Skip to main content

Erasmus+

EU programme for education, training, youth and sport
Doorzoek de gids

Erasmus-accreditatie op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, schoolonderwijs en volwasseneneducatie

De Erasmus-accreditatie is een instrument voor organisaties op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, schoolonderwijs en volwasseneneducatie die zich willen openstellen voor grensoverschrijdende uitwisseling en samenwerking. De toekenning van de accreditatie voor Erasmus bewijst dat de aanvrager een plan heeft opgezet om leermobiliteitsactiviteiten van hoge kwaliteit uit te voeren in het kader van ruimere inspanningen om hun organisatie te ontwikkelen. Dit plan heet een Erasmus-plan en vormt een essentieel onderdeel van de aanvraag van een accreditatie voor Erasmus.

Aanvragers kunnen een individuele accreditatie voor Erasmus aanvragen voor hun organisatie of voor coördinatoren van een mobiliteitsconsortium, zoals hieronder nader wordt beschreven. Eerdere ervaring met het programma is niet noodzakelijk om accreditatie aan te vragen.

Organisaties die reeds over een Erasmus-accreditatie beschikken, kunnen een uitmuntendheidskeurmerk toegekend krijgen als erkenning van hun eerdere werk en hun toewijding aan kwaliteit.

Hoe biedt Erasmus-accreditatie toegang tot de mobiliteitskansen?

Voor Erasmus geaccrediteerde organisaties krijgen vereenvoudigde toegang tot financieringsmogelijkheden in het kader van kernactie 1 in de vorm van de in deze gids gepresenteerde geaccrediteerde mobiliteitsprojecten.

Doelstellingen van de actie

Op alle drie de gebieden:

De Europese dimensie van onderwijzen en leren versterken door:

  • de waarden inclusie en diversiteit, verdraagzaamheid en democratische participatie te bevorderen;
  • de kennis van het gemeenschappelijk Europees erfgoed en de Europese diversiteit te stimuleren;
  • de ontwikkeling van professionele netwerken in heel Europa te ondersteunen.

Op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding:

Bijdragen aan de uitvoering van de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding en de verklaring van Osnabrück1 en aan de Europese vaardighedenagenda2 , en aan de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte door:

  • de kwaliteit van initiële en voortgezette vormen van beroepsonderwijs en -opleiding (IVET en CVET) te verhogen;
  • sleutelcompetenties en transversale vaardigheden, met name het leren van talen en digitale vaardigheden, te versterken;
  • de ontwikkeling van beroepsspecifieke vaardigheden die nodig zijn op de huidige en toekomstige arbeidsmarkt, te ondersteunen;
  • beste praktijken uit te wisselen en het gebruik van nieuwe en innovatieve pedagogische methoden en technologieën te bevorderen en de professionele ontwikkeling van leerkrachten, opleiders, mentoren en andere personeelsleden in beroepsonderwijs en -opleiding te ondersteunen.
  • de capaciteit op te bouwen van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding om hoogwaardige mobiliteitsprojecten uit te voeren en hun vermogen te versterken om partnerschappen van hoge kwaliteit te vormen bij de ontwikkeling van hun internationaliseringsstrategie;
  • alle lerenden in initieel en voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding een realistische kans op leermobiliteit te bieden, en de gemiddelde duur van de mobiliteit voor lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding te verlengen om de kwaliteit en de impact ervan te vergroten;
  • de kwaliteit, transparantie en erkenning van leerresultaten van mobiliteitsperioden in het buitenland te bevorderen, met name door hiervoor gebruik te maken van Europese instrumenten.

Op het gebied van schoolonderwijs

De kwaliteit van het onderwijs en het leren in het schoolonderwijs verhogen door:

  • de professionele ontwikkeling van leerkrachten, schoolleiders en ander schoolpersoneel te ondersteunen;
  • het gebruik van nieuwe technologieën en innovatieve onderwijsmethoden te bevorderen;
  • het leren van talen en de diversiteit van talen in scholen te verbeteren;
  • de uitwisseling en overdracht van beste praktijken op het gebied van onderwijs en ontwikkeling van scholen te ondersteunen.

