Skip to main content

Erasmus+

EU programme for education, training, youth and sport
Doorzoek de gids

Capaciteitsopbouw op Het Gebied van hoger onderwijs

De actie Capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs ondersteunt internationale samenwerkingsprojecten op basis van multilaterale partnerschappen tussen organisaties die actief zijn op het gebied van hoger onderwijs. De activiteiten en resultaten van projecten inzake capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs moeten erop gericht zijn de in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen en hun instellingen en stelsels voor hoger onderwijs ten goede te komen. In overeenstemming met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) en de Overeenkomst van Parijs worden met deze actie de relevantie, kwaliteit, modernisering en ontvankelijkheid van het hoger onderwijs in niet met het programma geassocieerde derde landen ondersteund voor sociaal-economisch herstel, groei en welvaart, en in reactie op recente trends, met name de economische mondialisering, maar ook op de recente afname van menselijke ontwikkeling, kwetsbaarheid en toenemende sociale, economische en ecologische ongelijkheden.

Doelstellingen van de actie

In niet met het programma geassocieerde derde landen zal de actie specifiek:

  • de kwaliteit van het hoger onderwijs verbeteren en de relevantie ervan voor de arbeidsmarkt en de samenleving vergroten;
  • het niveau van competenties, vaardigheden en het inzetbaarheidspotentieel van studenten in IHO’s verbeteren door nieuwe, relevante en innovatieve onderwijsprogramma’s te ontwikkelen;
  • inclusief onderwijs, gelijkheid, kansengelijkheid, non-discriminatie en het bevorderen van burgerschapscompetenties bevorderen in het hoger onderwijs;
  • de onderwijs- en beoordelingsmechanismen voor het personeel en de studenten van IHO’s, kwaliteitsborging, management, bestuur, inclusie, innovatie, kennisbasis, digitale en ondernemerscapaciteiten, alsook de internationalisering van IHO’s verbeteren;
  • de capaciteit van IHO’s, instanties die belast zijn met hoger onderwijs en de bevoegde autoriteiten vergroten, om hun stelsels voor hoger onderwijs te moderniseren, met name op het gebied van bestuur en financiering, door de vaststelling, uitvoering en monitoring van hervormingsprocessen te ondersteunen;
  • de opleiding van leerkrachten en bij- en nascholing verbeteren om invloed uit te oefenen op de kwaliteit op langere termijn van het onderwijsstelsel;
  • het stimuleren van samenwerking tussen instellingen, capaciteitsopbouw en de uitwisseling van goede praktijken;
  • het stimuleren van samenwerking tussen verschillende regio’s in de wereld via gezamenlijke initiatieven.

Verwachte gevolgen

  • in gemoderniseerde IHO’s zal niet alleen kennis worden overgedragen, maar zal ook economische en sociale waarde worden gecreëerd door de overdracht van hun onderwijs- en onderzoeksresultaten aan de gemeenschap/het land;
  • betere toegang tot en hogere kwaliteit van het hoger onderwijs, met name voor kansarmen en mensen in de armste landen in de verschillende regio’s;
  • meer deelname van IHO’s in afgelegen gebieden;
  • governance voor efficiënte en doeltreffende beleidsvorming en beleidsuitvoering op het gebied van het hoger onderwijs;
  • regionale integratie en totstandbrenging van vergelijkbare erkenning, kwaliteitsborgingsinstrumenten ter ondersteuning van academische samenwerking, mobiliteit voor studenten, personeel en onderzoekers;
  • een sterkere band en samenwerking met de particuliere sector, met bevordering van innovatie en ondernemerschap;
  • afstemming van de academische wereld op de arbeidsmarkt om de inzetbaarheid van studenten te vergroten;
  • meer zin voor initiatief en ondernemerschap onder studenten;
  • een hoger niveau van digitale competentie voor studenten en personeel;
  • institutionele verantwoordelijkheid voor de resultaten van capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs, waardoor de duurzaamheid wordt gewaarborgd;
  • nationale verantwoordelijkheid door het experimenteren met en horizontaal toepassen van positieve en beste praktijken op het gebied van hoger onderwijs;
  • verbeterd vermogen en vakmanschap om te functioneren op internationaal niveau: verbeterde managementvaardigheden en internationaliseringsstrategieën.

Prioriteiten van de actie

De actie zal naar verwachting bijdragen tot de volgende prioriteiten:

Green Deal

Stelsels voor hoger onderwijs zijn van cruciaal belang voor de ondersteuning van de Green Deal, via de ontwikkeling van kennis, competenties, vaardigheden en waarden, en kunnen een ingrijpende verandering in het gedrag van mensen mogelijk maken. In deze context zal voorrang worden gegeven aan projecten die erop gericht zijn:

  • de modernisering van economieën te ondersteunen en ze concurrerender en innovatiever te maken, en tegelijkertijd te zorgen voor een rechtvaardige groene transitie, waarbij groene banen worden gestimuleerd en de weg wordt vrijgemaakt voor een klimaatneutrale samenleving; met een gendertransformatieve aanpak, die niet uitsluitend gericht is op door mannen gedomineerde gebieden,
  • passende antwoorden te bieden op milieu-uitdagingen, met inbegrip van stedelijke en plattelandsontwikkeling, groene en efficiënte energie, gezondheid, water- en afvalbeheer, duurzaam vervoer, woestijnvorming, verlies van biodiversiteit en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, waarbij de waardeketens van agrovoedingsmiddelen op nationaal en regionaal niveau worden versterkt;
  • het klimaatbewustzijn, de duurzaamheid en de veerkracht van het klimaat in alle sectoren van de samenleving en de economie te vergroten; 
  • de transitie naar een rechtvaardige groene en circulaire economie te versnellen en regionale en transregionale milieu-uitdagingen aan te pakken, met name door de banden met de particuliere sector te versterken en door de kennis en groene vaardigheden te verbeteren die nodig zijn voor een moderne beroepsbevolking;
  • competenties in verschillende sectoren waar duurzaamheid een rol speelt, groene sectorspecifieke curricula en methoden, te ontwikkelen, alsook toekomstgerichte curricula die beter voldoen aan de behoeften van individuen.

Digitale transformatie

De kwaliteit en inclusiviteit van het onderwijs verhogen met behulp van digitale technologieën, en lerenden tegelijkertijd in staat stellen essentiële digitale competenties en sectorspecifieke digitale vaardigheden te verwerven is van cruciaal belang voor de EU en veel landen van de wereld. Het hoger onderwijs ondervindt steeds meer invloed van de digitale transformatie, maar speelt ook een essentiële rol om de voordelen en kansen ervan te benutten en de digitale kloof aan te pakken.  In deze context zal voorrang worden gegeven aan projecten die gericht zijn op:

  • het ondersteunen van de ontwikkeling en het oppakken van digitale vaardigheden om de digitale transformatie zo alomvattend en inclusief mogelijk te maken;
  • het helpen dichten van de digitale kloof door digitale geletterdheid, digitaal ondernemerschap en gendergevoelige programma’s en strategieën te bevorderen, in het bijzonder in afgelegen en landelijke gebieden en kwetsbare gemeenschappen;
  • het ontwikkelen van connectiviteitsoplossingen die burgers mondiger maken door middel van afstandsonderwijs en onderwijsinnovaties;
  • het ondersteunen van de digitale economie en het versterken van de wetenschappelijke, technische en innovatiecapaciteit door de banden tussen onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven op het gebied van digitalisering te stimuleren, onder meer via projecten in verband met gegevensinfrastructuur, gegevensbeheer en digitalisering van kmo’s/bedrijven;
  • het verbeteren van de ecosystemen voor digitaal onderwijs, door de digitale vaardigheden en competenties van leraren en academisch personeel te versterken.

