisaties uit EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen mag niet hoger zijn dan het aantal organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen.
  • Alleen begunstigen tellen mee (en niet gelieerde entiteiten) voor de samenstelling van het consortium.

Geassocieerde partners tellen niet mee voor de samenstelling van het consortium.

Geografische locatie (locatie van de activiteiten)

De activiteiten moeten plaatsvinden in de landen van de deelnemende organisaties.

Duur van het project

Projecten moeten normaal gesproken 36 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk, indien deze naar behoren en via een wijziging van de subsidieovereenkomst worden gemotiveerd).

Waar aanvragen?

Bij het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA) via het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

Oproep-ID: ERASMUS-EDU-2024-VIRT-EXCH

Alvorens een aanvraag in te dienen, zie de FAQ’s op het FTOP.

Wanneer aanvragen?

Subsidieaanvragen moeten uiterlijk op 25 april om 17:00:00 uur (Belgische tijd) worden ingediend.

Aanvragende organisaties worden getoetst aan de relevante uitsluitings- en selectiecriteria. Zie deel C van deze gids voor meer informatie.

Toekenningscriteria

Relevantie van het project (maximaal 30 punten)

  • Relevantie: De aanvraag is relevant voor de gekozen algemene en specifieke doelstellingen van de oproep. Zij is in overeenstemming met de eisen van de oproep en wordt duidelijk toegelicht. De aanvraag heeft betrekking op de voor deze oproep vastgestelde themagebieden.
  • Waarden van de EU: de aanvraag is relevant voor de eerbiediging en bevordering van gedeelde EU-waarden, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, en de bestrijding van elke vorm van discriminatie.
  • Behoefteanalyse: de aanvraag is gebaseerd op een adequate analyse van de uitdagingen en behoeften; de verschillende behoeften van de verschillende partners zijn in kaart gebracht en terdege in aanmerking genomen.
  • Samenhang: de verschillende onderdelen van de aanvraag zijn coherent en consistent. De doelstellingen van de aanvraag zijn duidelijk gedefinieerd, zijn realistisch en zijn relevant voor de deelnemende organisaties en doelgroepen.
  • Activiteiten: de virtuele uitwisselingen zijn duidelijk gedefinieerd en bevorderen de interculturele dialoog en de ontwikkeling van zachte vaardigheden, en dragen in de eerste plaats bij aan de onderwijs-, beroeps- en/of persoonlijke ontwikkeling van deelnemers uit niet met het programma geassocieerde derde landen. Er wordt bewijs geleverd van de doeltreffendheid van de voorgestelde aanpak voor de virtuele uitwisselingen.
  • Opschaling: in de aanvraag wordt aangetoond dat het mogelijk is de praktijk(en) op te schalen naar verschillende niveaus (bv. lokaal, regionaal, nationaal, EU) en dat zij naar verschillende sectoren kan/kunnen worden overgedragen. De opschaling zal waarschijnlijk niet alleen effect sorteren op het niveau van de verschillende partnerorganisaties, maar ook op systeem- en/of beleidsniveau. Het voorstel bevat de mogelijkheid om wederzijds vertrouwen te ontwikkelen en grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen.
  • Europese meerwaarde: de aanvraag betekent een meerwaarde op EU-niveau, aan de hand van resultaten die op nationaal niveau alleen niet zouden kunnen worden behaald, en het is mogelijk de resultaten over te dragen naar landen die niet bij het project betrokken zijn. De projectresultaten kunnen dienen als input voor relevante EU-beleidsagenda’s. 

Kwaliteit van projectontwerp en ‑uitvoering (maximaal 30 punten)

