Toekomstgerichte projecten
Doel van de actie
Na de recente pandemie is er meer dan ooit behoefte aan innovatie in onze onderwijs- en opleidingsstelsels en op het gebied van jeugdzaken. Innovatie in het onderwijs en bij het leren is zowel op individueel niveau als op institutioneel vlak van cruciaal belang. Deze innovatieve benaderingen moeten niet alleen de werknemers van vandaag en morgen van de passende vaardigheden voor snel veranderende arbeidsmarkten voorzien, maar moeten de beroepsbevolking van vandaag en morgen ook de nodige creativiteit en vaardigheden bijbrengen om de steeds complexere maatschappelijke uitdagingen het hoofd te bieden waarmee we allemaal worden geconfronteerd, zoals klimaatverandering, de bescherming van biodiversiteit, schone energie, volksgezondheid, digitalisering en automatisering, kunstmatige intelligentie, robotica en gegevensanalyse.
Deze actie moet innovatie, creativiteit en participatie en sociaal ondernemerschap op verschillende gebieden van onderwijs en opleiding stimuleren, binnen sectoren of over verschillende sectoren en disciplines heen.
Toekomstgerichte projecten zijn grootschalige projecten die bedoeld zijn om innovatieve (beleids)aanpakken te identificeren, te ontwikkelen, te testen en/of te beoordelen die het potentieel hebben om horizontaal te worden toegepast, om zo de onderwijs- en opleidingsstelsels te verbeteren. Zij zullen toekomstgerichte ideeën ondersteunen die beantwoorden aan de belangrijkste Europese prioriteiten en die het potentieel hebben om horizontaal te worden toegepast en om input te leveren om de stelsels voor onderwijs, opleiding en jeugdzaken te verbeteren en om aanzienlijke innovatieve effecten met betrekking tot methoden en praktijken met zich te brengen voor alle leerstijlen en situaties voor actieve participatie met het oog op de sociale samenhang van Europa.
Het doel is transnationale samenwerkingsprojecten te ondersteunen waarmee een samenhangend en alomvattend geheel van sectorale of sectoroverschrijdende activiteiten wordt uitgevoerd die:
- innovatie stimuleren met betrekking tot reikwijdte, baanbrekende methoden en praktijken, en/of
- een overdracht van innovatie (naar andere landen, beleidssectoren of doelgroepen) verzekeren en zo op Europees niveau een duurzame benutting van innovatieve projectresultaten en/of de overdraagbaarheid naar andere contexten en doelgroepen waarborgen.
De partnerschappen moeten bestaan uit een mix van publieke en particuliere organisaties die onderzoekers, praktijkmensen en partners combineren met het vermogen om beleidsmakers te bereiken.
Toekomstgerichte projecten moeten daarom worden uitgevoerd door een gemengd partnerschap van organisaties:
- dat is gebaseerd op excellentie en de nieuwste kennis,
- dat over innovatiecapaciteit beschikt,
- dat een systemisch effect kan bewerkstelligen door zijn activiteiten en het potentieel om de beleidsagenda op het gebied van onderwijs en opleiding te sturen.
De ondersteunde projecten zullen erop gericht zijn een systemisch effect op Europees niveau tot stand te brengen door het mogelijk te maken om hun innovatieve resultaten op Europese schaal in te voeren en/of ze over te dragen naar andere thematische of geografische contexten.
Perceel 1: Digitaal onderwijs (sectoroverschrijdend)
Projecten in het kader van perceel 1 kunnen gericht zijn op verschillende onderwijssectoren of onderwijssectoren overbruggen, en moeten kwalitatief hoogwaardig en inclusief digitaal onderwijs ondersteunen, in overeenstemming met het actieplan voor digitaal onderwijs.
De voorstellen in het kader van dit perceel moeten gericht zijn op een van de volgende drie prioriteiten:
- Prioriteit 1: onderwijstechnologie (edTech): opschaling van EU-gebaseerde oplossingen door samenwerking en kwaliteitsborging;
- Prioriteit 2: doeltreffende pedagogische benaderingen van informatica voor het basis- en secundair onderwijs;
- Prioriteit 3: lerarenopleiding en curriculumontwikkeling voor het aanpakken van desinformatie en het bevorderen van digitale geletterdheid.
Deze prioriteiten worden hieronder nader toegelicht in het gedeelte “Een project opzetten”.
Perceel 2: Beroepsonderwijs en -opleiding
Projecten in het kader van perceel 2 zijn gericht op de sector beroepsonderwijs en -opleiding. Deze projecten ondersteunen de uitvoering van de beginselen en doelstellingen van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten1 , de Europese vaardighedenagenda2 , de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en ‐opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht3 en de Verklaring van Osnabrück over beroepsonderwijs en -opleiding4 als katalysator voor herstel en rechtvaardige transities naar digitale en groene economieën5 .
De voorstellen die in het kader van perceel 2 worden ingediend, moeten gericht zijn op een van de volgende twee prioriteiten, die nader worden beschreven onder “Een project opzetten”:
- Prioriteit 4: microcredentials voor inzetbaarheid;
- Prioriteit 5: beroepsonderwijs en -opleiding aantrekkelijker maken door middel van partnerschappen en netwerken van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding.
Perceel 3: Volwasseneneducatie
Projecten in het kader van perceel 3 zijn gericht op het beleidsterrein volwasseneneducatie. Deze projecten ondersteunen de uitvoering van de beginselen en doelstellingen van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten6 , de Europese vaardighedenagenda7 en de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten8 : nieuwe mogelijkheden voor volwassenen.
De voorstellen die in het kader van perceel 3 worden ingediend, moeten gericht zijn op een van de volgende twee prioriteiten, die nader worden beschreven onder “Een project opzetten”:
- Prioriteit 6: ontwikkeling van nationale registers van voor de arbeidsmarkt relevante opleidingsmogelijkheden waarvan de kwaliteit gewaarborgd is;
- Prioriteit 7: het pact voor vaardigheden ondersteunen.
Doelstellingen van de actie
De algemene doelstellingen zijn:
- innovatieve initiatieven met een sterke invloed op onderwijs- en opleidingshervormingen op specifieke strategische beleidsterreinen;
- bijdragen aan het versterken van de Europese innovatiecapaciteit door innovatie op het gebied van onderwijs en opleiding te bevorderen;
- systemische veranderingen tot stand brengen door innovatie te stimuleren in de praktijk en op beleidsniveau;
- toekomstgericht ideeën ondersteunen die zijn toegespitst op essentiële thema’s en prioriteiten op EU-niveau en die duidelijk kunnen worden geïntegreerd in een of meer sectoren;
- als volledig innovatieve, baanbrekende onderwijsmethoden en -praktijken en/of overdracht van innovatie: op EU-niveau zorgen voor een duurzame benutting van innovatieve projectresultaten en/of overdraagbaarheid naar verschillende contexten en doelgroepen.
De specifieke doelstellingen zijn:
- innovatieve benaderingen identificeren, ontwikkelen, testen en/of beoordelen die het potentieel hebben om horizontaal te worden toegepast teneinde de onderwijs- en opleidingsstelsels te verbeteren en het beleid en de praktijken op het gebied van onderwijs en opleiding doeltreffender te maken;
- proefacties lanceren om oplossingen voor huidige en toekomstige uitdagingen te testen teneinde een duurzaam, systemisch effect op gang te brengen;
- transnationale samenwerking en wederzijds leren inzake toekomstgerichte vraagstukken ondersteunen bij de voornaamste belanghebbenden en hen in staat stellen om innovatieve oplossingen te ontwikkelen en de overdracht van die oplossingen naar nieuwe contexten te bevorderen, onder meer via capaciteitsopbouw bij relevante belanghebbenden.