Aan de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte bijdragen door:

  • de capaciteit op te bouwen van scholen om deel te nemen aan grensoverschrijdende uitwisselingen en samenwerking en om hoogwaardige mobiliteitsprojecten uit te voeren;
  • elke leerling in het schoolonderwijs een realistische kans op leermobiliteit te bieden;
  • de erkenning van leerresultaten van leerlingen en personeel in mobiliteitsperioden in het buitenland te bevorderen.

Op het gebied van volwasseneneducatie: 

Bijdragen aan de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte en de Europese vaardighedenagenda3 door:

  • de kwaliteit van formele, informele en niet-formele volwasseneneducatie te verhogen;
  • de kwaliteit van het aanbod van volwasseneneducatie te verbeteren door professionalisering van het personeel en capaciteitsopbouw van aanbieders van volwasseneneducatie om hoogwaardige onderwijsprogramma’s uit te voeren;
  • de kwaliteit van het onderwijs en het leren in alle vormen van volwasseneneducatie te verbeteren en ervoor te zorgen dat deze aansluiten op de behoeften van de samenleving als geheel;
  • de verstrekking van volwasseneneducatie te verbeteren voor sleutelcompetenties zoals gedefinieerd in het EU-kader (2018), met inbegrip van basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen, digitale vaardigheden) en andere levensvaardigheden.
  • de capaciteit op te bouwen van aanbieders van volwasseneneducatie en andere organisaties die een rol spelen op het gebied van volwasseneneducatie om hoogwaardige mobiliteitsprojecten uit te voeren;
  • de deelname aan volwasseneneducatie van volwassenen van alle leeftijden en sociaaleconomische achtergronden te verhogen, met name door deelname van organisaties die werken met kansarme lerenden, kleine aanbieders van volwasseneneducatie, nieuwkomers in het programma en minder ervaren organisaties, alsook lokale basisorganisaties te stimuleren.

Subsidiabiliteitscriteria

Wie kan een aanvraag indienen?

Op het gebied van beroepsonderwijs en ‑opleiding:

  1. Organisaties die initiële of voortgezette vormen van beroepsonderwijs en -opleiding aanbieden4
  2. Lokale en regionale overheden, coördinerende instanties en andere organisaties die een rol spelen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding
  3. Bedrijven en andere publieke of private organisaties die lerenden en leerlingen ontvangen of opleiden of die hiermee op andere wijze werken in beroepsonderwijs en -opleiding

Op het gebied van schoolonderwijs:

  1. Scholen die algemeen onderwijs bieden op preprimair, lager of middelbaar niveau5
  2. Lokale en regionale overheden, coördinerende instanties en andere organisaties die een rol spelen op het gebied van schoolonderwijs

Op het gebied van volwasseneneducatie:

  1. Organisaties die formele, informele en niet-formele volwasseneneducatie aanbieden6
  2. Lokale en regionale overheden, coördinerende instanties en andere organisaties die een rol spelen op het gebied van volwasseneneducatie

Definities en beginselen die op alle drie de gebieden van toepassing zijn

De subsidiabiliteit van organisaties op grond van criterium 1 zal worden bepaald op basis van onderwijsprogramma’s en -activiteiten die zij aanbieden. Een organisatie kan voor meer dan één gebied in aanmerking komen als zij verschillende onderwijsprogramma’s en -activiteiten aanbiedt.

De bevoegde nationale autoriteit in elk land bepaalt:

  • de onderwijsprogramma’s en -activiteiten waardoor de organisaties in aanmerking komen op grond van criterium 1, en
  • de organisaties die in aanmerking komen op grond van criterium 2.

De toepasselijke definities en voorbeelden van in aanmerking komende organisaties zullen op de website van het verantwoordelijke nationale agentschap worden gepubliceerd.

Begunstigde landen

Aanvragers moeten gevestigd zijn in een EU-lidstaat of in een met het programma geassocieerd derde land.

Waar een aanvraag indienen?

Aanvragen moeten worden ingediend bij het nationale agentschap van het land waar de aanvragende organisatie is gevestigd.

Uiterste datum voor indiening

1 oktober om 12:00:00 uur (’s middags, Belgische tijd)

Kwaliteitsnormen voor Erasmus

Aanvragers van Erasmus-accreditatie moeten de kwaliteitsnormen voor Erasmus in acht nemen als beschreven op de Europa-website: https://erasmus-plus.ec.europa.eu/document/erasmus-quality-standards-mobility-projects-vet-adults-schools

De kwaliteitsnormen voor Erasmus kunnen tijdens de geldigheidsduur van de accreditatie worden geactualiseerd. De aanvragers moeten in dat geval de geaccrediteerde organisaties om instemming verzoeken voordat zij hun volgende subsidie kunnen aanvragen.