  • Samenhang: Het ontwerp van het gehele project garandeert de consistentie tussen de projectdoelstellingen, methodologie, activiteiten en het voorgestelde budget. De aanvraag vormt een samenhangend en alomvattend geheel van passende activiteiten om te voorzien in de onderkende behoeften en de verwachte resultaten te bewerkstelligen.
  • Methodologie: de kwaliteit en haalbaarheid van de voorgestelde methode en de geschiktheid ervan om de vastgestelde behoeften aan te pakken, met inbegrip van die van de verschillende partners. Er is een duidelijk concept ontwikkeld over de manier waarop deze verschillende behoeften zullen worden beheerd. De gekozen pedagogische benadering(en) is/zijn eveneens afgestemd op deze verschillende behoeften.
  • Leerresultaten: de leerresultaten worden geëvalueerd en erkend (bv. Youthpass). Leerresultaten zijn duidelijk omschreven voordat de virtuele-uitwisselingsactiviteit plaatsvindt en worden na elke activiteit gemeten, de voortgang wordt geregistreerd en de verwezenlijkingen worden erkend.
  • Werkplan: de kwaliteit en doeltreffendheid van het werkplan zijn duidelijk en bestrijken alle projectfasen.
  • Beheer: het plan in verband met het projectbeheer is degelijk en er zijn toereikende middelen toegewezen voor de verschillende taken. Tijdschema’s, organisatie, taken en verantwoordelijkheden zijn nauwkeurig omschreven en realistisch.
  • Begroting: De begroting laat een gunstige kosten-batenverhouding zien. Er is samenhang tussen de taken, rollen en financiële middelen die aan de partners zijn toegewezen. De regelingen voor het financieel beheer zijn duidelijk en passend.
  • Evaluatie: specifieke maatregelen voor het toezicht op processen en beoogde resultaten (d.w.z. resultaatindicatoren en verificatiemiddelen) waarborgen een projectuitvoering van hoge kwaliteit. Er is een duidelijk kwaliteitsborgingsplan dat ook het projectbeheer adequaat bestrijkt. De monitoringstrategie omvat risico-identificatie en een actieplan voor risicobeperking.

Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen (maximaal 20 punten)

  • Samenstelling: met het partnerschap kunnen de doelstellingen van het project volledig worden behaald. Het consortium beschikt over alle nodige vaardigheden, expertise en ervaring op de gebieden waarover het project handelt. Toereikende toewijzing van tijd en input van de partners is gewaarborgd. De vaardigheden en competenties van de partners vullen elkaar aan.
  • Inzet: elke deelnemende organisatie bewijst zich volledig in te zetten volgens haar capaciteiten en specifieke gebied van expertise.
  • Samenwerking: de samenwerkingsregelingen zijn evenwichtig. Er worden doeltreffende mechanismen voorgesteld om coördinatie, besluitvorming en communicatie te waarborgen tussen de deelnemende organisaties, de belanghebbenden en andere relevante partijen.

Gevolgen (maximaal 20 punten)

  • Verspreiding: tijdens de projectcyclus worden de relevante doelgroepen, de algemene belanghebbenden en het publiek bereikt aan de hand van een duidelijke strategie voor bewustmaking, verspreiding en communicatie. Deze strategie omvat plannen om de eventueel geproduceerde materialen toegankelijk te maken via open licenties.
  • Benutting: in de aanvraag wordt aangetoond dat de geselecteerde virtuele-uitwisselingsbenadering(en) met succes kan/kunnen worden verspreid, dat zij bredere effecten kan/kunnen sorteren en systeemverandering kan/kunnen beïnvloeden. De benuttingsaanpak wordt duidelijk beschreven en de voorgestelde maatregelen om de projectresultaten te benutten zijn mogelijk doeltreffend.
  • Gevolgen: het voorspelbare effect, met name voor de aangewezen doelgroepen, is duidelijk bepaald en er zijn maatregelen genomen om te waarborgen dat het effect kan worden gerealiseerd en geëvalueerd. De resultaten van de activiteiten zullen waarschijnlijk aanzienlijk zijn. De projectresultaten hebben het potentieel om langdurige veranderingen, verbeteringen of ontwikkelingen te ondersteunen die ten goede komen aan de betrokken doelgroepen en systemen. In de aanvraag wordt ook uitgelegd hoe de leereffecten (leerresultaten) aan de hand van de virtuele uitwisseling zullen worden geëvalueerd zodat ook voor onderwijs- en leerprocessen aan de hand van virtuele uitwisselingen die verder reiken dan het project (op gegevens gebaseerde) deugdelijke aanbevelingen kunnen worden verstrekt om deze te verbeteren.
  • Duurzaamheid: de aanvraag voorziet in passende maatregelen en middelen om ervoor te zorgen dat de resultaten en de voordelen van het project blijven duren na afloop van het project.

De voorstellen moeten een minimumscore van 60 punten behalen om voor financiële steun in aanmerking te komen. Bovendien moeten de voorstellen een score behalen van minstens de helft van het maximumaantal punten in elke categorie van de hierboven vermelde toekenningscriteria (dat wil zeggen ten minste 15 punten voor de categorieën “Relevantie van het project” en “Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering”; 10 punten voor de categorieën “Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen” en “Gevolgen”).