Activiteiten in het kader van toekomstgerichte projecten moeten bijdragen aan:
- het verbeteren van de kwaliteit, efficiëntie, aantrekkelijkheid en billijkheid van onderwijs- en opleidingsstelsels;
- het verbeteren van de effectiviteit van beleid op het gebied van onderwijs en opleiding;
- het ondersteunen van de EU-kaders en -wetgevingsinitiatieven en van de landenspecifieke aanbevelingen van het Europees semester;
- meer feiten en inzichten met betrekking tot de doelgroep(en), leer- en onderwijssituaties, en doeltreffende methoden en hulpmiddelen die innovatie op systeemniveau kunnen inspireren en stimuleren;
- kennis ontwikkelen ter ondersteuning van empirisch onderbouwd beleid;
- de aanzet geven tot gedragsverschuivingen op EU-niveau.
De belangrijkste activiteiten in het kader van deze prioriteiten kunnen betrekking hebben op (niet-limitatieve opsomming):
- onderzoek in het kader van de actie, inventarisatiewerkzaamheden, productie van grootschalige sectorale of sectoroverschrijdende resultaten;
- transnationale activiteiten voor capaciteitsopbouw, zoals opleiding, het analyseren van beleidscontexten, beleidsonderzoek, institutionele aanpassingen;
- proefactiviteiten om innovatieve oplossingen te testen;
- grootschalige transnationale evenementen of netwerkactiviteiten, hetzij sectoraal, hetzij sectoroverschrijdend;
- benuttingsactiviteiten om de resultaten te verspreiden binnen de onderwijsgemeenschap of -sector;
- activiteiten van denktanks, het onderzoeken van en experimenteren met innovatieve ideeën.
Voor toekomstgerichte projecten moet waar relevant gebruik worden gemaakt van EU-brede instrumenten en hulpmiddelen.
Toekomstgerichte projecten moeten het ontwerp omvatten van een actieplan voor de lange termijn (dat langer duurt dan het uit Erasmus+ gefinancierde project) voor de geleidelijke invoering en de horizontale toepassing van de ontwikkelde innovaties, opdat zij effect kunnen sorteren op onderwijs- en opleidingsstelsels in samenwerking met de relevante autoriteiten en instellingen. Zij moeten ook zorgen voor een passende zichtbaarheid en brede verspreiding van de werkzaamheden, onder andere op EU- en nationaal politiek niveau.
Uit de toekomstgerichte projecten zou tevens kunnen blijken hoe de uitvoering van het project kan worden ondersteund door andere EU-financiering (bijvoorbeeld Europese structuurfondsen, het Europees Fonds voor strategische investeringen, de faciliteit voor herstel en veerkracht, het Fonds voor een rechtvaardige transitie) en door nationale en regionale financiering, en particuliere financiering. Daarbij zou rekening kunnen worden gehouden met nationale en regionale slimme-specialisatiestrategieën en -ontwikkelingen in de Europese industriële ecosystemen.
Criteria waaraan moet worden voldaan om een toekomstgericht project aan te vragen
Subsidiabiliteitscriteria
Om in aanmerking te komen voor een Erasmus+-subsidie moeten projectvoorstellen voor toekomstgerichte projecten aan de volgende criteria voldoen:
Wie kan een aanvraag indienen?
De aanvragers (coördinator en volwaardige partners) moeten:
- publieke of particuliere organisaties/entiteiten zijn die actief zijn op het gebied van onderwijs en -opleiding of in het beroepsleven;
- gevestigd zijn in een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land (landen die momenteel onderhandelen over een associatieovereenkomst en waarbij de overeenkomst in werking treedt voordat de subsidie wordt ondertekend, komen in aanmerking).
Uitzondering: voor perceel 3, “Prioriteit 7: het pact voor vaardigheden ondersteunen” kunnen alleen de coördinerende organisaties van vaardighedenpartnerschappen in het kader van het pact voor vaardigheden coördinator worden, en kunnen alleen organisaties die op de uiterste datum voor indiening betrokken zijn bij bestaande partnerschappen in het kader van het pact voor vaardigheden volwaardige partners zijn.
Instellingen voor hoger onderwijs die zijn gevestigd in een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerde derde land moeten houder zijn van een geldig Erasmus-handvest voor hoger onderwijs (ECHE).
Organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen kunnen als geassocieerde partners deelnemen (niet als coördinator of volwaardige partners).
Samenstelling van het consortium
Voor perceel 1:
het consortium moet bestaan uit minimaal drie aanvragers (coördinator en volwaardige partners), uit minstens drie EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen.
Gelieerde entiteiten tellen niet mee voor de minimale subsidiabiliteitscriteria met betrekking tot de samenstelling van het consortium.
Het consortium moet ten minste één aanvrager (coördinator of volwaardige partner) omvatten die een overheidsinstantie is op nationaal of regionaal niveau (bv. ministeries van innovatie, onderwijs, arbeid of economie, kwalificatie- of kwaliteitsborgingsinstanties enz.) uit een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land.
In het kader van Prioriteit 1 (EdTech) moet het consortium ten minste één aanvrager (coördinator of volwaardig partner) omvatten die een EdTech-onderneming is uit een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land.
Voor perceel 2:
het consortium moet bestaan uit minimaal zes aanvragers (coördinator en volwaardige partners), uit minstens drie EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen.
Gelieerde entiteiten tellen niet mee voor de minimale subsidiabiliteitscriteria met betrekking tot de samenstelling van het consortium.
Voor ten minste drie in aanmerking komende landen moet het consortium per land het volgende omvatten:
- ten minste één onderneming of organisatie die het bedrijfsleven of de sector vertegenwoordigt, en
- ten minste één aanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding, of representatieve organisatie (op secundair en/of tertiair niveau).
Voor perceel 3:
in het kader van prioriteit 6, moet het consortium bestaan uit minimaal drie aanvragers (coördinator en volwaardige partners) uit minstens drie EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen.
Gelieerde entiteiten tellen niet mee voor de minimale subsidiabiliteitscriteria met betrekking tot de samenstelling van het consortium.
Het moet ook publieke of particuliere entiteiten omvatten die verantwoordelijk zijn voor, of een hoge mate van verantwoordelijkheid dragen voor (of invloed hebben op), de organisatie en/of financiering en/of het aanbieden van onderwijsdiensten aan volwassenen (bv. beoordeling van vaardigheden, validatie van competenties, onderwijs en opleiding, oriëntatie en begeleiding), als aanvragers of geassocieerde partners.
In het kader van prioriteit 7 moet het consortium uitsluitend bestaan uit aanvragers (coördinator en volwaardige partners) die partners zijn van bestaande partnerschappen in het kader van het pact voor vaardigheden uit minstens drie EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen. Gelieerde entiteiten tellen niet mee voor de minimale subsidiabiliteitscriteria met betrekking tot de samenstelling van het consortium.
Locatie van de activiteiten
De activiteiten moeten plaatsvinden in EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen.
Duur van het project
Voor perceel 1 moeten projecten normaal gezien 24 tot 48 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk, indien deze naar behoren en via een wijziging worden gemotiveerd).
Voor perceel 2 moeten projecten normaal gezien 36 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk, indien deze naar behoren en via een wijziging worden gemotiveerd).
Voor perceel 3 moeten projecten normaal gezien 24 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk, indien deze naar behoren en via een wijziging worden gemotiveerd).
De duur moet in de aanvraagfase worden gekozen op basis van de doelstelling van het project, het soort geplande activiteiten, het budget en de ambities die voor het project zijn vastgesteld.