Aantal aanvragen

Een organisatie kan één aanvraag indienen voor elk van de drie volgende gebieden waarop deze oproep betrekking heeft: volwasseneneducatie, beroepsonderwijs en -opleiding en schoolonderwijs. Organisaties die voor meer dan één gebied een aanvraag indienen, moeten voor elk gebied een afzonderlijke aanvraag indienen.

Organisaties waaraan al een Erasmus-accreditatie is toegekend, kunnen geen nieuwe accreditatie op hetzelfde gebied aanvragen.

Soorten aanvragen

De aanvragers kunnen een aanvraag indienen als individuele organisatie of als coördinator van een mobiliteitsconsortium. Het is niet mogelijk om beide soorten accreditatie voor hetzelfde gebied aan te vragen.

Accreditatie voor Erasmus voor coördinatoren van een mobiliteitsconsortium

Een mobiliteitsconsortium is een groep organisaties uit hetzelfde land die mobiliteitsactiviteiten als onderdeel van een gezamenlijk Erasmus-plan uitvoert. Elk mobiliteitsconsortium wordt gecoördineerd door één leidende organisatie, te weten een coördinator van een mobiliteitsconsortium met een Erasmus-accreditatie.

De coördinator van een mobiliteitsconsortium mag zelf activiteiten organiseren (dezelfde als elke organisatie met een individuele accreditatie) en daarnaast ook mobiliteitsmogelijkheden bieden aan andere ledenorganisaties van zijn consortium. Voor leden van het consortium is een Erasmus-accreditatie niet vereist.

De aanvragers voor coördinatoren van een mobiliteitsconsortium moeten het doel en de geplande samenstelling van hun consortium in de aanvraag beschrijven. Alle geplande ledenorganisaties van een consortium moeten afkomstig zijn uit dezelfde EU-lidstaat of hetzelfde met het programma geassocieerde derde land als de coördinator van het mobiliteitsconsortium. Een precieze lijst van de leden van het consortium is in dit stadium echter niet vereist.

Raadpleeg het deel over geaccrediteerde mobiliteitsprojecten voor de subsidiabiliteitscriteria die van toepassing zijn op consortiumleden en voor meer informatie.

Ondersteunende organisaties

Een ondersteunende organisatie is een organisatie die een geaccrediteerde organisatie bijstaat bij de praktische aspecten van de projectuitvoering die geen betrekking hebben op kerntaken van het project zoals omschreven in de kwaliteitsnormen voor Erasmus.

Elke organisatie die actief is op het gebied van onderwijs en opleiding kan een ondersteunende organisatie worden. De rol en de verplichtingen van de ondersteunende organisaties moeten formeel worden vastgesteld tussen de ondersteunende organisaties en de geaccrediteerde organisatie. De ondersteunende organisatie handelt onder toezicht van de geaccrediteerde organisatie, die eindverantwoordelijk blijft voor de resultaten en kwaliteit van uitgevoerde activiteiten. Alle bijdragen van de ondersteunende organisaties moeten voldoen aan de kwaliteitsnormen voor Erasmus. In een mobiliteitsconsortium worden ledenorganisaties van het consortium als ondersteunende organisaties beschouwd als zij systematisch taken op zich nemen die verband houden met mobiliteitsactiviteiten voor deelnemers die werken voor of ingeschreven zijn bij andere ledenorganisaties van het consortium.

Gastorganisaties die leerinhoud en mentorschap aanbieden aan de deelnemers van de begunstigde organisatie worden niet als ondersteunende organisaties beschouwd, tenzij zij tegelijkertijd de begunstigde ondersteunen bij andere projectbeheerstaken die normaal gesproken door de uitzendende organisatie worden uitgevoerd.

Selectiecriteria

Aanvragers moeten over voldoende operationele en professionele capaciteit beschikken om het voorgestelde Erasmus-plan uit te voeren, met inbegrip van twee jaar relevante ervaring op het gebied waar de aanvraag betrekking op heeft en, in het geval van een coördinator van een mobiliteitsconsortium, over passende capaciteit om het consortium te kunnen coördineren.