Integratie van migranten

Onderwijs- en opleidingsstelsels spelen een sleutelrol bij het aanpakken van de uitdagingen van migratie en in het ontsluiten van de voordelen ervan. Zij helpen nieuwkomers de nodige vaardigheden voor de arbeidsmarkt te verwerven en de cultuur van het gastland te leren kennen en helpen de inheemse bevolking zich open te stellen voor diversiteit en verandering. In deze context zal voorrang worden gegeven aan projecten die gericht zijn op:

  • het ondersteunen van de erkenning van graden en credentials en het bijdragen aan een regionaal studiepuntenoverdrachtsysteem om regionale ruimten voor hoger onderwijs tot stand te brengen en te zorgen voor intraregionale connectiviteit;
  • het bieden van toegang tot onderwijs aan migranten en ontheemden in de landen van opvang, waaronder taalonderwijs en beurzen;
  • het ontwikkelen van holistische ontwikkelen die tegemoetkomen aan de unieke behoeften van vluchteling-studenten en het verzekeren van de toegang tot onderwijs met sterke steun voor academische, sociale, lichamelijke en psychologische ontwikkeling.

Bestuur, vrede, veiligheid en menselijke ontwikkeling

Inzet voor de rechtsstaat, de mensenrechten en de grondrechten, gelijkheid, democratie en goed bestuur vormen de basis van stabiele, billijke en welvarende samenlevingen. Deze actie kan de basis helpen leggen voor de versterking van actief burgerschap en de opbouw van specifieke deskundigheid op deze gebieden. Projecten voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs kunnen helpen langetermijnoplossingen te vinden voor problemen van zwak bestuur in het hoger onderwijs. In deze context zal voorrang worden gegeven aan projecten die gericht zijn op het ondersteunen van academische samenwerking en initiatieven op de volgende gebieden:

  • bestuur, rechtsstaat, democratie, fundamentele waarden, bescherming van de mensenrechten en corruptiebestrijding;
  • de strijd tegen discriminatie, het bevorderen van mediageletterdheid en de rol van onafhankelijke media en het maatschappelijk middenveld;
  • vrede en veiligheid, menselijke ontwikkeling, interculturele dialoog, eerbied voor diversiteit, verdraagzaamheid, gendergelijkheid en het verbeteren van de positie van vrouwen en jongeren;
  • sociale, economische en culturele rechten, gezondheid en welzijn.

Duurzame groei en banen

Hoger onderwijs is nodig om vaardigheden op te bouwen voor leven en werk. Hoger onderwijs ondersteunt ook de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en is een voorwaarde voor duurzame groei. Een belangrijke doelstelling is het aanpakken van de bestaande discrepantie tussen de onderwijsresultaten en de eisen van de arbeidsmarkt, onder meer door de ontwikkeling van werkplekleren. In deze context zal voorrang worden gegeven aan projecten die gericht zijn op:

  • het stimuleren van het aanbod en de toepassing van STEAM-vaardigheden (wetenschap, technologie, engineering, kunst en wiskunde) — en de bijbehorende genderinclusiviteit — met koppelingen met de rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit;
  • het bevorderen van ondernemerschap onder jongeren en vrouwen, het ontwikkelen van innovatiehubs en start-ups om lokale arbeidskansen te helpen creëren en braindrain te voorkomen;
  • het versterken van de banden tussen de academische sector, het onderzoek en het bedrijfsleven om tegemoet te komen aan de huidige en de toekomstige behoeften aan vaardigheden, met name ondernemerschap, en de vaardigheden die nodig zijn voor de ontwikkeling van waardeketens op nationaal en regionaal niveau;
  • het ondersteunen van de bijscholing van jongeren;
  • het versterken van de banden met de arbeidsmarkt om het scheppen van banen, de arbeidskansen en de betrokkenheid van de particuliere sector bij de ontwikkeling van vaardigheden te bevorderen;
  • het ontwikkelen van lerarenopleidingen voor het basis- en het secundair onderwijs om de structurele oorzaken van voortijdige schoolverlaten aan te pakken en aanhoudende economische en genderongelijkheden tegen te gaan.

Voor de onderdelen 1 en 2 gelden de bovenstaande prioriteiten als volgt in elke regionale context:

  • Westelijke Balkan: de Green Deal; digitale transformatie, integratie van migranten; bestuur, vrede en veiligheid en menselijke ontwikkeling; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Oostelijk nabuurschap: de Green Deal; digitale transformatie, integratie van migranten; bestuur, vrede en veiligheid en menselijke ontwikkeling; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Zuidelijk Middellandse Zeegebied: de Green Deal; digitale transformatie, integratie van migranten; bestuur, vrede en veiligheid en menselijke ontwikkeling; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Azië: de Green Deal; digitale transformatie, bestuur, vrede en veiligheid en menselijke ontwikkeling; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Centraal-Azië: de Green Deal; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Midden-Oosten: de Green Deal; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Stille Zuidzee: de Green Deal; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Afrika ten zuiden van de Sahara: de Green Deal; digitale transformatie, integratie van migranten; bestuur, vrede en veiligheid en menselijke ontwikkeling; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Latijns-Amerika: de Green Deal; digitale transformatie, bestuur, vrede en veiligheid en menselijke ontwikkeling; duurzame groei en werkgelegenheid.
  • Caraïbisch gebied: de Green Deal; bestuur, vrede en veiligheid en menselijke ontwikkeling; duurzame groei en werkgelegenheid.

Geografische streefdoelen

Projecten voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs kunnen worden uitgevoerd als:

  • nationale projecten, d.w.z. projecten waarbij instellingen zijn betrokken uit slechts één in aanmerking komend, niet met het programma geassocieerd derde land;
  • meerlandenprojecten (regionaal) binnen één in aanmerking komende regio;
  • meerlandenprojecten binnen meer dan één in aanmerking komende regio (interregionaal). Interregionale projecten moeten betrekking hebben op prioritaire gebieden die relevant zijn voor alle betrokken regio’s, hun relevantie voor elke regio aantonen en dit rechtvaardigen door een gedetailleerde analyse van de gemeenschappelijke behoeften en doelstellingen.

De begroting van de CBHE-actie zal als volgt worden gebruikt om projecten te ondersteunen:

  • nationale en regionale projecten: indicatief 90 % van de begroting van de actie
  • interregionale projecten: indicatief 10 % van de begroting van de actie

De actie zal erop gericht zijn een thematische verscheidenheid aan projecten en toereikende geografische vertegenwoordiging binnen een regio wat betreft het aantal projecten per land te ondersteunen. Voor elke regio is een bepaald budget beschikbaar. Voor Afrika ten zuiden van de Sahara geldt dat geen enkel land meer dan 8 % van de aan de regio toegewezen financiering kan ontvangen.