Waar aanvragen?
Bij het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA).
Oproep-ID perceel 1: ERASMUS-EDU-2023-PI-FORWARD-LOT1
Oproep-ID perceel 2: ERASMUS-EDU-2023-PI-FORWARD-LOT2
Oproep-ID perceel 3: ERASMUS-EDU-2023-PI-FORWARD-LOT3
Wanneer aanvragen?
Subsidieaanvragen moeten uiterlijk op 15 maart om 17:00:00 uur (Belgische tijd) worden ingediend.
Aanvragende organisaties worden getoetst aan de relevante uitsluitings- en selectiecriteria. Zie deel C van deze gids voor meer informatie.
Een project opzetten
Bij toekomstgerichte projecten moet altijd rekening worden gehouden met de volgende horizontale beleidscontexten:
- het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten;
- de Green Deal van de Europese Commissie9 , de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN10 en de Verklaring van Parijs inzake klimaatverandering11 ;
- de Europese vaardighedenagenda12 ;
- de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en ‐opleiding voor duurzaam concurrentievermogen, sociale rechtvaardigheid en veerkracht13 ;
- de aanbeveling van de Raad inzake microcredentials14
- de aanbeveling van de Raad inzake individuele leerrekeningen15
- de resolutie van de Raad betreffende een vernieuwde Europese agenda voor volwasseneneducatie 2021-203016
- aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten: nieuwe mogelijkheden voor volwassenen17
- digitale transformatie in onze onderwijs- en opleidingsstelsels en op het gebied van jeugdzaken, zoals opgenomen in het Actieplan voor digitaal onderwijs 2021-202718 van de Europese Commissie.
Perceel 1: Digitaal onderwijs (Sectoroverschrijdend)
De voorstellen die in het kader van perceel 1 worden ingediend, moeten kwalitatief hoogwaardig en inclusief digitaal onderwijs ondersteunen, in overeenstemming met het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027.
De onderwijs- en opleidingsstelsels ondergaan momenteel een diepgaande digitale transformatie, die wordt aangejaagd door de vooruitgang op het gebied van connectiviteit; het wijdverbreide gebruik van apparaten en digitale toepassingen; de behoefte aan individuele flexibiliteit; de ruimere beschikbaarheid van en de behoefte aan hoogwaardige digitale onderwijsinhoud en de steeds toenemende vraag naar digitale vaardigheden. De COVID-19-pandemie, die grote gevolgen heeft gehad voor onderwijs en opleiding, heeft de verandering versneld en heeft tal van nieuwe leerervaringen en perspectieven opgeleverd.
In het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 wordt het EU-beleid voor de digitale transformatie van onderwijs en opleiding voor de volgende programmeringsperiode vastgesteld. Het is een oproep om op Europees niveau nauwer samen te werken om lering te trekken uit de COVID-19-crisis en de onderwijs- en opleidingsstelsels geschikt te maken voor het digitale tijdperk. In het actieplan zijn 14 acties gepland in het kader van twee strategische prioriteiten, namelijk:
- de ontwikkeling van een goed presterend digitaal onderwijsecosysteem ondersteunen (1)
- de noodzaak om de digitale competenties voor de digitale transformatie te versterken aanpakken (2)
Het actieplan is door de Commissie vastgesteld als essentiële voorwaarde voor de Europese onderwijsruimte en in januari 2021 is gestart met de uitvoering ervan.In de afgelopen maanden heeft de Commissie, op uitnodiging van de Raad en volgend op de toespraak over de Staat van de Unie 2021 van Commissievoorzitter Von der Leyen, een gestructureerde dialoog met de lidstaten opgestart over digitaal onderwijs en vaardigheden. De dialoog heeft tot doel de lidstaten te ondersteunen bij de digitale transformatie van hun onderwijs- en opleidingsstelsels middels een geïntegreerde, samenhangende en ambitieuzere aanpak, waarbij verschillende overheidssectoren, de particuliere sector (bv. EdTech-bedrijven), sociale partners en het maatschappelijk middenveld worden samengebracht. Via de gestructureerde dialoog zullen de Commissie en de lidstaten een gemeenschappelijke diagnose stellen van de situatie en de perspectieven op nationaal niveau; geleerde lessen vaststellen en de noodzakelijke volgende stappen voor verdere actie op het gebied van digitaal onderwijs bepalen. De dialoog zal eind 2022 zijn voltooid en zal toekomstige acties op EU-niveau op het gebied van digitaal onderwijs en digitale vaardigheden ondersteunen, met inbegrip van twee voorstellen voor een aanbeveling van de Raad inzake faciliterende factoren voor digitaal onderwijs en de verbetering van het aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding.
In dit verband moet ervoor worden gezorgd dat er adequate methodologieën en mogelijkheden voor lerarenopleiding voorhanden zijn om de doeltreffende ontwikkeling van digitale vaardigheden en competenties door middel van onderwijs en opleiding te waarborgen. Zo kan informatica een rol spelen als instrument voor het actieve gebruik van technologieën op jonge leeftijd en de ontwikkeling van vaardigheden en competenties om dringende maatschappelijke problemen zoals het bestrijden van desinformatie en het bevorderen van digitale geletterdheid, aan te pakken.
Daarnaast is het actieplan voor digitaal onderwijs bedoeld om doeltreffendere samenwerking op het gebied van digitaal onderwijs en digitale opleiding op EU-niveau te ondersteunen door de oprichting van een Europese hub voor digitaal onderwijs. De hub zal sectoroverschrijdende samenwerking bevorderen, goede praktijken inventariseren en uitwisselen en de lidstaten en de onderwijs- en opleidingssector ondersteunen met instrumenten, kaders, richtsnoeren, technische deskundigheid en onderzoek op het gebied van digitaal onderwijs. De hub moet nationale en regionale initiatieven en actoren op het gebied van digitaal onderwijs met elkaar verbinden en nieuwe modellen voor de uitwisseling van digitale onderwijsinhoud ondersteunen, waarbij kwesties als gemeenschappelijke normen, interoperabiliteit, toegankelijkheid en kwaliteitsborging worden aangepakt. In overeenstemming met de doelstellingen van de hub is het ook belangrijk om alle actoren in het digitale onderwijsecosysteem te ondersteunen om doeltreffend met elkaar samen te werken, en met name om de samenwerking tussen overheidsinstanties/onderwijs- en opleidingsinstellingen en snel ontwikkelende sectoren, zoals de Europese onderwijstechnologie (EdTech), te vergemakkelijken.
Toekomstgerichte projecten zullen gericht zijn op een van de volgende drie prioriteiten:
Prioriteit 1: Onderwijstechnologie (EdTech): opschaling van EU-gebaseerde oplossingen door samenwerking en kwaliteitsborging;
De Europese onderwijstechnologiesector (EdTech) is een belangrijke bron van innovatie in digitaal onderwijs en groeit snel. De sector blijft echter sterk versnipperd en beschikt veelal niet over de ervaring en de capaciteit om effectief op duurzame wijze met onderwijs- en opleidingsinstellingen en overheidsinstanties samen te werken.
Toekomstgerichte projecten op dit prioritaire gebied zouden in de EU gevestigde EdTech-organisaties betrekken door de samenwerking tussen de sector en overheidsinstanties te bevorderen en bij te dragen tot de ontwikkeling van een goed presterend Europese digitaal onderwijsecosysteem.
