Skip to main content

Erasmus+

EU programme for education, training, youth and sport
Doorzoek de gids

Mobiliteit voor lerenden en personeel in beroepsonderwijs en -opleiding

Deze actie ondersteunt aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en andere organisaties die actief zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding en die leermobiliteitsactiviteiten wensen te organiseren voor lerenden en personeel van beroepsonderwijs en -opleiding.

Er wordt een breed scala aan activiteiten ondersteund, onder meer job shadowing en nascholingscursussen voor personeel, stages en langdurige stages (ErasmusPro), uitgenodigde deskundigen, en andere activiteiten die hieronder worden toegelicht.

De deelnemende organisaties moeten door middel van hun activiteiten inclusie en diversiteit, milieuduurzaamheid, digitaal onderwijs evenals burgerzin en burgerparticipatie actief bevorderen. door gebruik te maken van de specifieke financieringsmogelijkheden die voor deze doeleinden geboden worden door het programma, door het bewustzijn bij hun deelnemers te vergroten, door beste praktijken te delen, en door een gepaste opzet te kiezen voor hun activiteiten.

Doelstellingen van de Actie

De mobiliteitsactiviteiten die door Erasmus+ worden gefinancierd, hebben tot doel individuele leermogelijkheden te bieden en de internationalisering en institutionele ontwikkeling te ondersteunen van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en andere organisaties die actief zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding. De actie zal de uitvoering van de aanbeveling van de Raad inzake beroepsonderwijs en -opleiding en de verklaring van Osnabrück1 en de Europese vaardighedenagenda2 ondersteunen. Het voorstel zal ook bijdragen aan de totstandbrenging van de Europese onderwijsruimte. De doelstellingen van deze actie zijn meer bepaald:

De kwaliteit van initiële en voortgezette vormen van beroepsonderwijs en -opleiding (IVET en CVET) in Europa verhogen door:

  • sleutelcompetenties en transversale vaardigheden, met name het leren van talen en digitale vaardigheden, te versterken;
  • de ontwikkeling van beroepsspecifieke vaardigheden die nodig zijn op de huidige en toekomstige arbeidsmarkt, te ondersteunen;
  • beste praktijken uit te wisselen en het gebruik van nieuwe en innovatieve pedagogische methoden en technologieën te bevorderen en de professionele ontwikkeling van leerkrachten, opleiders, mentoren en andere personeelsleden in beroepsonderwijs en -opleiding te ondersteunen.
  • de capaciteit op te bouwen van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding om hoogwaardige mobiliteitsprojecten uit te voeren en hun vermogen te versterken om partnerschappen van hoge kwaliteit te vormen bij de ontwikkeling van hun internationaliseringsstrategie;
  • alle lerenden in initieel en voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding een realistische kans op leermobiliteit te bieden, en de gemiddelde duur van de mobiliteit voor lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding te verlengen om de kwaliteit en de impact ervan te vergroten;
  • de kwaliteit, transparantie en erkenning van leerresultaten van mobiliteitsperioden in het buitenland te bevorderen, met name door gebruik te maken van Europese instrumenten.

De Europese dimensie van onderwijzen en leren versterken door:

  • de waarden inclusie en diversiteit, verdraagzaamheid en democratische participatie te bevorderen;
  • de kennis van het gemeenschappelijk Europees erfgoed en de Europese diversiteit te stimuleren;
  • de ontwikkeling van professionele netwerken in heel Europa te ondersteunen.

Hoe toegang krijgen tot de door Erasmus+ geboden mobiliteitskansen?

Aanbieders van beroepsonderwijs en -opleidingen en andere organisaties die actief zijn op dit gebied, kunnen op twee manieren financiële steun aanvragen:

  • Kortlopende mobiliteitsprojecten voor lerenden en personeel — deze projecten bieden aanvragers de mogelijkheid om verschillende mobiliteitsactiviteiten te organiseren gedurende een periode van zes tot achttien maanden. Kortlopende projecten zijn uitstekend geschikt voor organisaties die voor het eerst een aanvraag voor Erasmus+ indienen, of voor organisaties die slechts een beperkt aantal activiteiten wensen te organiseren.
  • Geaccrediteerde mobiliteitsprojecten voor lerenden en personeel — deze projecten staan alleen open voor organisaties met een Erasmus-accreditatie op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding. Met dit bijzondere financieringsonderdeel kunnen geaccrediteerde organisaties regelmatig financiering ontvangen voor mobiliteitsactiviteiten die bijdragen aan de geleidelijke uitvoering van hun Erasmus-plan.