Meer informatie over de beschikbare bedragen wordt gepubliceerd op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP): https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/opportunities/portal/screen/home

Projectonderdelen

Om het hoofd te bieden aan de verschillende uitdagingen in de niet met het programma geassocieerde derde landen, bestaat de actie voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs uit drie specifieke onderdelen:

Onderdeel 1 — Bevorderen van de toegang tot samenwerking in het hoger onderwijs

Dit onderdeel is bedoeld om minder ervaren IHO’s en kleinschalige actoren aan te trekken voor de actie voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs om de toegang tot nieuwkomers te vergemakkelijken1 Deze partnerschappen moeten dienen als een eerste stap voor IHO’s en organisaties met een kleinere operationele capaciteit in niet met het programma geassocieerde derde landen om toegang te krijgen tot middelen en om meer middelen te verschaffen om kansarme mensen te bereiken. Met dit onderdeel zullen kleinschalige projecten worden gefinancierd om de internationaliseringskloof tussen IHO’s uit in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen, uit hetzelfde land of dezelfde regio, te verkleinen. De projecten in het kader van dit onderdeel zullen in de eerste plaats gericht zijn op de volgende gebieden in niet met het programma geassocieerde derde landen:

  • IHO’s uit de minst ontwikkelde, niet met het programma geassocieerde derde landen;
  • IHO’s in afgelegen regio’s/gebieden Zie de definitie van “nieuwkomer” in deel D — Verklarende termenlijst.
  • nieuwkomers of minder ervaren IHO’s en faculteiten uit niet met het programma geassocieerde derde landen;
  • kansarme studenten en kansarm personeel.

Activiteiten

De voorgestelde activiteiten en de projectresultaten moeten een duidelijke meerwaarde hebben voor de beoogde begunstigden. Hieronder volgt een niet-uitputtende opsomming van mogelijke activiteiten:

Activiteiten ter verbetering van de beheers- en administratieve capaciteit van de beoogde IHO’s, zoals:

  • het hervormen en moderniseren van het bestuur van universiteiten, waaronder de verbetering van de dienstverlening, met name ten behoeve van studenten (begeleiding van studenten, advies, beroepsoriëntatie enz.);
  • het oprichten of versterken van bureaus voor internationale betrekkingen en het uitwerken van internationaliseringsstrategieën;
  • het oprichten of ontwikkelen van bestaande eenheden voor kwaliteitsborging en processen/een strategie binnen IHO’s;
  • het creëren of vergroten van de capaciteit van plannings- en evaluatie-eenheden;
  • het versterken van mechanismen voor de communicatie en verspreiding van de resultaten van internationale samenwerkingsprojecten;
  • capaciteitsopbouw ter ondersteuning van activiteiten voor de mobiliteit van studenten en personeel.

Activiteiten die gericht zijn op het waarborgen van hoogwaardig en relevant onderwijs, zoals:

  • modules of studieprogramma’s, technische of professionele oriëntatie van programma’s;
  • het opzetten van intensieve studieprogramma’s waarin studenten en onderwijzend personeel van deelnemende IHO’s voor kortere studieperioden bijeen worden gebracht;
  • het ontwikkelen van capaciteiten voor postdoctorale studenten en academisch personeel, en het bevorderen van hun mobiliteit;
  • het geven van opleidingscursussen voor academisch personeel van IHO’s;
  • het creëren van synergieën en het versterken van de banden met het bedrijfsleven en met particuliere of publieke organisaties die actief zijn op de arbeidsmarkt en op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken.

Activiteiten die gericht zijn op het verbeteren van de toegankelijkheid voor kansarme studenten/personeelsleden, zoals:

  • het ontwikkelen van trajecten en mogelijkheden voor inclusief leren en leren op afstand door gebruik te maken van digitale technologie en e-learning voor kwetsbare studenten;
  • het actualiseren van de digitale technologie om specifieke diensten te ontwikkelen die gericht zijn op het waarborgen van gelijke en eerlijke leermogelijkheden voor studenten met een handicap;
  • het bevorderen van initiatieven die gericht zijn op positieve discriminatie door vrouwen en etnische/religieuze minderheden mondiger te maken;
  • het ontwikkelen van initiatieven om de belemmeringen voor kansarme groepen bij de toegang tot leermogelijkheden aan te pakken en te verminderen;
  • het bijdragen tot de totstandbrenging van inclusieve omgevingen die billijkheid en gelijkheid bevorderen en die inspelen op de behoeften van de bredere gemeenschap.

Onderdeel 2 — Partnerschappen voor de transformatie van het hoger onderwijs

Met projecten in het kader van dit onderdeel worden nieuwe benaderingen en initiatieven in het hoger onderwijs geïntroduceerd op basis van intercollegiaal leren (peer learning) en de overdracht van ervaringen en goede praktijken die niet alleen van invloed zijn op de instellingen, maar ook op de samenleving in haar geheel. . De resultaten van de projecten moeten een significant langetermijneffect hebben op de beoogde IHO’s na afloop van de looptijd van de projecten en als zodanig ten goede komen aan de samenleving als geheel.

Met deze projecten zullen met name de volgende elementen worden gebundeld ten behoeve van IHO’s in de niet met het programma geassocieerde derde landen:

  • Innovatie in het hoger onderwijs om de relevantie ervan voor de arbeidsmarkt en de samenleving te vergroten. Met de voorgestelde projecten zullen naar verwachting de discrepanties tussen de behoeften van werkgevers en het aanbod van instellingen voor hoger onderwijs worden aangepakt en zullen integrale oplossingen worden voorgesteld om de inzetbaarheid van studenten te verbeteren. Dit kan worden bereikt door uitgebreide interventies uit te voeren, waaronder:
    • het ontwerpen van innovatieve curricula en het introduceren van innovatieve elementen in de bestaande curricula;
    • het toepassen van innovatieve leer- en onderwijsmethoden (d.w.z. onderwijs- en leermethoden waarin de lerende centraal staat en waarin de nadruk wordt gelegd op vaardigheden om concrete problemen op te lossen);
    • actief betrokken zijn bij het bedrijfsleven en bij onderzoek, het organiseren van programma’s en activiteiten voor nascholing samen met en in ondernemingen;
    • het versterken van de capaciteiten van IHO’s om doeltreffend te netwerken op het gebied van onderzoek en wetenschappelijke en technologische innovatie.
  • Het bevorderen van hervormingen in IHO’s om een katalysator te worden voor de economische en sociale ontwikkeling. Projecten moeten IHO’s ondersteunen bij de ontwikkeling en uitvoering van institutionele hervormingen waardoor zij democratischere, inclusievere, rechtvaardigere, verantwoordelijkere en volwaardige onderdelen van het maatschappelijk middenveld zullen worden. Institutionele hervormingen omvatten nieuwe bestuurs- en beheersystemen en -structuren, paraatheid op het gebied van digitale vaardigheden, moderne universitaire diensten, kwaliteitsborgingsprocessen, instrumenten en methoden voor de professionalisering en professionele ontwikkeling van leiderschap, academisch, technisch en administratief personeel. De ontwikkeling van ondernemersgeest en betere competenties en vaardigheden binnen de instellingen zijn belangrijke aspecten voor het welslagen van dit onderdeel. Het aanleren van transversale vaardigheden, onderwijs in ondernemerschap en de praktische toepassing van ondernemersvaardigheden zullen IHO’s in staat stellen hun kennis en hulpmiddelen ten dienste te stellen van hun lokale/nationale/regionale gemeenschappen.