Projecten in het kader van deze prioriteit moeten zowel betrekking hebben op:
- ontwikkeling van een empirisch onderbouwd kader voor kwaliteitsborging voor onderwijstechnologie, in samenwerking met de ministeries van Onderwijs, met betrekking tot de leerresultaten die zijn bereikt door de integratie van onderwijstechnologieoplossingen in onderwijs, leren en beoordeling;
- bevordering van sectoroverschrijdende samenwerking tussen aanbieders van onderwijstechnologie, onderwijs- en opleidingsinstellingen en overheidsinstanties bij het aanpakken van efficiënte en billijke toegang tot hoogwaardige digitale onderwijsinhoud.
Prioriteit 2: doeltreffende pedagogische benaderingen van informatica voor het basis- en secundair onderwijs;
Informatica19 is nog steeds een relatief nieuwe discipline in het schoolonderwijs. Hoewel sommige Europese landen al een lange traditie hebben om het te onderwijzen, hebben andere deze discipline pas recent geïntroduceerd, met name in het basis- en lager secundair onderwijs. Recente hervormingsprocessen hebben geleid tot veranderingen in schoolcurricula en tot een algemene tendens om informatica op school in de EU te versterken. Hoewel informatica in het tertiair onderwijs, en tot op zekere hoogte, in het hoger secundair onderwijs wordt onderwezen, blijkt dat in het lager secundair en het basisonderwijs de in het onderwijs ontwikkelde kennis en onderzoek veel beperkter is.
Het ondersteunen van de ontwikkeling van doeltreffende benaderingen op het gebied van informatica en aanverwante evaluaties kan leerkrachten helpen om beter voorbereid te zijn op het opbouwen en delen van expertise over hoe deze discipline het best kan worden geïntegreerd in de verschillende niveaus van het schoolonderwijs, waardoor een actief en veilig gebruik van digitale technologie door jongeren wordt bevorderd.
Projecten in het kader van deze prioriteit moeten zowel betrekking hebben op:
- het ontwikkelen en testen van doeltreffende en innovatieve pedagogische benaderingen die passend zijn en met een duidelijke progressie tussen de verschillende onderwijsniveaus, waarbij met name de nadruk wordt gelegd op het basis- en secundair onderwijsniveau;
- initiatieven voor lerarenopleidingen die gericht zijn op het vergroten van de beschikbaarheid van (algemene en gespecialiseerde) leerkrachten met adequate voorbereiding en kwalificatie om de discipline te onderwijzen.
Prioriteit 3: lerarenopleiding en curriculumontwikkeling bij het aanpakken van desinformatie en het bevorderen van digitale geletterdheid
De Europese Commissie heeft in het kader van het actieplan voor digitaal onderwijs 2021-2027 gemeenschappelijke richtsnoeren verstrekt voor leerkrachten en onderwijsactoren om digitale geletterdheid te bevorderen en desinformatie te bestrijden door middel van onderwijs en opleiding20 . Er zijn echter meer inspanningen op systemisch niveau nodig om ervoor te zorgen dat de onderwijs- en opleidingsstelsels jongeren daadwerkelijk de vaardigheden en competenties bieden om deze dringende problemen aan te pakken en dat leerkrachten en onderwijsactoren worden ondersteund bij hun opleiding en permanente professionele ontwikkeling op dit gebied.
Daartoe zouden toekomstgerichte projecten inzake lerarenopleiding en curriculumontwikkeling ter bevordering van digitale geletterdheid en de bestrijding van desinformatie bijdragen tot het ondersteunen van onderwijs- en opleidingsstelsels, en met name lerenden en leerkrachten en onderwijzend personeel om nieuwe en opkomende uitdagingen in het klaslokaal die nauw verbonden zijn met de dynamische onlineomgeving op doeltreffende en gestructureerde wijze aan te pakken.
- Projecten in het kader van deze prioriteit moeten zowel betrekking hebben op: initiële lerarenopleiding en bij- en nascholing op het gebied van digitale geletterdheid en het aanpakken van desinformatie, zowel wat betreft inhoud als methodologie, maar ook op het gebied van toepassing op systeemniveau;
- onderzoek en uitwisseling van doeltreffende en schaalbare benaderingen in curriculumontwikkeling op het gebied van digitale geletterdheid en het aanpakken van desinformatie.
Perceel 2: beroepsonderwijs en -opleiding
De voorstellen die in het kader van perceel 2 worden ingediend moeten gericht zijn op een van de volgende twee prioriteiten:
Prioriteit 4: Microcredentials voor inzetbaarheid
Microcredentials zijn erkende bewijsstukken (bv. een onderscheiding of certificaat) van de leerresultaten die een lerende heeft bereikt na een korte leerervaring. Microcredentials hebben een exponentiële groei en acceptatie doorgemaakt aangezien werknemers en werkzoekenden zich willen bij- en omscholen om te kunnen inspelen op de snel veranderende behoeften van de arbeidsmarkt, de impact van de digitale en groene transitie en het herstel van COVID-19. Microcredentials hebben een enorm potentieel om levenslang leren en inclusievere vormen van leren te ondersteunen aan de hand van flexibeler leren en relevante leermogelijkheden. De Commissie heeft stappen gezet met haar voorstel voor een aanbeveling van de Raad betreffende een Europese aanpak van microcredentials voor levenslang leren en inzetbaarheid om een definitie, standaardformaat voor de beschrijving van microcredentials en beginselen voor het ontwerpen en uitgeven van microcredentials vast te stellen.
Deze elementen zijn essentieel om de kwaliteit, het vertrouwen en het gebruik van microcredentials te waarborgen en hun volledige potentieel als geaccepteerd leermiddel te benutten. Om het potentieel van microcredentials verder te ontwikkelen, moeten de projecten betrekking hebben op één van de volgende gebieden of een combinatie ervan:
- Microcredentials voor een inclusievere arbeidsmarkt: hoe kunnen microcredentials worden gebruikt in vaardigheidsecosystemen, actief arbeidsmarktbeleid (d.w.z. diensten voor arbeidsvoorziening, opleidingsondersteuning en werkgelegenheidsprikkels) ter ondersteuning van de inzetbaarheid en inclusie voor kansarme groepen, waaronder jongeren, ontvangers van een minimuminkomen, langdurig werklozen, personen met een handicap en laaggeschoolden op de arbeidsmarkt van de EU.
- Microcredentials voor de groene transitie: hoe kunnen microcredentials worden ontworpen, geleverd en bijgewerkt om mensen uit te rusten met de nodige vaardigheden voor de groene transitie op basis van het gebruik van informatie over vaardigheden op de arbeidsmarkt en de input van werkgevers, het bedrijfsleven en de sociale partners.
- Meeneembaarheid van microcredentials: hoe kunnen we optimaal gebruikmaken van digitalisering, open standaarden en authenticatiediensten, waaronder Europese digitale leercredentials (onderdeel van Europass), om de meeneembaarheid van microcredentials tussen landen, werkgevers, onderwijs-, opleidings- en werkgelegenheidsstelsels mogelijk te maken.
Prioriteit 5: beroepsonderwijs en -opleiding aantrekkelijker maken door middel van partnerschappen en netwerken van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding
In de hele EU zijn pas afgestudeerden van programma's voor beroepsonderwijs en -opleiding (op hoger secundair en postsecundair niveau) aanzienlijk meer inzetbaar dan pas afgestudeerden in het algemeen onderwijs. Daarnaast speelt beroepsonderwijs en -opleiding een prominente rol in het Europese hoger secundair onderwijs, aangezien ongeveer de helft (48,4 %) van alle lerenden die in het hoger secundair onderwijs zijn ingeschreven, is ingeschreven voor programma's voor beroepsonderwijs en -opleiding.