Erasmus-accreditaties staan open voor alle organisaties die regelmatig mobiliteitsactiviteiten willen organiseren. Eerdere ervaring met het programma is niet noodzakelijk om accreditatie aan te vragen. Raadpleeg het hoofdstuk over Erasmus-accreditatie op het gebied van volwasseneneducatie, beroepsonderwijs en -opleiding en schoolonderwijs als u meer wilt weten over deze mogelijkheid.

Daarnaast kunnen organisaties meedoen met het programma zonder een aanvraag in te dienen door:

  • Zich aan te sluiten bij een bestaand Erasmus+-mobiliteitsconsortium dat wordt aangevoerd door een geaccrediteerde consortiumcoördinator in hun land en dat nieuwe consortiumleden aanvaardt;
  • Op te treden als gastheer voor deelnemers van een ander land: elke organisatie kan optreden als gastheer voor lerenden of personeel afkomstig van een partnerorganisatie uit het buitenland. Optreden als gastorganisatie is een waardevolle ervaring en een goede manier om meer te weten te komen over het programma voordat u zelf een aanvraag indient.

Aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding worden aangemoedigd om Europese onlineplatforms zoals Epale en eTwinning te gebruiken. Epale biedt de gelegenheid om aansluiting te zoeken bij en te leren van collega’s in heel Europa, via blogberichten, fora, de partnerzoekfunctie; met behulp van Epale kunnen praktijkgemeenschappen worden opgezet, leermaterialen worden gevonden en evenementen worden bijgewoond. Epale omvat ook de Community of European VET practitioners (https://epale.ec.europa.eu/nl/practitioners-in-vet), een ruimte waar onderwijzend/opleidend personeel in beroepsonderwijs en -opleiding en bedrijfsinterne studiebegeleiders kunnen samenwerken en informatie vinden over Europese initiatieven. eTwinning is een onlinegemeenschap die wordt gehost op een beveiligd platform en toegankelijk is voor leerkrachten en schoolmedewerkers die door de nationale ondersteuningscentra van eTwinning zijn geverifieerd. eTwinning stelt aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding in staat gezamenlijke virtuele klaslokalen op te zetten en projecten uit te voeren met andere aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en andere partnerorganisaties (d.w.z. gastbedrijven) en maakt het mogelijk voor leerkrachten en opleiders om te discussiëren en van gedachten te wisselen met collega’s en deel te nemen aan diverse mogelijkheden tot beroepsontwikkeling. eTwinning is ook de perfecte omgeving om partners te vinden voor toekomstige projecten.

Een project opzetten

De aanvragende organisatie is de belangrijkste actor in een kernactie 1-project. De aanvrager stelt de aanvraag op, dient ze in, ondertekent de subsidieovereenkomst, voert de mobiliteitsactiviteiten uit en brengt verslag uit aan het nationale agentschap. Zowel voor kortlopende projecten als voor Erasmus-accreditaties is de aanvraagprocedure gericht op de behoeften en plannen van de aanvragende organisatie.

De mobiliteitsactiviteiten in een mobiliteitsproject kunnen uitgaand of inkomend zijn. De meeste soorten beschikbare activiteiten zijn uitgaande mobiliteitsactiviteiten. Dit betekent dat de aanvragende organisatie optreedt als uitzendende organisatie: zij zal deelnemers selecteren en hen uitzenden naar een gastorganisatie in het buitenland. Daarnaast zijn er bijzondere soorten inkomende activiteiten die aanvragende organisaties de mogelijkheid bieden deskundigen of leerkrachten en vormingswerkers in opleiding uit te nodigen om naar hun organisatie te komen. Het doel van inkomende activiteiten is niet zozeer om uitwisselingen in twee richtingen tot stand te brengen, als wel personen binnen te halen die kunnen helpen bij de ontwikkeling en internationalisering van de aanvragende organisatie.

