Skip to main content

Erasmus+

EU programme for education, training, youth and sport
Doorzoek de gids

Prioriteiten van het Erasmus+-Programma

Inclusie en Diversiteit

Alle acties in het kader van het programma hebben tot doel gelijke kansen en gelijke toegang, inclusie, diversiteit en billijkheid te bevorderen. Organisaties en kansarme deelnemers vervullen een centrale rol in deze doelstellingen en het programma voorziet dan ook in mechanismen en middelen om hen te helpen bij de verwezenlijking ervan. Bij het ontwikkelen van hun projecten en activiteiten moeten organisaties een inclusieve aanpak hanteren en zo toegankelijk zijn voor een breed scala aan deelnemers.

Ook de nationale agentschappen zijn van cruciaal belang bij de ondersteuning van projecten zodat deze zo inclusief en divers mogelijk zijn. Op basis van de algemene beginselen en mechanismen op Europees niveau, stellen de nationale agentschappen plannen op met betrekking tot inclusie en diversiteit om zo goed mogelijk in te kunnen spelen op de behoeften van kansarme deelnemers en om de organisaties die met deze doelgroepen werken binnen hun nationale kaders te ondersteunen. Tegelijkertijd spelen ook de Salto-onderzoekscentra, die bijstand verlenen bij de uitvoering van het programma, een belangrijke rol bij het promoten en uitrollen van maatregelen op het vlak van inclusie en diversiteit, met name met betrekking tot het vergaren van kennis en het bedenken en uitvoeren van activiteiten voor capaciteitsopbouw voor het personeel van de nationale agentschappen en de begunstigden van het programma. Een even zo belangrijke rol wordt vervuld door het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA), dat verantwoordelijk is voor de programmaonderdelen die onder direct beheer worden beheerd. In de niet met het programma geassocieerde derde landen spelen de EU-delegaties en, waar deze bestaan, de nationale Erasmus+-bureaus en Erasmus+-knooppunten, een sleutelrol bij het verkleinen van de afstand tussen het programma en de relevante doelgroepen.

Om deze beginselen in de praktijk te brengen, is het kader van inclusiemaatregelen1  ontwikkeld, alsook de strategie inzake inclusie en diversiteit2  die alle programmagebieden bestrijkt, om zo de toegang tot financiering voor een breder scala aan organisaties te vergemakkelijken en meer kansarme deelnemers beter te bereiken. Het kader en de strategie voorzien tevens in de ruimte en mechanismen voor projecten die gericht zijn op aan inclusie en diversiteit gerelateerde kwesties. De strategie heeft tot doel de belemmeringen weg te nemen waar de verschillende doelgroepen mogelijk mee te kampen hebben bij de toegang tot dit soort mogelijkheden, zowel binnen Europa als daarbuiten.

De onderstaande lijst met mogelijke belemmeringen is niet volledig en verwijst naar acties die kunnen worden verricht om de toegankelijkheid en het bereik ten aanzien van kansarmen te vergroten. Deze belemmeringen kunnen, afzonderlijk of in combinatie, de deelname van deze groepen in de weg staan:

  • Handicaps: dit betreft lichamelijke, geestelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperkingen die, in wisselwerking met verschillende belemmeringen, iemands volledige en daadwerkelijke deelname aan het maatschappelijke leven op gelijke voet met anderen kunnen bemoeilijken3 .
  • Gezondheidsproblemen: dit betreft belemmeringen als gevolg van gezondheidsproblemen, onder meer in de vorm van een ernstige ziekte, een chronische ziekte of een andere fysieke of geestelijke gezondheidstoestand, die deelname aan het programma in de weg staan.
  • Belemmeringen met betrekking tot onderwijs- en opleidingsstelsels: personen die om uiteenlopende redenen ondermaats presteren binnen de onderwijs- en opleidingsstelsels, voortijdige schoolverlaters, NEET’s (personen die geen baan hebben en ook geen onderwijs of opleiding volgen) en laaggeschoolde volwassenen, hebben mogelijk met belemmeringen te kampen. Hoewel ook andere factoren een rol kunnen spelen, zijn deze onderwijsmoeilijkheden — die weliswaar ook verband kunnen houden met persoonlijke omstandigheden — over het algemeen het resultaat van onderwijsstelsels die structurele beperkingen tot gevolg hebben en/of waarin niet volledig rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften van individuele personen. Daarnaast kunnen er belemmeringen ten aanzien van deelname ontstaan wanneer de opzet van de curricula het lastig maakt om mogelijkheden voor leer- en opleidingsmobiliteit in het buitenland te creëren als onderdeel van de studie.
  • Cultuurverschillen: cultuurverschillen kunnen weliswaar door mensen met welke achtergrond dan ook als een belemmering worden ervaren, toch zijn het met name de kansarmen die hiermee te maken krijgen. Deze verschillen kunnen bestaan uit aanzienlijke belemmeringen met betrekking tot leren in het algemeen, met name voor mensen met een migranten- of vluchtelingenachtergrond, met inbegrip van — maar niet beperkt tot — pas aangekomen migranten, leden van nationale of etnische minderheden, mensen die afhankelijk zijn van gebarentaal of mensen voor wie taalaanpassing of culturele integratie een probleem vormt. Wanneer deelname aan bepaalde programma-activiteiten gepaard gaat met blootstelling aan vreemde talen en cultuurverschillen, zullen sommige mensen huiverig zijn deel te nemen of worden de voordelen van hun deelname beperkt. Dergelijke cultuurverschillen kunnen potentiële deelnemers er zelfs van weerhouden steun in het kader van het programma aan te vragen en vormen in dat geval een belemmering voor toegang tot het programma zelf.
  • Sociale belemmeringen: problemen met betrekking tot sociale aanpassing, zoals beperkte sociale vaardigheden, antisociaal of risicogedrag, (ex-)gedetineerden, (voormalige) drugs- of alcoholverslaafden, of sociale marginalisering, kunnen een belemmering vormen. Weer andere sociale belemmeringen kunnen het gevolg zijn van de gezinssituatie, bijvoorbeeld de eerste in het gezin zijn die hoger onderwijs volgt, dan wel een ouder (met name een alleenstaande ouder), kostwinner of wees zijn, of in een instelling wonen of hebben gewoond.
  • Economische belemmeringen: mensen met een lage levensstandaard of een laag inkomen, lerenden die moeten werken om in hun levensonderhoud te voorzien, mensen die afhankelijk zijn van sociale bijstand, langdurig werkloos zijn, in een onzekere situatie of armoede leven, dakloos zijn, schulden of financiële problemen hebben, kunnen te kampen krijgen met economische belemmeringen. Weer andere problemen kunnen het gevolg zijn van de beperkte overdraagbaarheid van diensten (met name steun aan kansarmen) die samen met de deelnemers “mobiel” moeten zijn wanneer zij deelnemen aan activiteiten in afgelegen plaatsen of in het buitenland.
  • Belemmeringen als gevolg van discriminatie: belemmeringen kunnen het gevolg zijn van discriminatie op grond van geslacht, leeftijd, etnische afkomst, godsdienst, overtuigingen, seksuele gerichtheid, handicap of intersectionele factoren (een combinatie van twee of meer van de genoemde vormen van discriminatie).
  • Geografische belemmeringen: mensen uit bijvoorbeeld afgelegen of landelijke gebieden, mensen die wonen op kleine eilanden of in perifere/ultraperifere gebieden4 , mensen uit stedelijke buitenwijken, mensen uit gebieden met minder voorzieningen (beperkt openbaar vervoer, weinig faciliteiten) of minder ontwikkelde gebieden in derde landen, kunnen te kampen krijgen met geografische belemmeringen.

Digitale Transformatie

Om de digitale transformatie op mensgerichte wijze te ondersteunen en maatschappelijke uitdagingen zoals AI of desinformatie doeltreffender aan te pakken, heeft Europa onderwijs- en opleidingsstelsels nodig die geschikt zijn voor het digitale tijdperk. In overeenstemming met de strategische prioriteiten van het actieplan voor digitaal onderwijs (2021‑2027)5 en met de twee in november 2023 aangenomen aanbevelingen van de Raad6 over a) de sleutelfactoren voor succesvol digitaal onderwijs en digitale opleiding, en b) het verbeteren van het aanbod van digitale vaardigheden in onderwijs en opleiding, kan het Erasmus+-programma een belangrijke rol spelen bij het ondersteunen van burgers van alle leeftijden bij het verwerven van de digitale vaardigheden en competenties die zij nodig hebben om te leven, te leren, te werken, hun rechten uit te oefenen, geïnformeerd te worden, toegang te krijgen tot onlinediensten, te communiceren, kritisch te consumeren, digitale onderwijsinhoud te creëren en te verspreiden.