Niettemin kampt beroepsonderwijs en -opleiding in sommige landen nog steeds met veel vooroordelen en een negatief imago; daarom is op het basisniveau — waar beroepsonderwijs en -opleiding plaatsvindt — een mentaliteitsverandering nodig bij jongeren, ouders, bedrijven en volwassen lerenden, in nauwe samenwerking met netwerken van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding.
Een groter bewustzijn over het belang van de voortzetting van beroepsonderwijs en -opleiding zou ook ten goede komen aan het concurrentievermogen van bedrijven en werknemers.
Beroepsonderwijs en -opleiding als een aantrekkelijke keuze beschouwen, maakt deel uit van de visie van de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en opleiding: “In het licht van de groene en digitale transitie en de demografische uitdagingen, is het noodzakelijk het aanbod voor voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding zowel voor jongeren als voor volwassenen aanzienlijk uit te breiden en te verbeteren en tegelijkertijd de aantrekkelijkheid en de excellentie van beroepsonderwijs en -opleiding te vergroten.”
Deze uitdagingen vereisen actie, bijvoorbeeld door de capaciteit op basisniveau te vergroten om de aantrekkelijkheid en de uitmuntendheid van beroepsonderwijs en -opleiding te versterken en de Europese beleidslijnen, initiatieven en programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding dichter bij de praktijk te brengen.
De projecten moeten ten minste de hieronder genoemde reeks activiteiten uitvoeren (aanvullende activiteiten kunnen worden toegevoegd):
- het opzetten van nieuwe en/of versterken van bestaande netwerken en partnerschappen tussen aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding op sectoraal, regionaal, nationaal of Europees niveau — met name voor landen met beperkte vertegenwoordigingsregelingen tussen aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding —, om ervoor te zorgen dat de beroepsopleidingswereld daadwerkelijk wordt bereikt om de aantrekkelijkheid en uitmuntendheid van beroepsonderwijs en -opleidingen op innovatieve manieren te versterken; dit kan de mogelijkheid omvatten om bij te dragen aan praktijkgemeenschappen en/of deze (waaronder virtuele) op te zetten om de aantrekkelijkheid en uitmuntendheid in beroepsonderwijs en -opleiding te ondersteunen;
- het organiseren van nationale en/of transnationale communicatiecampagnes om de voordelen en carrièremogelijkheden van initiële kwalificaties voor beroepsonderwijs en -opleiding voor jongeren en bij- en omscholing voor volwassenen in de verf te zetten;
- het organiseren van evenementen en/of netwerkinitiatieven op lokaal, regionaal, nationaal of Europees niveau om te zorgen voor een breed bereik van verschillende doelgroepen, waarbij gebruik wordt gemaakt van een mix van innovatieve online en traditionele communicatiemethoden; deze communicatiemethoden zullen zeer vernieuwend zijn21 ;
- het versterken van de samenwerking met economische en maatschappelijke actoren, met inbegrip van overheidsinstanties, sociale partners en werkgevers om acties op te zetten om de aantrekkelijkheid en uitmuntendheid van beroepsonderwijs en -opleiding te vergroten, ook met het oog op het bevorderen van leerbevorderende werkomgevingen. De projecten zullen erop gericht zijn de nationale of regionale overheden zoveel mogelijk bij het project te betrekken;
- het selecteren van getuigenissen, nomineren van ambassadeurs, en/of opzetten van onderscheidingen voor excellentie op verschillende gebieden (voor lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding, leerkrachten, opleiders, innovatieve aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, bedrijven, leerlingplaatsen enz.) die dienen als inspirerende en mobiliserende voorbeelden om de aantrekkelijkheid en excellentie in beroepsonderwijs en -opleiding te vergroten. Onderscheidingen en andere initiatieven kunnen nationaal of transnationaal zijn en voortbouwen op wat er in sommige landen al bestaat en kunnen in verschillende landen worden opgeschaald en duurzaam gemaakt.
Projecten in het kader van prioriteit 5 worden aangemoedigd om samen te werken met de andere projecten die onder dezelfde prioriteit vallen en synergie tussen hun activiteiten tot stand te brengen (onder meer door de organisatie van gezamenlijke evenementen).
Perceel 3: volwasseneneducatie
De voorstellen die in het kader van perceel 3 worden ingediend moeten gericht zijn op de volgende prioriteit:
Prioriteit 6: ontwikkeling van nationale registers van voor de arbeidsmarkt relevante opleidingsmogelijkheden waarvan de kwaliteit verzekerd is
Bij de redenen die de deelname aan volwasseneneducatie beperken, melden potentiële lerenden dat de informatie over mogelijkheden onduidelijk is. In veel lidstaten is het veelzijdige aanbod van mogelijkheden voor volwasseneneducatie onoverzichtelijk en zijn potentiële lerenden vaak onzeker of een specifieke mogelijkheid van goede kwaliteit is en vervolgens van waarde zal zijn op de arbeidsmarkt. Voor volwassenen beperkt dit de prikkels om dergelijke kansen te zoeken en aan te grijpen. Voor potentiële financieringsorganen — overheidsinstanties of werkgevers — vermindert dit de bereidheid om hun investeringen in de ontwikkeling van vaardigheden te verhogen. Nationale registers van voor de arbeidsmarkt relevante opleidingsmogelijkheden waarvan de kwaliteit verzekerd is, zijn in verschillende lidstaten gebruikt als innovatief instrument om deze uitdagingen aan te pakken, vaak gekoppeld aan financiële steun voor personen om de kansen in deze registers te benutten, soms ook met informatie over begeleiding en de mogelijkheden tot validatie. Kwaliteitsinformatie over het aanbod van begeleidings- en validatiemogelijkheden zou de potentiële begunstigden ervan ook helpen om deze mogelijkheden te benutten en de beste keuze te maken.
In de projecten worden methoden en mechanismen vastgesteld om ervoor te zorgen dat dergelijke registers, zodra ze operationeel zijn, een aanzienlijk aantal gebruikers bereiken omdat zij:
- de communicatie tussen de “onderwijs- en opleidingswereld” en het “beroepsleven” verbeteren (bv. informatie over vaardigheden, sociale partners, aanbieders van onderwijs en opleiding en andere relevante belanghebbenden betrekken bij hun governance);
- een goed evenwicht vinden tussen kwaliteitsborging en een divers aanbod van kansen die inspelen op de behoeften van de arbeidsmarkt;
- vanuit het oogpunt van de gebruiker eenvoud combineren met passende flexibiliteit aan het “back end” met betrekking tot de opgenomen mogelijkheden (bv. de mogelijkheid van “meerdere routes” in het register, regionale differentiatie van de opgenomen mogelijkheden enz.), en
- fungeren als katalysator voor aanvullende investeringen voor opleiding (bv. door een betrouwbare referentie te worden voor overheidsregelingen die financiële steun verlenen voor opleiding, of collectieve onderhandelingen of onderhandelingen op bedrijfsniveau over opleidingsrechten);
- interoperabel zijn met andere nationale registers en het Europass-platform dankzij hun gebruik van de standaarden van het Europese model voor leren (gegevensschema).
Prioriteit 7: Het pact voor vaardigheden ondersteunen
Het pact voor vaardigheden is het eerste vlaggenschipinitiatief van de Europese vaardighedenagenda 2020. Het pact is stevig verankerd in de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en ondersteunt de doelstellingen van de Europese Green Deal en de digitale transformatie, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie “Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities”. Het draagt ook bij tot de verwezenlijking van het EU-streefcijfer dat 60 % van de volwassenen elk jaar tegen 2030 aan opleiding deelneemt, zoals uiteengezet in het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten.