Bij het uitvoeren van alle activiteiten die worden ondersteund in het kader van deze actie moet worden voldaan aan de kwaliteitsnormen voor Erasmus. De kwaliteitsnormen voor Erasmus hebben betrekking op concrete uitvoeringspraktijken voor projecttaken zoals de selectie en voorbereiding van deelnemers, de vaststelling, evaluatie en erkenning van leerresultaten, het delen van projectresultaten enz. Zie de volgende link naar de Europa-website om de volledige tekst van de kwaliteitsnormen voor Erasmus te raadplegen: https://erasmus-plus.ec.europa.eu/document/erasmus-quality-standards-mobility-projects-vet-adults-schools

Taalverwerving is een belangrijk onderdeel van elk mobiliteitsproject: begunstigde organisaties moeten hun deelnemers vóór en tijdens de mobiliteitsactiviteiten ondersteuning voor taalverwerving bieden. Daartoe financiert Erasmus+ het platform voor online taalondersteuning, dat gratis en toegankelijk is voor gebruik door alle Erasmus+-deelnemers.

Hoe vindt u partners voor uw mobiliteitsactiviteiten?

Erasmus+ biedt verschillende instrumenten en mogelijkheden om partners te vinden voor mobiliteitsactiviteiten:

  • Het Europees platform voor schoolonderwijs (ESEP) beschikt over een online-instrument om partners te vinden voor organisaties voor beroepsonderwijs en -opleiding en organisaties voor schoolonderwijs. U kunt uw organisatie op het platform inschrijven om mededelingen voor het vinden van partners te plaatsen en mededelingen van andere organisaties te bekijken: https://school-education.ec.europa.eu/en/networking/partner-finding
  • Opleidings- en samenwerkingsactiviteiten worden regelmatig door nationale agentschappen van Erasmus+ georganiseerd. Het gaat onder meer om seminars voor het leggen van contacten, online-evenementen en andere mogelijkheden voor het vinden van partners voor aanvragers en begunstigden van Erasmus+. U kunt hier zoeken naar beschikbare opleidings- en samenwerkingsactiviteiten: https://salto-et.net U kunt ook regelmatig de website van uw nationaal agentschap bezoeken om op de hoogte te blijven van hun activiteiten en evenementen.
  • Op het platform voor Erasmus+-projectresultaten kunt u zoeken naar alle geaccrediteerde organisaties en goedgekeurde projecten: https://erasmus-plus.ec.europa.eu/projects

Horizontale dimensies

In alle mobiliteitsprojecten moeten de volgende voor het gehele Erasmus+-programma gemeenschappelijke dimensies worden geïntegreerd:

Inclusie en diversiteit

Overeenkomstig de kwaliteitsnormen voor Erasmus moeten organisaties die steun ontvangen uit het programma, ervoor zorgen dat zij op een inclusieve en billijke manier mobiliteitskansen bieden aan alle deelnemers, ongeacht hun achtergrond. Bij de selectie van lerenden die aan de projectactiviteiten zullen deelnemen, moet rekening worden gehouden met belangrijke factoren zoals motivatie en verdienste, evenals met de persoonlijke ontwikkeling en leerbehoeften van de deelnemers. Ook moeten deelnemers die tot het personeel behoren, zodanig worden geselecteerd dat de vruchten van hun beroepsontwikkeling door alle lerenden in de organisatie worden geplukt.

Tijdens de voorbereiding, uitvoering en follow-up van de mobiliteitsactiviteiten moeten de uitzendende organisatie en de gastorganisatie de deelnemers betrekken bij belangrijke beslissingen, zodat de voordelen en effecten voor elke deelnemer worden gemaximaliseerd.

Begunstigden en andere deelnemende organisaties die onderwijs en opleiding geven, worden aangemoedigd actief mobiliteitskansen te creëren en te bevorderen, bijvoorbeeld door mobiliteitsvensters te plannen in hun academische kalender en door een stappenplan voor re-integratie vast te leggen voor terugkerende deelnemers.