Bij een ex aequo tussen voorstellen wordt voorrang gegeven aan de scores die zijn behaald voor het toekenningscriterium “Relevantie”. Wanneer deze scores gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Kwaliteit van het projectontwerp en -uitvoering”. Wanneer de scores opnieuw gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Gevolgen”.

Als dit het niet mogelijk maakt de voorrang te bepalen, kan verdere voorrang worden verleend door rekening te houden met de totale projectportefeuille en de totstandbrenging van positieve synergieën tussen projecten, of met andere factoren die verband houden met de doelstellingen van de oproep. Deze factoren worden in het verslag van het panel gedocumenteerd.

Verwachte gevolgen

Met de activiteiten en resultaten van de verschillende projecten wordt gestreefd naar positieve effecten in verband met de doelstellingen van de oproep die weliswaar zullen variëren volgens de specifieke kenmerken van de projecten, maar wel nauw verband moeten houden met de leerdimensie van de virtuele uitwisselingen.

Elk projectvoorstel moet informatie bevatten over deze verwachte effecten. Aanvragers worden ertoe aangespoord te voorzien in feedback van de deelnemende personen en organisaties, met name betreffende de waarde van de leerresultaten, wanneer zij verslag uitbrengen over de gevolgen van de projecten.

Geografische streefdoelen

De instrumenten voor extern optreden van de EU dragen bij aan deze actie. De beschikbare begroting is verdeeld over verschillende regio’s met begrotingsportefeuilles van verschillende omvang. Meer informatie over de beschikbare bedragen per begrotingsportefeuille wordt gepubliceerd op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

Afrika ten zuiden van de Sahara: Aanvragers worden aangemoedigd voorrang te geven aan de minst ontwikkelde landen5 in deze regio en bijzondere nadruk te leggen op landen met migratieprioriteit6 ; geen enkel land zal meer dan 8 % van de voor deze regio voorziene financiering ontvangen. Aanvragers worden er ook toe aangespoord deelnemers uit een breed scala aan landen bij hun voorstel te betrekken, met inbegrip van partners die minder ervaring hebben met Erasmus+.

Als algemene regel en binnen de grenzen van de bestaande nationale en Europese rechtskaders geldt dat de resultaten beschikbaar moeten worden gesteld als open leermiddelen alsook op relevante platforms van beroepsverenigingen, sectorverenigingen of bevoegde autoriteiten. In het voorstel wordt beschreven hoe geproduceerde gegevens, materiaal, documenten en audiovisuele en sociale media-activiteiten vrij toegankelijk worden gemaakt en gepromoot onder open licenties zonder dat er onevenredige beperkingen worden opgelegd.

Wat zijn de financieringsregels?

Deze actie volgt een financieringsmodel op basis van vaste bedragen. Het bedrag van de afzonderlijke vaste bijdrage wordt voor elke subsidie bepaald op basis van het geraamde budget van de door de aanvrager voorgestelde actie. Het bedrag wordt door de subsidieautoriteit vastgesteld op basis van het geraamde projectbudget, het evaluatieresultaat en een financieringspercentage van 95 %.

De EU-subsidie per project bedraagt maximaal 500 000 EUR, waarbij de maximale investering voor organisaties per deelnemer 200 EUR bedraagt (d.w.z. een project van 500 000 EUR zou minstens 2 500 deelnemers moeten bereiken).De toegekende subsidie kan lager zijn dan het gevraagde bedrag.

Financiële steun aan derden in de vorm van subsidies of prijzen is niet toegestaan.

Vrijwilligerskosten zijn toegestaan. Zij moeten de vorm aannemen van eenheidskosten zoals gedefinieerd in het besluit van de Commissie inzake eenheidskosten voor vrijwilligers7 .

Eenheidskosten van kmo’s voor kmo-eigenaren zijn toegestaan. Zij moeten de vorm aannemen van eenheidskosten zoals gedefinieerd in het besluit van de Commissie inzake eenheidskosten voor kmo-eigenaren8

Hoe wordt het vaste bedrag voor het project vastgesteld?