Het pact voor vaardigheden is een nieuw engagementsmodel om uitdagingen op het gebied van vaardigheden aan te pakken en resultaten te boeken op het pad van herstel, de industriële strategie van de EU en de groene en de digitale transitie. Het is bedoeld om de lacunes in de industriële ecosystemen verder aan te pakken door bedrijven, werknemers, nationale, regionale en lokale overheden, sociale partners, brancheorganisaties, aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, kamers van koophandel en diensten voor arbeidsvoorziening te mobiliseren om te investeren in bij- en omscholingsacties. Door de krachten te bundelen en concrete toezeggingen te doen om te investeren in opleiding voor mensen in de werkende leeftijd, helpen vaardighedenpartnerschappen in het kader van het pact om de hedendaagse uitdagingen op het gebied van vaardigheden het hoofd te bieden.
Projecten in het kader van deze prioriteit moeten daarom alleen partners van bestaande partnerschappen in het kader van het pact voor vaardigheden omvatten.
De projecten zullen alle onderstaande activiteiten uitvoeren:
- ontwikkeling en ondersteuning van governancestructuren of regelingen waarmee leden in het kader van hetzelfde vaardighedenpartnerschap worden verbonden;
- ontwikkeling en ondersteuning van samenwerking op het gebied van opleiding tussen grote bedrijven en kmo’s, en tussen kmo’s die lid zijn van hetzelfde vaardighedenpartnerschap;
- ondersteuning van de vaststelling, uitvoering en monitoring van de concrete toezeggingen die in het kader van het vaardighedenpartnerschap zijn gedaan en aangegaan, zoals:
- verzameling van informatie over vaardigheden,
- bijscholing van laaggeschoolden,
- omscholing van personen voor nieuwe taken in hun baan, omscholing van personen uit andere sectoren met vaardigheden die overdraagbaar zijn naar de eigen sector, in het bijzonder met het oog op de integratie van vluchtelingen uit Oekraïne op de arbeidsmarkt.
Verwachte gevolgen
Toekomstgerichte projecten moeten innovatieve oplossingen bieden die horizontaal kunnen worden toegepast op regionaal, nationaal en Europees niveau en die idealiter verder kunnen worden ontwikkeld met EU-financiering, of via nationale en regionale ondersteuning.
De vastgestelde prioriteiten, te weten het versterken van de innovatiecapaciteit van Europa, het tot stand brengen van een sterk effect op hervormingen van onderwijs en opleiding alsook het in gang zetten van systemische veranderingen, moeten correct worden aangepakt in de bottom-uppraktijken.
Via de brede verspreiding van projectresultaten op transnationaal, nationaal en/of regionaal niveau, en rekening houdend met Europese industriële ecosystemen en nationale en regionale slimme-specialisatiestrategieën, zullen toekomstgerichte projecten naar verwachting een louterend effect hebben op systeemniveau om onderwijs- en opleidingsstelsels beter te helpen reageren op de uitdagingen van een snel veranderende wereld.
Toekenningscriteria
Relevantie van het project - (maximaal 30 punten)
- Link naar EU-beleid en -initiatieven: in het voorstel wordt een project opgezet en ontwikkeld dat een toekomstgericht idee op EU-niveau ondersteunt, rekening houdend met de bestaande EU-instrumenten en -initiatieven, die tevens moeten worden bevorderd (indien van toepassing). Het voorstel ondersteunt bovendien de uitvoering van EU-beleid (bv. de Europese vaardighedenagenda), EU-kaders en -wetgevingsinitiatieven, zoals de landenspecifieke aanbevelingen van het Europees semester;
- Doel: het voorstel is relevant voor de doelstelling van de actie en voor de algemene en specifieke doelstellingen van de actie (zie punt “Doelstellingen van de actie” hierboven);
- Toepassingsgebied: het voorstel is gericht op een van de prioriteiten van de actie (zie punt “Een project opzetten” hierboven). Afhankelijk van de beoogde prioriteit:
- Perceel 1: digitaal onderwijs (sectoroverschrijdend) - Kwalitatief hoogwaardig en inclusief digitaal onderwijs ondersteunen: de mate waarin het voorstel consequent activiteiten, onderzoek en evenementen plant en integreert die duidelijk bijdragen tot de doelstellingen van het perceel, met name in het kader van de specifieke doelstellingen van de prioriteiten waarop elk voorstel betrekking heeft.
- Prioriteit 4 - Microcredentials voor inzetbaarheid: de mate waarin het voorstel ervoor zorgt dat microcredentials gebruikmaken van bestaande nationale systemen en EU-instrumenten en -diensten, of de aanpassing ervan onderzoeken, voor: (1) vaardigheden en kwalificaties (nationale kwalificatiekaders, studiepuntsystemen, Europass, met inbegrip van Europese digitale leercredentials, instrumenten voor kwaliteitsborging enz.) en (2) inzetbaarheid (opleidingssystemen, individuele leerrekeningen, openbare diensten voor arbeidsvoorziening, betrokkenheid bij de sociale partners enz.).
- Prioriteit 5 - Aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding: de mate waarin in het voorstel netwerken en verenigingen van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding worden opgericht of versterkt, om op innovatieve en concrete wijze bij te dragen tot het vergroten van de aantrekkelijkheid en uitmuntendheid in beroepsonderwijs en -opleiding, en om beroepsonderwijs en -opleidingsaanbieders te bereiken in landen met beperkte vertegenwoordigingsregelingen tussen aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding.
- Prioriteit 6 - Nationale registers van opleidingsmogelijkheden: de mate waarin het voorstel voorziet in samenwerking en uitwisseling over de wijze waarop doeltreffende registers van opleidingsmogelijkheden met gegarandeerde kwaliteit die relevant zijn voor de arbeidsmarkt kunnen worden opgezet of versterkt die kunnen fungeren als betrouwbare referentie voor openbare of particuliere regelingen die financiële steun voor opleiding verlenen en de mate waarin zij in overeenstemming zijn met het gegevensschema van het Europees leermodel.
- Prioriteit 7 - Het pact voor vaardigheden ondersteunen: de mate waarin het voorstel voorziet in acties die de samenwerking tussen partners zullen versterken, wat resulteert in betere informatie over vaardigheden en doeltreffende bij- en omscholing van werknemers;
- Innovatie: het voorstel houdt rekening met de modernste methoden en technieken, en leidt tot innovatieve resultaten en oplossingen die horizontaal kunnen worden toegepast in een of meerdere economische of onderwijssectoren;
- Samenhang: de doelstellingen berusten op een gedegen behoefteanalyse; ze zijn duidelijk afgebakend en realistisch van opzet, en pakken kwesties aan die van belang zijn voor de deelnemende organisaties en voor de actie;
- Europese meerwaarde: uit het voorstel blijkt duidelijk voor welke meerwaarde het transnationale karakter en de potentiële overdraagbaarheid kunnen zorgen op systemisch EU-niveau;
- Situatie na de pandemie: de mate waarin het voorstel maatregelen omvat die nieuw beleid en nieuwe praktijken op systeemniveau stimuleren om de nieuwe uitdagingen van de recente pandemie het hoofd te bieden.
Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering - (maximaal 30 punten)
- Samenhang: de opzet van het gehele project garandeert de onderlinge afstemming tussen projectdoelstellingen, methodologie, activiteiten, duur en het voorgestelde budget. het voorstel vormt een samenhangend en alomvattend geheel van passende activiteiten om te voorzien in de onderkende behoeften en om de verwachte resultaten te bewerkstelligen;
- Opzet: het werkprogramma is duidelijk en inzichtelijk (en bestrijkt alle fasen: voorbereiding, uitvoering, toezicht, evaluatie, verspreiding en benutting). Het omvat een analyse vooraf en achteraf (beide binnen de looptijd van het project) van de geïntroduceerde innovatie in het onderwijs;
- Methodologie: de kwaliteit en haalbaarheid van de voorgestelde methode en de geschiktheid ervan om de verwachte resultaten te bereiken, met gebruikmaking van EU-instrumenten, voor zover relevant voor het project;
- Beheer: er wordt gezorgd voor goed onderbouwde beheersystemen. Tijdschema’s, organisatie, taken en verantwoordelijkheden zijn nauwkeurig omschreven en realistisch. Het voorstel wijst geschikte middelen toe aan elke activiteit;
- Verbetering van de kwaliteit en doeltreffendheid: met het voorstel wordt innovatie duidelijk verweven in activiteiten en resultaten die de kwaliteit, efficiëntie en billijkheid van stelsels voor onderwijs en opleiding ten goede komen;
- Budget: in het budget worden de nodige middelen uitgetrokken om het project met succes te voltooien; het budget wordt noch te hoog, noch te laag aangeslagen;
- Financieel toezicht en kwaliteitscontrole: controlemaatregelen (doorlopende kwaliteitsbeoordeling en opleiding, intercollegiale toetsing, benchmarking enzovoort) en kwaliteitsindicatoren zorgen ervoor dat het project op kwalitatief hoogstaande en kostenefficiënte wijze wordt uitgevoerd. Projectgerelateerde uitdagingen/risico’s worden duidelijk in kaart gebracht en waar nodig wordt gezorgd voor risicobeperkende maatregelen. Deskundige toetsingsprocessen zijn gepland als integraal onderdeel van het project. Het werkprogramma bevat een onafhankelijke externe kwaliteitsbeoordeling die halverwege en een paar maanden voor het einde van het project wordt ingediend om mogelijke aanpassingen van het project mogelijk te maken.
Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen - (maximaal 20 punten)
- Samenstelling: het partnerschap wordt samengesteld in overeenstemming met de actie- en projectdoelstellingen. Het is op passende wijze samengesteld uit relevante organisaties die beschikken over de vereiste profielen, vaardigheden, ervaring en deskundigheid alsook over de managementondersteuning die nodig is om het gehele project tot een goed einde te brengen. Het voorstel omvat partners die de betrokken sectorale of sectoroverschrijdende aanpak adequaat vertegenwoordigen. Samenstelling afhankelijk van het beoogde perceel/de beoogde prioriteit:
- Prioriteit 4 - Microcredentials voor inzetbaarheid: de mate waarin het partnerschap organisaties omvat die actief betrokken zijn bij het beleid of de praktijk op het gebied van een leven lang leren (met inbegrip van alle niveaus en soorten leren, onderwijs en opleiding) en werkgelegenheidsstelsels, met inbegrip van actief arbeidsmarktbeleid (d.w.z. diensten voor arbeidsvoorziening, opleidingsondersteuning en werkgelegenheidsprikkels);
- Prioriteit 5 - Aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding: de mate waarin het partnerschap:
- Europese, nationale, regionale of sectorale verenigingen of netwerken van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding omvat;
- overheidsinstanties omvat om de impact van de activiteiten te waarborgen;
- zorgt voor een goede geografische dekking, met name voor landen met beperkte vertegenwoordigingsregelingen tussen aanbieders van beroepsonderwijs en –opleiding;
- Inzet: de partners leveren een wezenlijke, ter zake dienende en complementaire bijdrage. De verantwoordelijkheden en taken zijn ondubbelzinnig en oordeelkundig verdeeld; daarbij wordt duidelijk aangetoond dat de inzet en actieve bijdrage van alle deelnemende organisaties perfect aansluiten op hun specifieke deskundigheid en capaciteit;
- Taken: de coördinator bezit hoogwaardige management- en coördinatievaardigheden op het gebied van transnationale netwerken en geeft blijk van leiderschapskwaliteiten in een complexe omgeving. Individuele taken worden toegewezen op basis van de specifieke knowhow van elke partner;
- Samenwerking/teamgeest: er wordt een doeltreffend mechanisme voorgesteld om een efficiënte coördinatie, besluitvorming, communicatie en conflictoplossing te waarborgen tussen de deelnemende organisaties, deelnemers en alle andere belanghebbenden;
- Geografische dimensie en betrokkenheid van niet met het programma geassocieerde derde landen (indien van toepassing): het partnerschap omvat relevante partners uit verschillende geografische gebieden en deze geografische samenstelling wordt gemotiveerd. Voor zover van toepassing levert de betrokkenheid van deelnemende organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen essentiële meerwaarde op voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het toekomstgerichte project.
Effect, verspreiding en duurzaamheid - (maximaal 20 punten)
- Benutting: het voorstel toont aan hoe de resultaten van het project op systeemniveau zullen worden geïntegreerd in een of meerdere sectoren. Er wordt gezorgd voor middelen om de benutting te meten tijdens en na afloop van het project;
- Verspreiding: het voorstel bevat een duidelijk plan voor de verspreiding van resultaten, en voorziet in passende kwantitatieve streefdoelen, activiteiten, een relevante timing, instrumenten, hulpmiddelen en communicatiekanalen om ervoor te zorgen dat de resultaten en voordelen efficiënt worden verspreid onder de juiste belanghebbenden, beleidsmakers en aanjagers van innovatie, gedurende de looptijd van het project, maar ook daarna. In het voorstel wordt voorts aangegeven welke partners verantwoordelijk zullen zijn voor de verspreiding en wordt de relevante ervaring die zij met verspreidingsactiviteiten hebben, aangetoond. Bij de verspreiding wordt ook rekening gehouden met nationale en regionale slimme-specialisatiestrategieën om maximaal effect te sorteren op deze niveaus;
- Open toegang: als algemene regel en binnen de grenzen van de bestaande nationale en Europese rechtskaders geldt dat resultaten beschikbaar moeten worden gesteld als open leermiddelen alsook op relevante platforms van beroepsverenigingen, sectorverenigingen of bevoegde autoriteiten. In het voorstel wordt beschreven hoe geproduceerde gegevens, materiaal, documenten en audiovisuele en sociale media-activiteiten vrij toegankelijk worden gemaakt en gepromoot onder open licenties zonder dat er onevenredige beperkingen worden opgelegd;
- Gevolgen: het voorstel toont de potentiële effecten van het project aan:
- voor de doelgroepen en de sector(en);
- voor beleidsmakers op systeemniveau;
- buiten de beleidsmakers en autoriteiten die rechtstreeks bij het project betrokken zijn, op particuliere of publieke aanjagers van innovatie op lokaal, regionaal, nationaal en/of Europees niveau. Uit het voorstel blijkt het potentieel dat door andere belangrijke belanghebbenden in de sector of daarbuiten in de praktijk moet worden gebracht.
Het voorstel omvat maatregelen, vastgestelde kwantitatieve doelstellingen en indicatoren om de voortgang te monitoren en het verwachte effect (korte en lange termijn) te beoordelen;
- Duurzaamheid: in het voorstel wordt uitgelegd hoe het toekomstgerichte project op verschillende niveaus (lokaal, regionaal, nationaal) zal worden ingevoerd en verder zal worden ontwikkeld. Het voorstel omvat het ontwerp van een actieplan voor de lange termijn voor de geleidelijke invoering van projectresultaten na afloop van het project en voor de horizontale toepassing ervan. Dit plan moet gebaseerd zijn op langdurige partnerschappen op het geëigende niveau tussen beleidsmakers, aanbieders van onderwijs en opleiding en belangrijke belanghebbenden uit het bedrijfsleven. Het moet de vaststelling van passende governancestructuren omvatten, alsook plannen met het oog op schaalbaarheid en financiële duurzaamheid, met inbegrip van de potentiële identificatie van de financiële middelen (Europees, nationaal en particulier) om ervoor te zorgen dat de resultaten en voordelen op lange termijn duurzaam zijn.