Milieuduurzame en verantwoorde praktijken

Overeenkomstig de kwaliteitsnormen voor Erasmus moeten organisaties die steun ontvangen uit het programma, bij hun deelnemers milieuduurzaam en verantwoord gedrag bevorderen en hen bewust maken van het belang van maatregelen om de milieuvoetafdruk van mobiliteitsactiviteiten te verkleinen of te compenseren. Deze beginselen moeten tot uiting komen in de voorbereiding en uitvoering van alle programma-activiteiten, met name door gebruik te maken van de door het programma geboden specifieke financiële ondersteuning voor de bevordering van duurzaam reizen. Organisaties die onderwijs en opleiding aanbieden, moeten deze beginselen integreren in hun dagelijkse werkzaamheden en bij lerenden en personeel actief een mentaliteits- en gedragswijziging bevorderen.

Digitale transformatie in onderwijs en opleiding

Overeenkomstig de kwaliteitsnormen voor Erasmus ondersteunt het programma alle deelnemende organisaties bij het gebruik van digitale instrumenten en leermethoden om hun fysieke activiteiten aan te vullen, de samenwerking tussen partnerorganisaties te bevorderen en de kwaliteit van hun leer- en onderwijsactiviteiten te verbeteren. De instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding moeten bij hun lerenden ook het bewustzijn vergroten over de mogelijkheden binnen het programma om relevante digitale vaardigheden te verwerven en verder te ontwikkelen, met inbegrip van Digital Opportunity Traineeships voor lerenden en pas afgestudeerden in beroepsonderwijs en -opleiding3 . Daarnaast kan deelnemend personeel gebruikmaken van Digital Opportunity Traineeships: mobiliteitsactiviteiten aan de hand waarvan zij digitale vaardigheden kunnen verwerven, hun opleidingscapaciteit kunnen opbouwen en andere taken kunnen vervullen met behulp van digitale instrumenten. Die activiteiten kunnen worden georganiseerd met elke beschikbare vorm van personeelsmobiliteit.

Deelname aan het democratisch proces

Het programma is bedoeld om deelnemers te helpen om de voordelen te ontdekken van actief burgerschap en deelname aan de democratie. Ondersteunde mobiliteitsactiviteiten moeten de vaardigheden voor deelname aan verschillende domeinen van de burgermaatschappij versterken, evenals de ontwikkeling van sociale en interculturele competenties, kritisch denken en mediageletterdheid. Waar mogelijk moeten projecten mogelijkheden bieden om deel te nemen aan de democratie en om maatschappelijke betrokkenheid en burgerzin te tonen door middel van formele of niet-formele leeractiviteiten. Zij moeten de deelnemers tevens een beter begrip bijbrengen van de Europese Unie en haar gemeenschappelijke waarden, met inbegrip van de eerbiediging van de democratische beginselen, de menselijke waardigheid, eenheid en diversiteit, de interculturele dialoog, en het Europese maatschappelijke, culturele en historische erfgoed.

Activiteiten

In dit deel is beschreven welk type activiteiten kan worden ondersteund met Erasmus+-financiering, zowel in het kader van kortlopende projecten als van geaccrediteerde projecten.

Voor elke activiteit kan aanvullende steun worden verleend voor begeleiders van kansarme deelnemers, minderjarigen of jongvolwassenen die toezicht nodig hebben. De begeleiders kunnen worden gesteund tijdens de gehele duur van de activiteit of tijdens een gedeelte ervan.

Personeelsmobiliteit

Subsidiabele activiteiten

  • Job shadowing (2 tot 60 dagen)
  • Onderwijs- en opleidingsopdrachten (2 tot 365 dagen)
  • Cursussen en opleiding (2 tot 30 dagen, maximaal 10 dagen cursusgelden per deelnemer)

Naast de fysieke mobiliteit kunnen alle activiteiten voor personeelsmobiliteit worden gecombineerd met virtuele activiteiten. De bovenvermelde minimale en maximale duur geldt voor het onderdeel fysieke mobiliteit.

De uitgevoerde activiteiten moeten aan de volgende kwalitatieve vereisten voldoen: 

Job shadowing: de deelnemers kunnen een periode bij een gastorganisatie in een ander land doorbrengen om nieuwe praktijken te leren en nieuwe ideeën te verzamelen aan de hand van observatie en interactie met collega’s, deskundigen of andere praktijkmensen tijdens hun dagelijkse werkzaamheden bij de gastorganisatie.