Raadpleeg deel C van deze gids voor meer informatie over de criteria betreffende de algemene operationele capaciteit en de specifieke vereisten ten aanzien van aanvragers van accreditatie.

Uitsluitingscriteria

Aanvragers moeten een ondertekende verklaring op erewoord indienen waarin zij bevestigen dat ze niet in een van de situaties verkeren waarnaar verwezen wordt in de uitsluitingscriteria genoemd in deel C van deze gids, dat de inhoud van het ingediende Erasmus-plan oorspronkelijk en van de hand van de aanvrager is, en dat geen andere organisaties of externe individuen betaald zijn voor het opstellen van de aanvraag.

Tegelijkertijd mogen de aanvragers — en worden zij daartoe ook aangemoedigd — om beleidsadvies vragen aan relevante onderwijsautoriteiten en deskundigen, of goede praktijken uitwisselen met soortgelijke organisaties die meer ervaring hebben met Erasmus+. Aanvragers voor coördinatoren van een mobiliteitsconsortium kunnen de potentiële consortiumleden raadplegen bij het opstellen van hun aanvraag. De aanvragers kunnen hun aanvraag staven met strategische documenten die relevant zijn voor hun Erasmus-plan, zoals een internationaliseringsstrategie of een strategie die door hun toezichthoudende of coördinerende instanties is ontwikkeld.

Toekenningscriteria

De aanvragen zullen afzonderlijk worden beoordeeld voor beroepsonderwijs en -opleiding, schoolonderwijs en volwasseneneducatie. De kwaliteit van de aanvragen zal worden beoordeeld door toekenning van een aantal punten op een totaal van 100 punten aan de hand van de onderstaande criteria en wegingsfactoren.

Om in aanmerking te komen voor toekenning, moeten de aanvragen de volgende drempelwaarden overschrijden:

  • ten minste 70 van de 100 punten; en
  • ten minste de helft van het maximumaantal punten in elk van de vier categorieën van de toekenningscriteria

Relevantie - (Maximaal 10 punten)

De mate waarin:

  • het profiel, de ervaring en activiteiten van de aanvrager en de doelgroep van lerenden relevant zijn voor het in de aanvraag beoogde gebied, de doelstellingen van Erasmus-accreditaties en het soort aanvraag (individuele organisatie of een coördinator van een consortium)
  • Het voorstel is relevant voor de eerbiediging en bevordering van gedeelde EU-waarden, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, en de bestrijding van elke vorm van discriminatie.
  • en bovendien, voor organisaties die een aanvraag hebben ingediend om een geaccrediteerde consortiumcoördinator te worden:
    • het profiel van de geplande leden van het consortium relevant is voor de in de aanvraag omschreven bestaansreden en doelstellingen van het consortium, voor het in de aanvraag beoogde gebied en voor de doelstellingen van Erasmus-accreditaties
    • de oprichting van het consortium voor de leden een duidelijke meerwaarde levert wat de doelstellingen van Erasmus-accreditaties betreft

Erasmus-plan: Doelstellingen - (maximaal 40 punten)

De mate waarin:

  • het voorgestelde Erasmus-plan in overeenstemming is met de doelstellingen van Erasmus-accreditaties
  • de voorgestelde doelstellingen van het Erasmus-plan op een duidelijke en concrete manier beantwoorden aan de behoeften van de aanvrager, zijn personeel en lerenden
    • voor consortiumcoördinatoren geldt dit criterium voor het hele geplande consortium en vereist het dat de doelstellingen van het Erasmus-plan stroken met de in de aanvraag omschreven bestaansreden van het consortium
  • de voorgestelde doelstellingen van het Erasmus-plan en de timing ervan realistisch zijn en voldoende ambitieus zijn om een positief effect voor de organisatie (of het consortium) te bewerkstelligen
  • de voorgestelde maatregelen voor het volgen en evalueren van de voortgang ten opzichte van de doelstellingen van het Erasmus-plan passend en concreet zijn
  • indien de aanvrager bij zijn aanvraag strategische documenten heeft gevoegd: er een duidelijke uitleg is betreffende het verband tussen het voorgestelde Erasmus-plan en de bijgevoegde documenten

Erasmus-plan: Activiteiten - (maximaal 20 punten)