Activiteiten

De voorgestelde activiteiten en de projectresultaten moeten een duidelijke meerwaarde hebben voor de beoogde begunstigden. Hieronder volgt een niet-uitputtende opsomming van mogelijke activiteiten:

  • het ontwikkelen, testen en aanpassen van innovatieve curricula met betrekking tot de inhoud [sleutelcompetenties en transversale vaardigheden, (ondernemerschap, probleemoplossing, groene banen enz.)], structuur (modulair, gezamenlijk ...) en onderwijs- en leermethoden [onder andere het gebruik van open en flexibel leren, virtuele mobiliteit, open leermiddelen, gemengd leren, open onlinecursussen voor een groot publiek (Massive Open Online Course, MOOC) enz.];
  • het ontwikkelen, testen en toepassen van nieuwe leermethoden, -instrumenten en -materialen (zoals nieuwe multidisciplinaire curricula, onderwijs- en leermethoden waarin de lerende centraal staat en waarin de nadruk wordt gelegd op vaardigheden om concrete problemen op te lossen) door middel van praktische opleiding en stages voor studenten;
  • het introduceren van hervormingen zoals die van het Bolognaproces (structuur met drie cycli, transparantie-instrumenten zoals kredietsystemen en het diplomasupplement, kwaliteitsborging, evaluatie, nationale/regionale kwalificatiekaders, erkenning van eerder en niet-formeel leren enz.) op institutioneel niveau;
  • het introduceren van praktische opleidingsprogramma’s, stages en bestudering van praktijkvoorbeelden in het bedrijfsleven en de industrie, die volledig in het leerplan geïntegreerd en erkend en gecrediteerd zijn;
  • het introduceren van systemen voor alternerend leren waarbij tertiair onderwijs wordt gecombineerd met hoger secundair beroepsonderwijs en -opleiding om de inzetbaarheid van afgestudeerden te vergroten;
  • het ontwikkelen van oplossingen voor belangrijke vraagstukken, product- en procesinnovatie (studenten, professoren en praktijkmensen tezamen);
  • het ontwikkelen en testen van oplossingen voor prangende sociale behoeften die nog niet worden ingevuld door de markt en gericht zijn op kwetsbare groepen in de samenleving; het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen of uitdagingen in verband met veranderende attitudes en waarden, strategieën en beleid, organisatiestructuren en -processen, leveringssystemen en -diensten;
  • het ondersteunen van de oprichting van centra, starterscentra voor innovatie, technologieoverdracht en het opstarten van bedrijven, en van de integratie van onderwijs, onderzoek en innovatie op institutioneel/regionaal/nationaal niveau;
  • het ontwikkelen en testen van programma’s en activiteiten voor postinitieel onderwijs met en in ondernemingen;
  • opzetten van structuren om innovatieve maatregelen uit te proberen en uit te testen; uitwisseling van studenten, onderzoekers, onderwijzend personeel en bedrijfspersoneel gedurende een beperkte periode; het bieden van stimulansen voor de betrokkenheid van bedrijfspersoneel bij onderwijs en onderzoek;
  • het hervormen van de bestuurs- en beheerssystemen en -structuren op institutioneel niveau (waaronder kwaliteitsborgingsmethoden en -systemen, financieel beheer en de autonomie van IHO’s, internationale betrekkingen, diensten en advies voor studenten, loopbaanbegeleiding, academische en onderzoekscommissies enz.);
  • het ontwikkelen van strategieën en instrumenten voor de internationalisering van IHO’s (internationale openheid van curricula, interinstitutionele mobiliteitsregelingen) en hun vermogen om doeltreffend te netwerken op het gebied van onderzoek en wetenschappelijke en technologische innovatie (wetenschappelijke samenwerking en kennisoverdracht enz.);
  • het ontwikkelen en testen van oplossingen voor prangende sociale behoeften die nog niet worden ingevuld door de markt en gericht zijn op kwetsbare groepen in de samenleving; het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen of uitdagingen in verband met veranderende attitudes en waarden, strategieën en beleid, organisatiestructuren en -processen, leveringssystemen en -diensten;
  • het ontwikkelen van oplossingen voor belangrijke vraagstukken, product- en procesinnovatie (studenten, professoren en praktijkmensen tezamen);
  • het ontwikkelen, aanpassen en verstrekken van instrumenten en methoden voor de bijscholing, evaluatie/beoordeling, professionalisering en professionele ontwikkeling van academisch en administratief personeel, voor de initiële opleiding van leerkrachten en permanente loopbaanontwikkeling;

Subsidiabiliteitscriteria — Onderdeel 1 en Onderdeel 2

In aanmerking komende deelnemende organisaties (Wie kan een aanvraag indienen?)

Om in aanmerking te komen moeten de aanvragers (begunstigden en eventuele gelieerde entiteiten) publieke of particuliere juridische entiteiten zijn die tot een van de volgende categorieën behoren:

  • instellingen voor hoger onderwijs (IHO’s) of organisaties van IHO’s;
  • organisaties of instellingen die actief zijn op de arbeidsmarkt of op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd.

Deze entiteiten moeten in een van de begunstigde landen zijn gevestigd, namelijk:

  • een lidstaat van de Europese Unie,
  • een met het programma geassocieerd derde land,
  • een niet met het programma geassocieerd derde land uit een in aanmerking komende regio. De in aanmerking komende regio’s die onder deze actie vallen zijn de regio’s 1, 22 , 3, 5a, 6, 7a, 8a, 9, 10 en 11.

Coördinator

Van bovenstaande entiteiten kunnen alleen instellingen voor hoger onderwijs (IHO’s) of organisaties van IHO’s coördinatoren zijn van een aanvraag voor een project voor capaciteitsopbouw.

Algemene regels voor IHO’s:

  • IHO’s in een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land moeten in het bezit zijn van een geldig Erasmus-handvest voor hoger onderwijs (ECHE).
  • IHO’s die zijn gevestigd in in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen en als zodanig door de bevoegde autoriteiten — samen met hun (eventuele) gelieerde entiteiten — worden erkend. Zij moeten volledige studieprogramma’s aanbieden die worden bekroond met hogeronderwijsdiploma’s en erkende diploma’s op tertiair niveau3

Samenstelling van het consortium

De volgende minimumsamenstelling moet in acht worden genomen:

Nationale projecten (die alleen openstaan voor regio’s24  , 3, 5a, 6, 7a, 8a, 9):

  • ten minste twee EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen;
    • elk van deze landen moet ten minste één IHO betrekken;
  • slechts één in aanmerking komend, niet met het programma geassocieerd derde land;
  • Het aantal deelnemende organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen moet gelijk zijn aan of groter zijn dan het aantal deelnemende organisaties uit EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen.

Meerlandenprojecten (die openstaan voor alle in aanmerking komende regio’s):

  • ten minste twee EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen;
    • elk van deze landen moet ten minste één IHO betrekken;
  • ten minste twee in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen. elk van deze landen moet ten minste twee IHO’s betrekken6 . Niet met het programma geassocieerde derde landen kunnen tot dezelfde regio behoren (regionale projecten) of tot verschillende regio’s (interregionale projecten);
  • Het aantal deelnemende organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen moet gelijk zijn aan of groter zijn dan het aantal deelnemende organisaties uit EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen.

Algemene regels voor alle consortia:

Wat de naleving van de hierboven beschreven minimumcriteria voor de samenstelling van het consortium betreft, zal een organisatie van IHO’s niet als IHO worden beschouwd.

Geografische locatie (locatie van de activiteiten)

Activiteiten moeten plaatsvinden in de landen van de organisaties die aan het project deelnemen.

Duur van het project

Projecten moeten normaal gezien 24 of 36 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk indien deze naar behoren en via een wijziging worden gemotiveerd).

Waar aanvragen?

Bij het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA) via het elektronische indieningssysteem van het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

Onderdeel 1

Oproep-ID: ERASMUS-EDU-2024-CBHE

Onderwerp-ID: ERASMUS-EDU-2024-CBHE-STRAND-1

Onderdeel 2

Oproep-ID: ERASMUS-EDU-2024-CBHE

Onderwerp-ID: ERASMUS-EDU-2024-CBHE-STRAND-2

Wanneer aanvragen?