Onderwijs- of opleidingsopdrachten: de deelnemers kunnen een periode onderwijs of opleiding geven aan lerenden bij een gastorganisatie in een ander land, om op die manier te leren hoe zij hun taken moeten vervullen en om met collega’s van gedachten te wisselen.

Cursussen en opleiding: de deelnemers kunnen een gestructureerde cursus volgen of een vergelijkbare vorm van opleiding die wordt verstrekt door gekwalificeerde beroepsbeoefenaren en die gebaseerd is op een leerprogramma en leeruitkomsten die vooraf zijn vastgelegd.

De opleiding moet een duidelijke transnationale component bevatten, bijvoorbeeld door het stimuleren van leren door interactie tussen deelnemers uit verschillende landen of door het integreren van andere elementen van transnationale overdracht van praktijken, zoals een sterke betrokkenheid van personeel in beroepsonderwijs en -opleiding uit het gastland om te interageren en praktijken uit te wisselen met collega’s uit het buitenland.

De inhoud van de cursussen en opleidingen moet relevant zijn voor de beroepsvaardigheden van het deelnemende personeel en voor de doelstellingen van het project of de accreditatie.

De ondersteunde activiteiten kunnen bijvoorbeeld cursussen en opleidingen omvatten die worden georganiseerd door openbare instellingen of vrijwilligersorganisaties, activiteiten georganiseerd in het kader van de uitwisseling van praktijken tussen organisaties in verschillende landen, alsook in de handel verkrijgbare cursussen en opleidingen.  Volledig passieve activiteiten zoals het luisteren naar lezingen of toespraken of het bijwonen van massaconferenties worden niet ondersteund. Conferenties en gelijknamige evenementen kunnen alleen voor financiering in aanmerking komen als de deelnemers het grootste deel van hun tijd besteden aan gestructureerde opleidingen, workshops, praktische oefeningen, uitwisseling van praktijken met collega’s of andere vormen van actief leren.

De aanvragers worden erop gewezen dat alle cursusorganisatoren volledig onafhankelijk zijn van het Erasmus+-programma en dat zij optreden als dienstverleners in een vrije markt. De begunstigde organisatie is dan ook verantwoordelijk voor de keuze van de cursussen en opleiding. De volgende kwaliteitsnormen zijn beschikbaar om aanvragers te begeleiden bij hun keuze: https://erasmus-plus.ec.europa.eu/resources-and-tools/quality-standards-key-action-1

In aanmerking komende deelnemers

In aanmerking komende deelnemers zijn leerkrachten in aanmerking, evenals opleiders en alle andere niet-onderwijzende deskundigen en personeelsleden die in initiële en voortgezette vormen van beroepsonderwijs en -opleiding werkzaam zijn.

In aanmerking komend niet-onderwijzend personeel omvat personeel dat werkzaam is bij aanbieders van initieel en voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding (zoals leidinggevenden, functionarissen voor internationale mobiliteit, Erasmus+-coördinatoren enz.) of bij andere organisaties die actief zijn in beroepsonderwijs en -opleiding (bv. opleiders in lokale partnerbedrijven, adviseurs, Erasmus+-coördinatoren, beleidscoördinatoren die belast zijn met beroepsonderwijs en -opleiding enz.).

Deelnemers moeten werkzaam zijn bij de uitzendende organisatie of regelmatig werken met de uitzendende organisatie om de kernactiviteiten van de organisatie te helpen uitvoeren (bijvoorbeeld als externe en bedrijfsinterne opleiders, experten of vrijwilligers).

In alle gevallen moeten de taken die de deelnemer verbinden met de uitzendende organisatie, zodanig worden gedocumenteerd dat het nationale agentschap dit verband kan verifiëren (bijvoorbeeld aan de hand van een arbeids- of vrijwilligersovereenkomst, een taakbeschrijving of een soortgelijk document). De nationale agentschappen stellen in hun nationale context een transparante en consistente werkwijze vast betreffende aanvaardbare werkrelaties en bewijsstukken.