De eerste strategische prioriteit van het actieplan, de ontwikkeling van een goed presterend digitaal onderwijsecosysteem, zal via het programma worden ondersteund door werk te maken van de opbouw van capaciteit en kritisch inzicht in de wijze waarop de kansen die digitale technologieën bieden voor onderwijs en leren in alle onderwijs- en opleidingsinstellingen, op alle niveaus en voor alle sectoren kunnen worden benut, en plannen van onderwijsinstellingen voor de digitale transformatie kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd.

Ook de tweede strategische prioriteit van het actieplan zal met het programma worden ondersteund, via steun aan acties die de ontwikkeling van digitale vaardigheden en competenties moeten verbeteren op alle niveaus van de samenleving en voor iedereen (met inbegrip van kansarme jongeren, studenten, werkzoekenden en werknemers). De nadruk zal liggen op het bevorderen van zowel elementaire en geavanceerde digitale vaardigheden als digitale geletterdheid, die cruciaal is geworden voor het dagelijks leven en om mensen in staat te stellen om hun weg te vinden in een wereld vol algoritmen en ten volle deel te nemen aan het maatschappelijk middenveld en de democratie.

Overeenkomstig deze twee strategische prioriteiten van het actieplan is de Europese hub voor digitaal onderwijs7  opgericht om de samenwerking op het gebied van digitaal onderwijs op EU-niveau te versterken en bij te dragen tot de uitwisseling van goede praktijken, cocreatie en experimenten. Het doel van de hub is de lidstaten te ondersteunen door middel van nauwere sectoroverschrijdende samenwerking door het digitaal onderwijs te benaderen vanuit het oogpunt van een leven lang leren. Via de hub worden nationale autoriteiten, de particuliere sector, deskundigen, onderzoekers, aanbieders van onderwijs en opleiding en het maatschappelijk middenveld met elkaar verbonden via een meer flexibele ontwikkeling van beleid en praktijken op het gebied van digitaal onderwijs.

Het programma moet een grotere doelgroep aanspreken, zowel binnen als buiten de Unie, door meer gebruik te maken van informatie-, communicatie- en technologie-instrumenten en het gecombineerd gebruik van fysieke mobiliteit, virtueel leren en virtuele samenwerking.

Milieu en bestrijding van klimaatverandering

Het milieu en klimaatactie zijn belangrijke prioriteiten voor de EU, nu en voor de toekomst. In de mededeling over de Europese Green Deal8  is de nieuwe Europese groeistrategie vastgesteld waarin de cruciale rol wordt erkend van scholen, opleidingsinstellingen en universiteiten om met studenten, ouders en de bredere gemeenschap het gesprek aan te gaan over de veranderingen die nodig zijn voor een geslaagde transitie naar klimaatneutraliteit tegen 2050. Daarnaast wordt in de aanbeveling van de Raad betreffende leren voor de groene transitie9  benadrukt dat lerenden van alle leeftijden de kans moeten krijgen om via zowel formeel als niet-formeel onderwijs kennis te verwerven over de klimaatnoodtoestand en duurzaamheid, en dat van leren voor de groene transitie een prioriteit moet worden gemaakt in het beleid en de programma’s voor onderwijs en opleiding. Duurzaamheid moet deel gaan uitmaken van het hele spectrum aan onderwijs en opleiding, met inbegrip van curricula en professionele ontwikkeling voor vormingswerkers, alsook gebouwen, infrastructuur en activiteiten. Het Erasmus+-programma is een belangrijk instrument om de kennis, vaardigheden en attitudes te vergaren met betrekking tot klimaatverandering en duurzame ontwikkeling te ondersteunen in en buiten de Europese Unie. Het programma zal de mogelijkheden voor mobiliteit op groene toekomstgerichte gebieden vergroten, wat de ontwikkeling van competenties zal bevorderen, loopbaanperspectieven zal verbeteren en deelnemers zal betrekken bij gebieden die strategisch zijn voor duurzame groei, met bijzondere aandacht voor plattelandsontwikkeling (duurzame landbouw, beheer van natuurlijke hulpbronnen, bodembescherming, biolandbouw). Bovendien moet Erasmus+, waarin mobiliteit centraal staat, streven naar koolstofneutraliteit door duurzame vervoerswijzen en meer milieubewust gedrag te bevorderen.