De mate waarin:

  • het voorgestelde aantal deelnemers aan mobiliteitsactiviteiten evenredig is aan de omvang en de ervaring van de aanvragende organisatie
    • voor consortiumcoördinatoren: rekening wordt gehouden met de geplande omvang van het consortium
  • het voorgestelde aantal deelnemers aan mobiliteitsactiviteiten realistisch en geschikt is voor de doelstellingen van het Erasmus-plan
  • de profielen van de geplande deelnemers relevant zijn voor het in de aanvraag beoogde gebied, het voorgestelde Erasmus-plan en de doelstellingen van Erasmus-accreditaties
  • in voorkomend geval en indien de aanvrager voornemens is mobiliteitsactiviteiten voor lerenden te organiseren: de mate waarin kansarme deelnemers bij de mobiliteitsactiviteiten kunnen worden betrokken

Erasmus-plan: Beheer - (Maximaal 30 punten)

De mate waarin:

  • de aanvrager concrete manieren heeft voorgesteld om bij te dragen aan de in de kwaliteitsnormen voor Erasmus beschreven basisbeginselen voor de accreditatie voor Erasmus
  • de aanvrager een duidelijke en volledige taakverdeling overeenkomstig de kwaliteitsnormen voor Erasmus heeft voorgesteld
  • de aanvrager passende middelen heeft toegewezen voor het beheer van de programma-activiteiten in overeenstemming met de kwaliteitsnormen voor Erasmus
  • het management van de organisatie afdoende betrokken is
  • er passende maatregelen zijn vastgesteld om de continuïteit van de programma-activiteiten te waarborgen in geval van wijzigingen in het personeel of het management van de aanvragende organisatie
  • de aanvrager concrete en logische stappen heeft voorgesteld om de resultaten van hun mobiliteitsactiviteiten in de reguliere werkzaamheden van de organisatie te integreren
    • voor consortiumcoördinatoren geldt dit criterium voor het gehele geplande consortium

Maximumaantal toegekende accreditaties voor Erasmus

In landen waar de belangstelling voor accreditaties voor Erasmus zeer hoog is, kan het nationale agentschap een maximumaantal toe te kennen accreditaties vaststellen. Dit besluit wordt voor elk van de drie gebieden afzonderlijk genomen en samen met deze oproep op de website van het nationaal agentschap gepubliceerd.

Als het nationale agentschap voor een bepaald gebied geen maximumaantal toe te kennen accreditaties heeft vastgesteld, wordt aan alle aanvragers die aan de minimumcriteria van deze oproep voldoen een accreditatie toegekend.

Indien het nationale agentschap voor een bepaald gebied een maximumaantal toe te kennen accreditaties vaststelt, wordt een ranglijst opgesteld van aanvragen die voldoen aan de minimumcriteria. De accreditaties worden toegekend te beginnen vanaf de aanvraag met de hoogste score totdat het maximumaantal toe te kennen accreditaties is bereikt. Als meer dan één aanvraag een gelijke score heeft als de laatste goedgekeurde aanvraag, wordt het maximumaantal toe te kennen accreditaties verhoogd zodat alle aanvragen met die score worden goedgekeurd.

Geldigheid

De geldigheid van in het kader van deze oproep tot het indienen van voorstellen verleende Erasmus-accreditaties gaat in op 1 februari 2024 en loopt door gedurende de volledige programmeringsperiode tot 2027. Ter waarborging van een realistische planning bestrijkt het ingediende Erasmus-plan een kortere periode van twee tot vijf jaar en wordt dit plan periodiek geactualiseerd.

Wanneer een accreditatie voor Erasmus vereist is voor deelname aan een actie na het einde van de programmeringsperiode 2021‑2027, kan het nationale agentschap de geldigheid van de accreditatie verlengen onder de door de Europese Commissie vastgestelde voorwaarden. Gezien deze mogelijkheid kunnen de aanvragers Erasmus-plannen indienen die verdergaan dan 2027.

De accreditatie kan op elk moment worden beëindigd indien de organisatie ophoudt te bestaan of met instemming van het nationaal agentschap en de geaccrediteerde organisatie. Het nationaal agentschap kan de accreditatie unilateraal beëindigen onder de in “Verslaglegging, monitoring en kwaliteitsborging” beschreven voorwaarden.  Unilaterale beëindiging van de accreditatie door de geaccrediteerde organisatie is alleen mogelijk als de accreditatie gedurende de laatste drie opeenvolgende jaren niet is gebruikt om aanvragen voor geaccrediteerde mobiliteitsprojecten in te dienen.