In aanmerking komende locaties

De activiteiten moeten plaatsvinden in het buitenland, in een EU-lidstaat of in een met het programma geassocieerd derde land.

Daarnaast kunnen organisaties met een accreditatie voor Erasmus deelnemers uitsturen voor job shadowing en onderwijs- of opleidingsopdrachten in niet met het programma geassocieerde derde landen (regio’s 1‑14 zoals bepaald in deel A: Begunstigde landen).

Documentatie van de leerresultaten

De vereisten voor de documentatie van de leerresultaten zijn vastgelegd in de kwaliteitsnormen voor Erasmus en worden verder uitgewerkt in de subsidieovereenkomst van het project.

Vóór de mobiliteitsactiviteit moeten de uitzendende organisatie, de gastorganisatie en de deelnemer overeenstemming bereiken over een leerovereenkomst (of een vergelijkbaar document) waarin de verwachte leerresultaten van de deelnemer worden gespecificeerd. Voor cursussen en opleidingen kan een opleidingsprogramma worden gebruikt in plaats van een leerovereenkomst.

Na de activiteit moeten de door de deelnemer bereikte leerresultaten worden erkend door afgifte van een Europass-mobiliteitsdocument of een vergelijkbaar document. De begunstigde organisatie moet een kopie van het afgegeven document bewaren als bewijs dat de activiteit is voltooid.

Mobiliteit van lerenden

Subsidiabele activiteiten

  • Deelname aan vaardigheidswedstrijden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding (1 tot 10 dagen)
  • Groepsmobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en ‑opleiding (2 tot 30 dagen, minstens twee lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding per groep)
  • Kortlopende leermobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en ‑opleiding (10 tot 89 dagen)
  • Langdurige leermobiliteit van lerenden van beroepsonderwijs en ‑opleiding (ErasmusPro) (90 tot 365 dagen)

Naast de fysieke mobiliteit kunnen alle mobiliteitsactiviteiten van lerenden worden gecombineerd met virtuele activiteiten. De bovenvermelde minimale en maximale duur geldt voor het onderdeel fysieke mobiliteit.

De uitgevoerde activiteiten moeten aan de volgende kwalitatieve vereisten voldoen:

Deelname aan vaardigheidswedstrijden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding: Lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding kunnen deelnemen aan internationale sectorale evenementen waarbij zij in de vorm van een wedstrijd hun vaardigheden aantonen met het oog op de bevordering, de erkenning en de uitwisseling van ervaring, knowhow en technologische innovaties in beroepsonderwijs en -opleiding4 . Er wordt ook voorzien in de financiering voor personeel, mentoren of deskundigen die de lerenden tijdens de activiteit begeleiden.

Groepsmobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding: een groep lerenden van de uitzendende organisatie kan met collega’s een leerperiode doorbrengen bij een partneraanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding in het buitenland. De uitzendende organisatie moet de leeractiviteiten ontwerpen in samenwerking met een partneraanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding in het gastland5 . Leerkrachten, opleiders of andere door de uitzendende organisatie gekwalificeerde medewerkers moeten de lerenden gedurende de volledige duur van de activiteit begeleiden en hun leerproces aansturen. Zo nodig kunnen ook andere volwassenen optreden als begeleiders om het begeleidend personeel te ondersteunen6 .

Kortlopende leermobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding: lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding kunnen in het buitenland een leerperiode doorbrengen bij een partneraanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding, in een bedrijf of in een andere organisatie die actief is op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding of de arbeidsmarkt. De leerperiode moet een sterk op arbeid gericht onderdeel omvatten en voor elke deelnemer moet een individueel leerprogramma worden vastgesteld. Voor kansarme deelnemers kan, indien gerechtvaardigd, mobiliteit met een minimale duur van twee dagen worden georganiseerd.

Langlopende leermobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding (ErasmusPro): lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding kunnen in het buitenland een langere leerperiode doorbrengen bij een partneraanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding, in een bedrijf of in een andere organisatie die actief is op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding of de arbeidsmarkt. De leerperiode moet een sterk op arbeid gericht onderdeel omvatten en voor elke deelnemer moet een individueel leerprogramma worden vastgesteld.