Aanvragers moeten hun subsidieaanvragen uiterlijk op 8 februari om 17:00:00 uur (Belgische tijd) indienen.

Onderdeel 3 — Projecten voor structurele hervormingen

Projecten in het kader van dit onderdeel ondersteunen de inspanningen in niet met het programma geassocieerde derde landen om coherente en duurzame stelsels voor hoger onderwijs te ontwikkelen om te voldoen aan hun sociaal-economische behoeften en hun brede ambitie om een kenniseconomie tot stand te brengen. Het horizontaal toepassen en opschalen van succesvolle resultaten en synergieën met lopende steun of steun in de pijplijn in het gebied in het kader van bilaterale steunprogramma’s zijn ook elementen van dit onderdeel. Met projecten voor structurele hervormingen zal tegemoet worden gekomen aan de behoeften van in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen om duurzame systemische en structurele verbetering en innovatie op het niveau van de sector hoger onderwijs te ondersteunen. Door de bevoegde nationale autoriteiten (met name ministeries van Onderwijs) van niet met het programma geassocieerde derde landen, IHO’s, onderzoeksinstellingen en andere relevante autoriteiten/organen en belanghebbenden bij projecten te betrekken, zullen met deze projecten met name:

  • samenwerking en wederzijds leren onder en tussen nationale overheidsinstanties bevorderen om systemische verbetering en innovatie in de sector hoger onderwijs te stimuleren.
  • inclusieve stelsels voor hoger onderwijs worden bevorderd die de juiste voorwaarden kunnen bieden voor studenten met verschillende achtergronden om toegang te krijgen tot leren en succes te behalen. Daarom moet bijzondere aandacht worden besteed aan kansarmen;
  • de capaciteiten van IHO’s van niet met het programma geassocieerde derde landen, instanties die belast zijn met hoger onderwijs en de bevoegde autoriteiten (met name ministeries) worden vergroot door middel van hun deelname aan de vaststelling, uitvoering en monitoring van hervormingsprocessen om hun stelsels voor hoger onderwijs te moderniseren, met name op het gebied van kwaliteitsborging, bestuur en financiering;
  • synergieën worden vastgesteld met lopende EU-initiatieven in het/de niet met het programma geassocieerde derde land(en) op gebieden die onder Erasmus+ vallen.

Subsidiabiliteitscriteria — Onderdeel 3

In aanmerking komende deelnemende organisaties (Wie kan een aanvraag indienen?)

Om in aanmerking te komen moeten de aanvragers (begunstigden en eventuele gelieerde entiteiten) (publieke of particuliere) juridische entiteiten zijn die tot een van de volgende categorieën behoren:

  • instellingen voor hoger onderwijs (IHO’s) of organisaties van IHO’s;
  • organisaties of instellingen die actief zijn op de arbeidsmarkt of op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugd.

Deze entiteiten moeten in een van de begunstigde landen zijn gevestigd, namelijk:

  • een lidstaat van de Europese Unie,
  • een met het programma geassocieerd derde land,
  • een niet met het programma geassocieerd derde land uit een in aanmerking komende regio. De in aanmerking komende regio’s die onder deze actie vallen zijn de regio’s 1, 27 , 38 , 5a, 6, 7a, 8a, 9, 10 en 11.

Coördinator

Van bovenstaande entiteiten kunnen alleen instellingen voor hoger onderwijs (IHO’s) of organisaties van IHO’s coördinatoren zijn van een aanvraag voor een project voor capaciteitsopbouw.

Algemene regels voor IHO’s:

  • IHO’s in een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land moeten in het bezit zijn van een geldig Erasmus-handvest voor hoger onderwijs (ECHE).
  • IHO’s die zijn gevestigd in in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen en als zodanig door de bevoegde autoriteiten — samen met hun (eventuele) gelieerde entiteiten — worden erkend. Zij moeten volledige studieprogramma’s aanbieden die worden bekroond met hogeronderwijsdiploma’s en erkende diploma’s op tertiair niveau9

Samenstelling van het consortium

De volgende minimumsamenstelling moet in acht worden genomen:

  • ten minste twee EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen;
    • elk van deze landen moet ten minste één IHO betrekken;
  • ten minste één in aanmerking komend, niet met het programma geassocieerd derde land;
    • elk deelnemend land moet ten minste  twee IHO’s10 en de nationale bevoegde autoriteit (bv. ministerie) voor hoger onderwijs in het land betrekken.
  • Het aantal deelnemende organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen moet gelijk zijn aan of groter zijn dan het aantal deelnemende organisaties uit EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen.

Algemene regels voor alle consortia:

Wat de naleving van de hierboven beschreven minimumcriteria voor de samenstelling van het consortium betreft, zal een organisatie van IHO’s niet als IHO worden beschouwd.

Geografische locatie (locatie van de activiteiten)

Activiteiten moeten plaatsvinden in de landen van de organisaties die aan het project deelnemen.

Duur van het project

Projecten moeten normaal gezien 36 of 48 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk indien deze naar behoren en via een wijziging worden gemotiveerd).

Waar aanvragen?

Bij het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA) via het elektronische indieningssysteem van het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

Onderdeel3

  • Oproep-ID: ERASMUS-EDU-2024-CBHE
  • Onderwerp-ID: ERASMUS-EDU-2024-CBHE-STRAND-3

Wanneer aanvragen?

Aanvragers moeten hun subsidieaanvragen uiterlijk op 8 februari om 17:00:00 uur (Belgische tijd) indienen.

Gunningscriteria die voor alle onderdelen van toepassing zijn

Het project wordt beoordeeld in een tweestapsprocedure op grond van de volgende criteria:

Stap 1

Relevantie van het project (maximaal 30 punten)

  • Doel: Het voorstel is duidelijk gericht op de vooraf bepaalde regionale prioriteiten voor de doelregio(’s) en is relevant voor de doelstellingen en activiteiten van de actie inzake capaciteitsopbouw en het onderdeel. Het vormt een adequaat antwoord op de huidige behoeften en beperkingen van het (de) doelland(en) of -regio(’s) en van de doelgroepen en eindbegunstigden. Er wordt rekening gehouden met de behoeften van de kansarme deelnemers. Het voorstel is gericht op de overkoepelende prioriteiten van de EU.
  • EU-waarden: Het voorstel is relevant voor de eerbiediging en bevordering van gedeelde EU-waarden, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, en de bestrijding van elke vorm van discriminatie.
  • Doelstellingen: de doelstellingen berusten op een gedegen behoefteanalyse; zij zijn duidelijk omschreven en specifiek, meetbaar, haalbaar, realistisch en tijdgebonden (SMART). Zij zijn gericht op kwesties die relevant zijn voor de deelnemende organisaties (in overeenstemming met de moderniserings-, ontwikkelings- en internationaliseringsstrategie van de beoogde IHO’s) en op ontwikkelingsstrategieën voor het hoger onderwijs in de in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen.
  • Link naar EU-beleid en -initiatieven: in het voorstel worden, voor zover van toepassing, de complementariteit/synergieën met de Global Gateway-strategie (met inbegrip van andere door de EU gefinancierde interventies) of andere entiteiten (publieke en particuliere donoren) in aanmerking genomen en versterkt.
  • Meerwaarde van de EU: uit het voorstel blijkt dat vergelijkbare resultaten niet zouden kunnen worden bereikt zonder de medewerking van IHO’s uit de EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen en zonder EU-financiering.

Met name voor onderdeel 2

Het voorstel bevat een duidelijke analyse van de wijze waarop het interventiegebied inspeelt op prioritaire gebieden voor sociaal-economische groei en autonomie in de desbetreffende regio en is gericht op innovatieve elementen en geavanceerde methoden en technieken op het vastgestelde interventiegebied.