Niet-overdraagbaarheid

Een accreditatie voor Erasmus is niet overdraagbaar tussen organisaties. Bij wijze van uitzondering kan het nationaal agentschap in geval van structurele wijzigingen aan een geaccrediteerde organisatie (bijvoorbeeld splitsing, fusie, wijziging van de juridische entiteit, het statuut of de eigendom) de accreditatie op basis van een met redenen omkleed verzoek overdragen aan één opvolger.

Verslaglegging, monitoring en kwaliteitsborging

Eindverslagen aan het einde van elke subsidieovereenkomst

Aan het einde van elke subsidieovereenkomst die uit hoofde van de accreditatie voor Erasmus is goedgekeurd, dient de geaccrediteerde organisatie een eindverslag in over de verwezenlijkte activiteiten en streefdoelen, zoals bepaald in de toepasselijke subsidieovereenkomst.

Verslaglegging in het kader van de accreditatie

De geaccrediteerde organisaties moeten ten minste eenmaal gedurende een periode van vijf jaar op basis van de inhoud van het goedgekeurde Erasmus-plan:

  • verslag uitbrengen over hoe zij de naleving van de kwaliteitsnormen voor Erasmus hebben gewaarborgd
  • verslag uitbrengen over de voortgang van hun doelstellingen in het kader van het Erasmus-plan
  • hun Erasmus-plan bijwerken

Het nationaal agentschap kan gelijktijdig of afzonderlijk om de bovengenoemde verschillende elementen verzoeken.

Het nationale agentschap kan besluiten om een verslag in het kader van de accreditatie door een gestructureerd controlebezoek te vervangen.

Op basis van de prestaties van de geaccrediteerde organisatie die blijken uit de verslaglegging, monitoring en controles van de kwaliteitsborging, of als gevolg van belangrijke wijzigingen in de organisatie, kan het nationale agentschap het aantal van en het tijdschema voor de voortgangsverslagen wijzigen.

Daarnaast kunnen geaccrediteerde organisaties vrijwillig verzoeken om hun Erasmus-plan bij te mogen werken. Op basis van de motivering van de organisatie zal het nationale agentschap besluiten of een bijwerking gerechtvaardigd is. Een bijwerking van het Erasmus-plan kan een verzoek om wijziging van de accreditatie van individuele organisaties in een accreditatie voor de coördinator van een mobiliteitsconsortium of andersom omvatten.

Monitoring en controles

Het nationale agentschap kan formele controles, controlebezoeken of andere activiteiten organiseren om de voortgang en prestaties van geaccrediteerde organisaties te volgen en ervoor te zorgen dat de overeengekomen kwaliteitsnormen worden nageleefd, en steun verlenen.

Formele controles kunnen de vorm aannemen van administratieve controles of bezoeken aan de geaccrediteerde organisatie, consortiumleden, ondersteunende organisaties en alle andere locaties waar relevante activiteiten plaatsvinden. Het nationale agentschap kan nationale agentschappen in andere landen om hulp verzoeken om de activiteiten die daar plaatsvinden, te controleren en te monitoren.

Na een verslagleggings- of monitoringactiviteit geeft het nationale agentschap feedback aan de geaccrediteerde organisatie. Het nationale agentschap kan de geaccrediteerde organisatie ook instructies geven die bindend zijn of ter advies strekken, over de wijze waarop de prestaties kunnen worden verbeterd.

In geval van recent geaccrediteerde aanvragers, organisaties met een hoog risico, niet-naleving van door het nationale agentschap vastgestelde instructies en termijnen, zeer lage prestaties die blijken uit controles van verslaglegging, monitoring en kwaliteitsborging, of inbreuken op de regels van het programma (ook in het kader van een andere actie), kan het nationale agentschap de volgende corrigerende maatregelen nemen:

  • Opmerking: het nationale agentschap kan het financieringsniveau dat de geaccrediteerde organisatie kan aanvragen, beperken in acties waarvoor een accreditatie voor Erasmus vereist is.