De voorstellen moeten een minimumscore van 70 punten (van in totaal 100 punten) behalen om voor financiële steun in aanmerking te komen, rekening houdend met de minimumdrempels voor elk van de vier toekenningscriteria: een minimumscore van 15 punten voor de categorie “Relevantie van het project”; 15 punten voor de categorie “Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering”, 10 punten voor “Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen” en 10 punten voor “Gevolgen”.
Bij een ex aequo tussen voorstellen onder dezelfde prioriteit wordt voorrang gegeven aan de scores die zijn behaald voor het toekenningscriterium “Relevantie” en vervolgens voor “Gevolgen”.
Indien mogelijk zal het evaluatiecomité ernaar streven de prioriteiten op evenwichtige wijze te dekken.
Wat zijn de financieringsregels?
Deze actie volgt een financieringsmodel op basis van vaste bedragen. Het bedrag van de afzonderlijke vaste bijdrage wordt voor elke subsidie bepaald op basis van het geraamde budget van de door de aanvrager voorgestelde actie. De subsidieautoriteit stelt het vaste bedrag van elke subsidie vast op basis van het voorstel, het evaluatieresultaat, de financieringspercentages en het maximale subsidiebedrag zoals vastgesteld in de oproep.
De maximale EU-subsidie per project bedraagt:
- voor perceel 1 – Digitaal onderwijs (sectoroverschrijdend): 1 500 000 EUR
- Voor perceel 2 – Beroepsonderwijs en -opleiding: 900 000 EUR
- Voor perceel 3 – Volwasseneneducatie: 1 000 000 EUR
Het maximale aantal te financieren projecten is:
voor alle percelen: er is geen maximumaantal projecten vastgesteld; het aantal hangt af van de budgettaire beperkingen.
Voor perceel 1: er is een indicatief streefdoel van drie projecten per prioriteit.
Hoe wordt het vaste bedrag voor het project vastgesteld?
Aanvragers moeten overeenkomstig het aanvraagformulier een gedetailleerde begrotingstabel invullen, rekening houdend met de volgende punten:
- Het budget moet worden beschreven zoals vereist door de begunstigden en worden onderverdeeld in samenhangende werkpakketten (bijvoorbeeld “projectbeheer”, “analyse”, “opleiding”, “organisatie van evenementen”, “implementatie van modellen”, “actieplan voor de lange termijn”, “communicatie en verspreiding”, “kwaliteitsborging” enz.);
- In het voorstel moeten de activiteiten worden beschreven die elk werkpakket behelst;
- Aanvragers moeten in hun voorstel een uitsplitsing geven van de geraamde kosten, met het aandeel per werkpakket (en, binnen elk werkpakket, het aandeel dat aan elke begunstigde en gelieerde entiteit is toegewezen);
- De beschreven kosten kunnen personeelskosten, reis- en verblijfkosten, kosten voor uitrusting en uitbesteding of andere kosten zijn (bijvoorbeeld voor de verspreiding van informatie, publicatie of vertaling).
De voorstellen zullen worden geëvalueerd aan de hand van de standaardevaluatieprocedures met de hulp van interne en/of externe deskundigen. De deskundigen beoordelen de kwaliteit van de voorstellen aan de hand van de in de oproep vastgestelde vereisten en de verwachte gevolgen, kwaliteit en efficiëntie van de actie. Het vaste bedrag wordt beperkt tot een maximum van 80 % van de geraamde begroting, zoals vastgesteld na de evaluatie.
Na de evaluatie van het voorstel stelt de ordonnateur de hoogte van het vaste bedrag vast, rekening houdend met de bevindingen van de verrichte beoordeling.
De subsidieparameters (maximaal subsidiebedrag, financieringspercentage, totale subsidiabele kosten enz.) worden vastgesteld in de subsidieovereenkomst. Financiële steun aan derden is niet toegestaan. Kosten van vrijwilligers en kmo’s zijn toegestaan. Zie deel C van deze programmagids onder “Subsidiabele directe kosten”.
In het kader van perceel 2, prioriteit 5, moet het voorstel kosten omvatten voor indicatief één gezamenlijk evenement per jaar, waardoor de uitwisseling van goede praktijken en samenwerking met andere in het kader van de prioriteit geselecteerde projecten mogelijk is (maximaal twee personen per aanvraag/gezamenlijk evenement).
De verwezenlijkingen van het project worden geëvalueerd aan de hand van de resultaten van het afgeronde project. Door die financieringsregeling kan meer nadruk worden gelegd op de resultaten dan op de inbreng, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit en de mate waarin meetbare doelstellingen zijn verwezenlijkt.
Nadere gegevens zijn opgenomen in de modelsubsidieovereenkomst die te vinden is op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).
- 1 https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/economy-works-people/jobs-growth-and-investment/european-pillar-social-rights/european-pillar-social-rights-action-plan_nl
- 2 https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1223&langId=nl
- 3 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32020H1202%2801%29
- 4 https://www.cedefop.europa.eu/files/osnabrueck_declaration_eu2020.pdf
- 5 https://op.europa.eu/webpub/empl/VET-skills-for-today-and-future/nl
- 6 https://ec.europa.eu/info/strategy/priorities-2019-2024/economy-works-people/jobs-growth-and-investment/european-pillar-social-rights/european-pillar-social-rights-action-plan_nl
- 7 https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1223&langId=nl
- 8 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX%3A32016H1224%2801%29
- 9 https://eur-lex.europa.eu/resource.html?uri=cellar:b828d165-1c22-11ea-8c1f-01aa75ed71a1.0005.02/DOC_1&format=PDF
- 10 https://www.un.org/sustainabledevelopment/sustainable-development-goals/
- 11 https://ec.europa.eu/clima/policies/international/negotiations/paris_nl
- 12 https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1223&langId=nl
- 13 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/txt/?uri=celex%3a32020h1202%2801%29
- 14 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/uri=CELEX%3A32022H0627%2802%29&qid=1656349729862
- 15 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/uri=CELEX%3A32022H0627%2803%29&qid=1656361055059
- 16 https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-14485-2021-INIT/nl/pdf
- 17 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/ALL/?uri=CELEX%3A32016H1224%2801%29
- 18 https://ec.europa.eu/education/education-in-the-eu/digital-education-action-plan_nl
- 19 Informatica is de discipline die ten grondslag ligt aan de competenties die nodig zijn om de digitale wereld te begrijpen.
- 20 https://education.ec.europa.eu/nl/focus-topics/digital-education/action-plan/action-7
- 21 Het kan hier bijvoorbeeld gaan om hackathons voor lerenden in en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, of evenementen ter bevordering van innovatieve, aantrekkelijke omgevingen, bijvoorbeeld via virtuele realiteit. Campagnes en evenementen moeten concrete informatie over beroepsonderwijs en -opleiding over de betrokken landen verspreiden, gericht op ouders, lerenden, leerkrachten, opleiders en werkgevers, bijvoorbeeld over: 1) inzetbaarheid op basis van het volgen van afgestudeerden in het beroepsonderwijs en -opleiding en het anticiperen op en voorspellen van vaardigheden; 2) het bijdragen aan de aanpak van genderstereotypen in beroepsonderwijs en -opleiding; 3) het bevorderen van doorstroommogelijkheden tussen beroepsonderwijs en -opleiding en hoger onderwijs/hoger beroepsonderwijs en -opleiding.