Met name voor onderdeel 3

Het voorstel is gericht op de hervorming en modernisering van het/de stelsel(s) voor hoger onderwijs in overeenstemming met de ontwikkelingsstrategieën van de beoogde niet met het programma geassocieerde derde landen.

Kwaliteit van projectontwerp en ‑uitvoering (maximaal 30 punten)

  • Samenhang: de opzet van het gehele project garandeert de onderlinge afstemming tussen projectdoelstellingen, methodologie, activiteiten en het voorgestelde budget. Het voorstel vormt een samenhangend en alomvattend geheel van passende activiteiten om te voorzien in de onderkende behoeften en de verwachte resultaten te bewerkstelligen.
  • Methodologie: de logica van de interventie is van goede kwaliteit, de geplande resultaten en uitkomsten zijn coherent en haalbaar, en de belangrijke veronderstellingen en risico’s zijn duidelijk geïdentificeerd. De structuur en inhoud van de logframe-matrix (LFM, Logical Framework Matrix) zijn passend, d.w.z. de keuze van objectief verifieerbare indicatoren, beschikbaarheid van gegevens, basisgegevens, streefwaarden, enz.
  • Werkplan: de kwaliteit en doeltreffendheid van het werkplan, waaronder de mate waarin de aan de werkpakketten toegewezen middelen overeenstemmen met de doelstellingen en beoogde resultaten van de werkpakketten; de verhouding tussen de middelen en de verwachte resultaten is adequaat en het werkplan is realistisch, met duidelijk omschreven activiteiten, tijdschema’s, duidelijke resultaten en mijlpalen.
  • Budget: het voorstel is kostenefficiënt en met het voorstel worden de passende financiële middelen toegekend die nodig zijn voor een succesvolle uitvoering van het project.
  • Kwaliteitscontrole: controlemaatregelen (doorlopende kwaliteitsbeoordeling, intercollegiale toetsing, benchmarking, risicobeperkende maatregelen enz.) en kwaliteitsindicatoren zorgen ervoor dat het project op kwalitatief hoogstaande wijze wordt uitgevoerd.
  • Milieuduurzaamheid: het project is op een milieuvriendelijke manier opgezet en omvat groene praktijken (bv. groen reizen) in verschillende projectfasen.

Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen (maximaal 20 punten)

  • Beheer: er wordt gezorgd voor goed onderbouwde beheersystemen. Tijdschema’s, governancestructuren, samenwerkingsregelingen en verantwoordelijkheden zijn nauwkeurig omschreven en realistisch.
  • Samenstelling: het partnerschap omvat een passende mix van organisaties met de nodige competenties die van belang zijn voor de doelstellingen van het voorstel en voor de specifieke kenmerken van het onderdeel; het voorstel omvat het meest geschikte en meest uiteenlopende scala van niet-academische partners. Voor de landen van regio 2: voor de onderdelen 1 en 2 zal prioriteit worden gegeven aan projecten waarbij IHO’s uit niet-hoofdstedelijke en/of plattelands- en/of meer afgelegen gebieden zijn betrokken. Voor de landen van de regio’s 5a, 6, 7a en 8a: voor de onderdelen 1 en 2 zal prioriteit worden gegeven aan projecten waarbij IHO’s of organisaties uit de minst ontwikkelde landen zijn betrokken.
  • Taken: rollen en taken worden toegewezen op basis van de specifieke knowhow, profielen en ervaring van elke partner, en zijn passend.
  • Samenwerking: er worden doeltreffende mechanismen voorgesteld om efficiënte samenwerking, communicatie en conflictoplossing te waarborgen tussen de partnerorganisaties en andere relevante belanghebbenden.
  • Inzet: de projectpartners leveren een wezenlijke, ter zake dienende en complementaire bijdrage; uit het voorstel blijkt dat de partners betrokken zijn bij, zich inzetten voor en verantwoordelijkheid dragen voor de specifieke doelstellingen en resultaten van het project, met name uit de niet met het programma geassocieerde derde landen.

Met name voor onderdeel 2

Het voorstel omvat relevante niet-academische organisaties en belanghebbenden die een innovatieve meerwaarde voor de doelstellingen van het voorstel zullen opleveren. Voor voorstellen die erop gericht zijn waardeketens op belangrijke prioritaire investeringsgebieden op nationaal of regionaal niveau te ondersteunen, wordt de particuliere sector opgenomen in het partnerschap en op alle noodzakelijke niveaus duidelijk betrokken.

Met name voor onderdeel 3

Uit het voorstel blijkt dat de bevoegde nationale autoriteiten voor het hoger onderwijs sterk betrokken zijn bij de sturing en uitvoering van de actie.

Duurzaamheid, effect en verspreiding van de verwachte resultaten (maximaal 20 punten)

  • Benutting: uit het voorstel blijkt hoe de resultaten van het project zullen worden gebruikt door de partners en andere belanghebbenden, hoe multiplicatoreffecten zullen worden gewaarborgd (met inbegrip van ruimte voor reproductie en uitbreiding van de resultaten van de actie op sectoraal en lokaal/regionaal/nationaal of internationaal niveau) en het voorstel voorziet in middelen om de benutting binnen de financieringstermijn van het project en daarna te meten.
  • Verspreiding: het voorstel bevat een duidelijk en efficiënt plan voor de verspreiding van resultaten, en voorziet in passende activiteiten met bijbehorend tijdspad, instrumenten en communicatiekanalen om ervoor te zorgen dat de resultaten en voordelen efficiënt worden verspreid onder alle relevante belanghebbenden en niet-deelnemende partijen, waarbij binnen en na de financieringstermijn van het project contact wordt gelegd met relevante belanghebbenden en zij enthousiast worden gemaakt voor de resultaten.
  • Gevolgen: het voorstel zorgt voor een tastbaar effect op de doelgroepen en relevante belanghebbenden ervan op lokaal, nationaal of regionaal niveau. Het omvat maatregelen en doelstellingen en indicatoren om de vooruitgang te monitoren en het verwachte effect (op korte en lange termijn) te beoordelen op individueel, institutioneel en systemisch niveau.
  • Duurzaamheid: in het voorstel wordt uitgelegd hoe de projectresultaten financieel (na afloop van de projectfinanciering) en institutioneel (activiteiten en diensten blijven bestaan) in stand zullen blijven, hoe de lokale verantwoordelijkheid zal worden gewaarborgd en hoe de lokale verantwoordelijkheid zal worden gewaarborgd en, waar relevant, hoe de particuliere sector tijdens en na de projectfinanciering zal worden betrokken.

Met name voor onderdeel 1

  • Het voorstel zorgt voor een continue en duurzame aanpak van de bestaande belemmeringen en voor een betere toegang van kansarme studenten/personeelsleden tot de door de IHO’s geboden leermogelijkheden en -middelen.
  • Met het voorstel zal waarschijnlijk de internationale samenwerkingscapaciteit van instellingen van niet met het programma geassocieerde derde landen worden vergroot.

Met name voor onderdeel 2

  • Het voorstel zorgt voor een aanzienlijk effect op de instellingen van de niet met het programma geassocieerde derde landen, met name op de ontwikkeling van hun innovatiecapaciteit en de modernisering van hun bestuur, door zich open te stellen voor de samenleving in haar geheel, de arbeidsmarkt en de rest van de wereld.
  • Uit het voorstel blijkt het potentieel van het voorstel om een breder effect op de samenleving en/of de economische sector uit te oefenen.