Het milieu en de strijd tegen de opwarming van de aarde zijn een horizontale prioriteit bij het selecteren van projecten.  Er zal voorrang worden gegeven aan projecten die gericht zijn op de ontwikkeling van competenties in verschillende groene sectoren, bijvoorbeeld in het kader van de bijdrage van onderwijs en cultuur aan de doelstellingen voor duurzame ontwikkeling, de ontwikkeling van strategieën en methoden voor groene sectorspecifieke vaardigheden, toekomstgerichte curricula en initiatieven ter ondersteuning van de geplande benaderingen van de deelnemende organisaties op het gebied van milieuduurzaamheid.

Via het programma wordt ondersteuning geboden voor het gebruik van innovatieve praktijken om ervoor te zorgen dat lerenden, personeel en jeugdwerkers echt een verandering in gang kunnen zetten (bv. grondstoffen besparen, energieverbruik, afval en de ecologische voetafdruk verminderen en kiezen voor duurzaam voedsel en vervoer). Er zal ook voorrang worden gegeven aan projecten die — door middel van onderwijs-, opleidings-, jeugd- en sportactiviteiten — gedragsveranderingen mogelijk maken op het gebied van individuele voorkeuren, culturele waarden, bewustwording, en meer in het algemeen een actieve betrokkenheid inzake duurzame ontwikkeling ondersteunen.

Daarom moeten de betrokken organisaties en deelnemers ernaar streven groene praktijken in alle projecten te integreren bij het opzetten van activiteiten, wat hen ertoe zal aanmoedigen om te discussiëren en meer te leren over milieukwesties, na te denken over lokale acties en groenere manieren te vinden om hun activiteiten uit te voeren.

Platforms zoals het Europees platform voor schoolonderwijs (met inbegrip van eTwinning) en Epale zullen ondersteunend materiaal blijven ontwikkelen en de uitwisseling van doeltreffende onderwijspraktijken en beleidsmaatregelen inzake milieuduurzaamheid blijven vergemakkelijken. Erasmus+ is ook een krachtig instrument om een brede waaier aan actoren in onze samenleving te bereiken en een rol te laten spelen (scholen, universiteiten, aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, jongeren- en sportorganisaties, ngo’s, lokale en regionale overheden, maatschappelijke organisaties enz.); zij kunnen een actieve bijdrage leveren aan de transitie naar klimaatneutraliteit tegen 2050.

Deelname aan het democratische proces, gemeenschappelijke waarden en maatschappelijke betrokkenheid

Met het Erasmus+-programma wordt de beperkte deelname van de burgers aan democratische processen en hun gebrek aan kennis van de Europese Unie aangepakt en geprobeerd hen te helpen om de problemen te overwinnen die het hen moeilijk maken om actief betrokken te zijn bij en deel te nemen aan hun gemeenschappen en het politieke en maatschappelijke leven van de Unie. Voor de toekomst van de Unie is het van cruciaal belang dat burgers vanaf jonge leeftijd meer inzicht krijgen in de Europese Unie. Naast formeel onderwijs kan niet-formeel leren de burgers meer inzicht geven in de Europese Unie en het gevoel van betrokkenheid stimuleren.

Het programma ondersteunt actief burgerschap en ethiek binnen levenslang leren en bevordert de ontwikkeling van sociale en interculturele competenties, kritisch denken en mediageletterdheid. Er wordt voorrang gegeven aan projecten die mensen mogelijkheden bieden om deel te nemen aan het democratische leven en maatschappelijke betrokkenheid en burgerzin te tonen door middel van formele of niet-formele leeractiviteiten. De focus ligt op het vergroten van het bewustzijn en inzicht met betrekking tot de context van de Europese Unie, met name wat betreft de gemeenschappelijke EU-waarden, de beginselen van eenheid en diversiteit, en het maatschappelijk, cultureel en historisch erfgoed.

Op het gebied van jeugdzaken is de strategie voor de jongerenparticipatie10 opgezet om een gemeenschappelijk kader tot stand te brengen en het gebruik van het programma te ondersteunen om zo de deelname van jongeren aan het democratische leven te bevorderen. De strategie heeft tot doel de kwaliteit van jongerenparticipatie in het programma te verbeteren en is een aanvulling op belangrijke EU-documenten inzake jeugdbeleid, zoals de EU-strategie voor jongeren en de EU-jongerendoelstellingen11 . De toolkit voor jongerenparticipatie12 is bij de strategie gevoegd en is erop gericht de participatie van jongeren bij elke actie van het programma te versterken, door knowhow, aanbevelingen, instrumenten en praktische richtsnoeren te delen. In de modules van de toolkit wordt bijzondere aandacht geschonken aan de manier waarop de nieuwe horizontale prioriteiten in de projecten aan bod komen.