Aanvragers moeten overeenkomstig het aanvraagformulier een gedetailleerde begrotingstabel invullen, rekening houdend met de volgende punten:

  1. Het budget moet worden beschreven zoals vereist door de begunstigden en worden onderverdeeld in samenhangende werkpakketten (bijvoorbeeld “projectbeheer”, “opleiding”, “organisatie van evenementen”, “voorbereiding en uitvoering van mobiliteit”, “communicatie en verspreiding”, “kwaliteitsborging” enz.).
  2. In het voorstel moeten de activiteiten worden beschreven die elk werkpakket behelst.
  3. Aanvragers moeten in hun voorstel een uitsplitsing geven van het vaste bedrag, met het aandeel per werkpakket (en, binnen elk werkpakket, het aandeel dat aan elke begunstigde en gelieerde entiteit is toegewezen).
  4. De beschreven kosten kunnen personeelskosten, reis- en verblijfkosten, kosten voor uitrusting en uitbesteding of andere kosten zijn (bijvoorbeeld voor de verspreiding van informatie, publicatie of vertaling).

De voorstellen zullen worden geëvalueerd aan de hand van de standaardevaluatieprocedures met de hulp van interne en/of externe deskundigen. De deskundigen beoordelen de kwaliteit van de voorstellen aan de hand van de in de oproep vastgestelde vereisten en de verwachte gevolgen, kwaliteit en efficiëntie van de actie.

Na de evaluatie van het voorstel stelt de ordonnateur de hoogte van het vaste bedrag vast, rekening houdend met de bevindingen van de verrichte beoordeling.

De subsidieparameters (maximaal subsidiebedrag, financieringspercentage, totale subsidiabele kosten enz.) worden vastgesteld in de subsidieovereenkomst. Zie deel C van deze programmagids onder “Subsidiabele directe kosten”.

De verwezenlijkingen van het project worden geëvalueerd aan de hand van de resultaten van het afgeronde project. Door die financieringsregeling is het mogelijk meer nadruk te leggen op de resultaten dan op de inbreng, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit en de mate waarin de meetbare doelstellingen zijn verwezenlijkt.

Nadere gegevens zijn opgenomen in de modelsubsidieovereenkomst die te vinden is op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

  1. Zachte vaardigheden omvatten het vermogen om kritisch te denken, nieuwsgierig en creatief te zijn, initiatief te nemen, problemen op te lossen en samen te werken, efficiënt te communiceren in een multiculturele en interdisciplinaire omgeving, zich aan te passen aan de context, en om te gaan met stress en onzekerheid. Deze vaardigheden maken deel uit van de sleutelcompetenties die worden geschetst in de aanbeveling van de Raad inzake sleutelcompetenties voor een leven lang leren (PB C 189 van 4.6.2018, blz. 1). ↩ back
  2. Jeugdwerkers zijn personen die beroepsmatig of op vrijwillige basis betrokken zijn bij niet-formeel leren en jongeren begeleiden bij hun persoonlijke sociaalpedagogische en professionele ontwikkeling. ↩ back
  3. https://ec.europa.eu/info/law/law-topic/data-protection/eu-data-protection-rules_nl ↩ back
  4. Dit zijn alle openbare of particuliere organisaties die buiten de formele context met of voor jongeren werken. Het kan bijvoorbeeld gaan om: organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk, niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), met inbegrip van Europese jeugd-ngo’s; nationale jeugdraden; lokale, regionale of nationale overheidsinstanties; onderwijs- of onderzoeksinstellingen; of stichtingen. ↩ back
  5. Volgens de lijst met de minst ontwikkelde landen die is opgesteld door de Commissie voor ontwikkelingsbijstand van de OESO: https://www.oecd.org/dac/financing-sustainable-development/development-finance-standards/DAC-List-of-ODA-Recipients-for-reporting-2024-25-flows.pdf. ↩ back
  6. De volgende niet met het programma geassocieerde derde landen zijn prioritair in termen van migratie: Burkina Faso, Burundi, Ethiopië, Gambia, Guinee, Ivoorkust, Mali, Mauritanië, Niger, Nigeria, Senegal, Sudan, Zuid-Afrika, Zuid-Sudan. ↩ back
  7. https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/opportunities/docs/2021-2027/common/guidance/unit-cost-decision-volunteers_en.pdf ↩ back
  8. unit-cost-decision-sme-owners-natural-persons_en.pdf (europa.eu). ↩ back