Met name voor onderdeel 3

  • Uit het voorstel blijkt hoe de projectresultaten zullen leiden tot beleidshervormingen of tot de modernisering van het hoger onderwijs op systemisch niveau.

De aanvragen worden beoordeeld op een totaal van 100 punten. De voorstellen moeten een minimumscore van 60 punten (van in totaal 100 punten) behalen om voor financiële steun in aanmerking te komen. Bovendien moeten de voorstellen een score behalen van minstens de helft van het maximumaantal punten in elke categorie van de hierboven vermelde toekenningscriteria (dat wil zeggen ten minste 15 punten voor de categorieën “Relevantie van het project” en “Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering”; 10 punten voor de categorieën “Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen” en “Gevolgen”).

Bij een ex aequo tussen voorstellen wordt voorrang gegeven aan de scores die zijn behaald voor het toekenningscriterium “Relevantie”. Wanneer deze scores gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Kwaliteit van het projectontwerp en -uitvoering”. Wanneer de scores opnieuw gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Gevolgen”.

Als dit het niet mogelijk maakt de voorrang te bepalen, kan verdere voorrang worden verleend door rekening te houden met de totale projectportefeuille en de totstandbrenging van positieve synergieën tussen projecten, of met andere factoren die verband houden met de doelstellingen van de oproep. Deze factoren worden in het verslag van het panel gedocumenteerd.

Op basis hiervan worden de voorstellen in afnemende volgorde op regio en onderdeel gerangschikt.

Stap 2

In een tweede stap worden, voor voorstellen die door het evaluatiecomité voor financiering (en de reservelijst) worden voorgedragen, de EU-delegatie(s) in het (de) betrokken in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde land(en) geraadpleegd.

Alleen projecten die met succes de raadpleging van de EU-delegatie(s) hebben doorstaan, komen in aanmerking voor EU-financiering, binnen de grenzen van het beschikbare budget per regio.

Voor elk van de drie onderdelen is een indicatief budget voorzien, maar een overdracht van middelen van het ene onderdeel naar het andere is mogelijk.

Aanvullende informatie

De aanvaarding van een aanvraag houdt geen verbintenis in tot toekenning van financiële steun ter hoogte van het aangevraagde bedrag. De aangevraagde financiële steun kan worden verlaagd op basis van de financiële regels die van toepassing zijn op de onderdelen van de actie en de resultaten van de evaluatie.

Als algemene regel en binnen de grenzen van de bestaande nationale en Europese rechtskaders geldt dat de resultaten beschikbaar moeten worden gesteld als open leermiddelen alsook op relevante platforms van beroepsverenigingen, sectorverenigingen of bevoegde autoriteiten. In het voorstel wordt beschreven hoe geproduceerde gegevens, materiaal, documenten en audiovisuele en sociale media-activiteiten vrij toegankelijk worden gemaakt en gepromoot onder open licenties zonder dat er onevenredige beperkingen worden opgelegd.

Een project opzetten

Met de volgende punten moet rekening worden gehouden:

1. Inzet van partnerinstellingen voor het project

Een doeltreffend project voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs moet een sterke participatie waarborgen van alle partnerinstellingen, met name die in de niet met het programma geassocieerde derde landen. Een gedeelde verantwoordelijkheid bij het opstellen van het voorstel maakt hen verantwoordelijk voor de projectresultaten en de duurzaamheid van het project. Bij projecten voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs kunnen geassocieerde partners betrokken zijn die bijdragen aan specifieke taken/activiteiten van het project en de verspreiding en duurzaamheid van het project ondersteunen. Wat het contractbeheer betreft, worden “geassocieerde partners” niet als onderdeel van het partnerschap beschouwd en krijgen zij geen financiële steun.

2. Behoefteanalyse

Het beoordelen van de behoeften is de eerste belangrijke stap in de ontwikkeling van een voorstel voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs. Het doel van een behoefteanalyse is na te gaan welke gebieden/terreinen moeten worden versterkt en wat de redenen zijn voor de lacunes op die gebieden. Dat vormt op zijn beurt het uitgangspunt voor het ontwerpen van passende interventies om de lacunes aan te pakken en aldus de capaciteit van de IHO’s op te bouwen.

3. Uitvoering en monitoring

Zodra de behoefteanalysen zijn afgerond, kan een uitvoeringsplan worden opgesteld om de vastgestelde lacunes aan te pakken.

De volgende kernelementen moeten in aanmerking worden genomen:

  • Modernisering/nieuwe curricula: projecten die “ontwikkeling van curricula” omvatten, worden geacht ook opleiding te omvatten voor het academisch personeel en aanverwante kwesties zoals kwaliteitsborging en de inzetbaarheid van de afgestudeerden aan te pakken via relaties met de arbeidsmarkt. De studieprogramma’s moeten officieel geaccrediteerd zijn en/of over een vergunning beschikken voor het einde van de financieringstermijn van het project. Gedurende de looptijd van het project moet worden gestart met het doceren van nieuwe of herziene cursussen; bijgeschoold personeel moet deze cursussen aan een toereikend aantal studenten doceren gedurende ten minste een derde van de looptijd van het project. Opleidingen die plaatsvinden in het kader van hervormingsprojecten kunnen ook gericht zijn op administratief personeel zoals bibliotheek-, laboratorium- en IT-medewerkers. Projecten worden er sterk toe aangemoedigd om in de gemoderniseerde leerplannen stages voor studenten in het bedrijfsleven/de onderneming te verankeren. De duur van de stages moet redelijk zijn om de nodige vaardigheden te kunnen verwerven.
  • Betrokkenheid van studenten: de projecten moeten voorzien in de betrokkenheid van studenten (bv. bij het opstellen van nieuwe studieprogramma’s), en dit niet alleen tijdens de test-/proeffase van het project.
  • Mobiliteit van personeel en studenten: de mobiliteit moet voornamelijk gericht zijn op studenten en op personeel uit niet met het programma geassocieerde derde landen, en bestemd zijn voor: personeel (bv. managers, onderzoek en technologieoverdracht, technisch en administratief personeel) met een officieel contract van de begunstigde instellingen dat bij het project betrokken is; studenten [in een korte cyclus, eerste cyclus (bachelorgraad of gelijkwaardig), tweede cyclus (mastergraad of gelijkwaardig) en derde cyclus (doctoraat)] geregistreerd in een van de begunstigde instellingen. De mobiliteit van studenten binnen en tussen EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen komt niet in aanmerking. De mobiliteit moet van een redelijke duur zijn om ervoor te zorgen dat de nodige vaardigheden in overeenstemming met de projectdoelstellingen worden aangeleerd en verworven en mag normaliter niet korter dan één week zijn. Het is raadzaam fysieke mobiliteit te combineren met virtuele mobiliteit. Hiermee kan fysieke mobiliteit worden voorbereid, ondersteund en opgevolgd. Deze activiteiten maken het ook mogelijk kansarmen of personen met specifieke behoeften aan te spreken en ze te helpen de obstakels die langdurige fysieke mobiliteit in de weg staan, te overwinnen.
  • Kwaliteitsborging moet een integrerend onderdeel zijn van het project om ervoor te zorgen dat projecten voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs de beoogde resultaten opleveren en effecten bewerkstelligen die verder gaan dan het partnerschap zelf. In kwaliteitscontrolemaatregelen, met inbegrip van indicatoren en benchmarks, moet worden voorzien om te waarborgen dat het project op kwalitatief hoogstaande wijze en op tijd wordt voltooid en kostenefficiënt is.
  • Consortiumovereenkomst: Om praktische en juridische redenen wordt sterk aanbevolen om interne regelingen tussen de leden van het consortium op te zetten die het mogelijk maken om het hoofd te bieden aan buitengewone of onvoorziene omstandigheden.  Die regeling kan aan het begin van het project door de leden van het consortium worden ondertekend.
  • Uitrusting: alleen de aankoop van uitrusting die rechtstreeks verband houdt met de doelstellingen van het onderdeel en uiterlijk twaalf maanden voor het einde van het project plaatsvindt, kan worden beschouwd als subsidiabel. Uitrusting is uitsluitend bestemd voor IHO’s van de niet met het programma geassocieerde derde landen die deel uitmaken van het partnerschap, waar zij moet worden geregistreerd in de officiële inventaris van de IHO’s waarvoor zij is aangekocht.
  • Gevolgen en duurzaamheid: projecten voor capaciteitsopbouw op het gebied van hoger onderwijs zullen naar verwachting een structureel langetermijneffect hebben in de in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen. Met de voorstellen moeten in voorkomend geval de verwachte gevolgen op de drie niveaus (individueel, institutioneel en systemisch) worden aangetoond en moet een methodologie worden ontwikkeld en instrumenten worden aangewezen om die gevolgen te meten.
  • Milieuvriendelijke uitvoering: voor de projecten moeten milieuvriendelijke praktijken in aanmerking worden genomen bij de uitvoering van de bijbehorende activiteiten, met inbegrip van het projectbeheer. Er wordt verwacht dat in het kader van de projecten de individuele vervoersgerelateerde koolstofvoetafdruk van de deelnemers systematisch wordt geregistreerd en berekend.
  • Open toegang: het voorstel moet ervoor zorgen dat geproduceerde documenten, materiaal en media vrij toegankelijk worden gemaakt en worden gepromoot onder open licenties en zonder onevenredige beperkingen