Recent geaccrediteerde organisaties kunnen onder observatie worden gehouden als tijdens de controle van de operationele capaciteit blijkt dat de uitvoering van gebrekkige kwaliteit is, of als de beoordelaars van de aanvraag op ernstige tekortkomingen in het Erasmus-plan van de aanvrager wijzen.

  • Opschorting: organisaties waarvan de accreditatie is opgeschort, kunnen geen financiering aanvragen voor acties waarvoor een accreditatie voor Erasmus vereist is. Het nationale agentschap kan ook sommige of alle lopende subsidieovereenkomsten die in het kader van de opgeschorte accreditatie zijn gesloten, beëindigen.
  • Einddatum: in geval van voortdurende niet-naleving van de instructies en termijnen van het nationale agentschap, zeer gebrekkige prestaties of herhaalde of belangrijke inbreuken op de regels van het programma (ook in het kader van een andere actie) kan het nationale agentschap de accreditatie en alle lopende subsidieovereenkomsten die onder die accreditatie zijn toegekend, beëindigen.

De observatie- of opschortingsperiode loopt tot het nationale agentschap vaststelt dat opnieuw aan de in deze oproep vastgestelde voorwaarden en kwaliteitseisen is voldaan en dat het risico op lage prestaties door de geaccrediteerde organisatie is aangepakt.

Organisaties waarvan de accreditatie is opgeschort of die onder observatie worden gehouden, kunnen geen nieuwe accreditatie op hetzelfde gebied aanvragen.

Erkenning van uitmuntendheid

De best presterende geaccrediteerde organisaties zullen worden erkend door toekenning van uitmuntendheidskeurmerken.

In het kader van deze oproep zal een uitmuntendheidskeurmerk worden toegekend aan alle geaccrediteerde organisaties die een gemiddelde score van ten minste 85 punten hebben behaald bij de evaluatie van hun laatste twee eindverslagen voor geaccrediteerde mobiliteitsprojecten (projecten die zijn voltooid in het kader van het vorige mobiliteitshandvest voor beroepsonderwijs en -opleiding tijdens de Erasmus+-programmeringsperiode 2014‑2020 worden in aanmerking genomen voor organisaties voor beroepsonderwijs en -opleiding die opnieuw werden geaccrediteerd via de lichte accreditatieprocedure in het kader van de oproepen tot het indienen van voorstellen van 2020). Om in aanmerking te worden genomen, moet het eindverslag uiterlijk tegen de uiterste aanvraagdatum voor een accreditatie voor Erasmus worden ingediend, beoordeeld en afgesloten.

Toegekende uitmuntendheidskeurmerken zijn drie jaar geldig, te beginnen vanaf 1 februari van het jaar van deze oproep.

  • 1 https://www.cedefop.europa.eu/files/osnabrueck_declaration_eu2020.pdf ↩ back
  • 2 https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1223&langId=nl ↩ back
  • 3 https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1223&langId=nl ↩ back
  • 4 Aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding met een bijzonder statuut en onder toezicht van nationale autoriteiten van een ander land dienen hun aanvraag zo nodig in bij het nationaal agentschap van het toezichthoudende land. Neem voor meer informatie contact op met het nationale agentschap in het gastland of in het land van de desbetreffende nationale autoriteit ↩ back
  • 5 Met inbegrip van organisaties die onderwijs en opvang voor jonge kinderen verstrekken. Scholen met een bijzonder statuut en onder toezicht van nationale autoriteiten van een ander land (bijvoorbeeld Lycée français of Duitse scholen) dienen hun aanvraag in bij het nationaal agentschap van het toezichthoudende land. Neem voor meer informatie contact op met het nationale agentschap in het gastland of in het land van de desbetreffende nationale autoriteit. ↩ back
  • 6 Zonder afbreuk te doen aan de door de bevoegde nationale autoriteit vastgestelde definities, wijzen wij erop dat organisaties die beroepsonderwijs en -opleiding aanbieden aan lerende volwassenen doorgaans worden beschouwd als aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, en niet als aanbieders van volwasseneneducatie. Zie voor meer informatie de toepasselijke definities op de website van uw nationale agentschap. ↩ back
Tagged in:  Mobiliteit van personeel en leerlingen van beroepsopleidingen Personeel in het volwassenenonderwijs Mobiliteit van schoolmedewerkers