Wat zijn de financieringsregels?

Deze actie volgt een financieringsmodel op basis van vaste bedragen. Het bedrag van de afzonderlijke vaste bijdrage wordt voor elke subsidie bepaald op basis van het geraamde budget van de door de aanvrager voorgestelde actie. De subsidieautoriteit stelt het vaste bedrag van elke subsidie vast op basis van het voorstel, het evaluatieresultaat, het financieringspercentage van 90 % en het maximale subsidiebedrag.

De EU-subsidie per project bedraagt:

  • Voor onderdeel 1 — Bevorderen van de toegang tot samenwerking in het hoger onderwijs: tussen 200 000 en 400 000 EUR per project.
  • Voor onderdeel 2 — Partnerschappen voor de transformatie van het hoger onderwijs: tussen 400 000 en 800 000 EUR per project.
  • Voor onderdeel 3 — Projecten voor structurele hervormingen: tussen 600 000 en 1 000 000 EUR per project.

Hoe wordt het vaste bedrag voor het project vastgesteld?

Aanvragers moeten overeenkomstig het aanvraagformulier een gedetailleerde begrotingstabel invullen, rekening houdend met de volgende punten:

  • Het budget moet worden beschreven zoals vereist door de begunstigden en worden onderverdeeld in samenhangende werkpakketten (bijvoorbeeld “projectbeheer”, “opleiding”, “organisatie van evenementen”, “voorbereiding en uitvoering van mobiliteit”, “communicatie en verspreiding”, “kwaliteitsborging”, “uitrusting”, enz.).
  • In het voorstel moeten de activiteiten/resultaten worden beschreven die elk werkpakket behelst.
  • Aanvragers moeten in hun voorstel een uitsplitsing geven van de geraamde kosten, met het aandeel per werkpakket (en, binnen elk werkpakket, het aandeel dat aan elke begunstigde en gelieerde entiteit is toegewezen).
  • De beschreven kosten kunnen personeelskosten, reis- en verblijfkosten, kosten voor uitrusting en uitbesteding of andere kosten zijn (bijvoorbeeld voor de verspreiding van informatie, publicatie of vertaling).
  • De kosten voor apparatuur mogen maximaal 35 % van de toegekende EU-subsidie bedragen en de EU-subsidie dekt 100 % van de in aanmerking komende kosten.
  • De uitbestedingskosten mogen maximaal 10 % van de toegekende EU-subsidie bedragen.
  • Financiële steun aan derden is niet toegestaan.
  • Kosten die verband houden met bij het project betrokken vrijwilligers, zijn toegestaan. Zij moeten de vorm aannemen van eenheidskosten zoals gedefinieerd in het besluit van de Commissie inzake eenheidskosten voor vrijwilligers11
  • Eenheidskosten voor kmo’s zijn niet toegestaan.

De voorstellen zullen worden geëvalueerd aan de hand van de standaardevaluatieprocedures met de hulp van interne en/of externe deskundigen. De deskundigen beoordelen de kwaliteit van de voorstellen aan de hand van de in de oproep vastgestelde vereisten en de verwachte gevolgen, kwaliteit en efficiëntie van de actie.

De verwezenlijkingen van het project worden geëvalueerd aan de hand van de resultaten van het afgeronde project. Door die financieringsregeling kan meer nadruk worden gelegd op de resultaten dan op de inbreng, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit en de mate waarin meetbare doelstellingen zijn verwezenlijkt.

Nadere gegevens zijn opgenomen in deel C “De financiële voorwaarden controleren” en zijn beschreven in de modelsubsidieovereenkomst die te vinden is op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP):https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/opportunities/portal/screen/home

  • 1 Zie de definitie van “nieuwkomer” in deel D — Verklarende termenlijst. ↩ back
  • 2 Organisaties uit Belarus (regio 2) komen niet in aanmerking voor deelname aan deze actie. ↩ back
  • 3 Internationale standaardclassificatie van het onderwijs (ISCED 2013), tertiair onderwijs, ten minste niveau 5. Postsecundair niet-tertiair onderwijs ISCED 2011 niveau 4 wordt niet aanvaard. ↩ back
  • 4 organisaties uit Belarus (regio 2) komen niet in aanmerking voor deelname aan deze actie. ↩ back
  • 5 Uitzondering: In het geval van niet met het programma geassocieerde derde landen waar het aantal door de bevoegde nationale autoriteiten erkende IHO’s in het gehele land lager is dan vijf, of ingeval één enkele instelling meer dan 50 % van de totale studentenpopulatie van het land vertegenwoordigt, worden aanvragen met slechts één IHO uit die landen aanvaard. ↩ back
  • 6 Uitzondering: zie vorige voetnoot. ↩ back
  • 7 Organisaties uit Belarus (regio 2) komen niet in aanmerking voor deelname aan deze actie. ↩ back
  • 8 Organisaties uit Syrië (regio 3) komen niet in aanmerking voor deelname aan dit onderdeel. ↩ back
  • 9 Internationale standaardclassificatie van het onderwijs (ISCED 2013), tertiair onderwijs, ten minste niveau 5. Postsecundair niet-tertiair onderwijs ISCED 2011 niveau 4 wordt niet aanvaard. ↩ back
  • 10 Uitzondering: In het geval van niet met het programma geassocieerde derde landen waar het aantal door de bevoegde nationale autoriteiten erkende IHO’s in het gehele land lager is dan vijf, of ingeval één enkele instelling meer dan 50 % van de totale studentenpopulatie van het land vertegenwoordigt, worden aanvragen met slechts één IHO uit die landen aanvaard. ↩ back
  • 11 https://ec.europa.eu/info/funding-tenders/opportunities/docs/2021-2027/common/guidance/unit-cost-decision-volunteers_en.pdf ↩ back
Tagged in:  Higher education