Er zij op gewezen dat het verschil tussen groeps- en individuele activiteitsvormen niet gebaseerd is op de reis- en verblijfsvoorzieningen, maar eerder op de vereisten voor collectieve of individuele leerprogramma’s, zoals hieronder is beschreven in “Documentatie van de leerresultaten”. Dienovereenkomstig wordt voor groeps- en individuele activiteiten een verschillend niveau van organisatorische steun verleend, zoals gedefinieerd in de financieringsregels aan het eind van dit hoofdstuk.

In aanmerking komende deelnemers

In aanmerking komende deelnemers zijn lerenden en leerlingen in initiële en voortgezette vormen van beroepsonderwijs en -opleiding. Deelnemers moeten zijn ingeschreven voor een in aanmerking komend initieel of voortgezet programma voor beroepsonderwijs en -opleiding7

Pas afgestudeerden (of voormalige leerlingen) van in aanmerking komende initiële en voortgezette programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding komen tot 12 maanden na het afstuderen voor deelname in aanmerking. Indien de deelnemers na het afstuderen een verplichte burgerdienst of militaire dienst hebben vervuld, wordt deze periode verlengd met de duur van die dienst. Deelnemers aan groepsmobiliteit moeten zijn ingeschreven in een in aanmerking komend initieel programma voor beroepsonderwijs en -opleiding8

In aanmerking komende locaties

De activiteiten moeten plaatsvinden in het buitenland, in een EU-lidstaat of in een met het programma geassocieerd derde land.

Daarnaast kunnen organisaties met een accreditatie voor Erasmus lerenden uitsturen voor kortlopende mobiliteit, langdurige mobiliteit (ErasmusPro) en vaardigheidswedstrijden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding in niet met het programma geassocieerde derde landen (regio’s 1‑14 zoals bepaald in deel A: Begunstigde landen).

De groepsmobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding moet plaatsvinden bij de als gastheer optredende aanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding. Bij uitzondering kunnen activiteiten plaatsvinden op een andere locatie in het land van de gastorganisatie, op voorwaarde dat dit gerechtvaardigd is op basis van de inhoud en de kwaliteit van de activiteit. In dat geval worden de verplaatsingen die de deelnemers maken om van de ontvangende organisatie naar de locatie te reizen niet beschouwd als een transnationale mobiliteitsactiviteit. Er mag in dit verband geen aanvullende financiering worden aangevraagd.

Daarnaast kan groepsmobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding plaatsvinden in een plaats waar een instelling van de Europese Unie is gevestigd indien de activiteit wordt georganiseerd bij of in samenwerking met een EU-instelling9

Ongeacht de locatie moeten bij de groepsactiviteiten lerenden uit ten minste twee EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen betrokken zijn.

Documentatie van de leerresultaten

De vereisten voor de documentatie van de leerresultaten zijn vastgelegd in de kwaliteitsnormen voor Erasmus en worden verder uitgewerkt in de subsidieovereenkomst van het project.

Individuele mobiliteitsactiviteiten: vóór de activiteit moeten de uitzendende organisatie, de gastorganisatie en de deelnemer overeenstemming bereiken over een leerovereenkomst (of een vergelijkbaar document) waarin de verwachte leerresultaten van de deelnemer worden gespecificeerd. Na de activiteit moeten de door de deelnemer bereikte leerresultaten worden erkend door afgifte van een Europass-mobiliteitsdocument of een vergelijkbaar document. De begunstigde organisatie moet een kopie van het afgegeven document bewaren als bewijs dat de activiteit is voltooid.

Groepsmobiliteitsactiviteiten: er moet een leerprogramma worden vastgesteld voor de hele groep (individuele leerovereenkomsten zijn niet vereist). Na de activiteit moet de begunstigde organisatie het leerprogramma en een deelnemerslijst (met inbegrip van begeleiders) bewaren als bewijs dat de activiteit is voltooid.

Andere ondersteunde activiteiten

Subsidiabele activiteiten

  • Uitgenodigde deskundigen (2 tot 60 dagen)
  • Optreden als gastheer voor leerkrachten en vormingswerkers in opleiding (10 tot 365 dagen)

De uitgevoerde activiteiten moeten aan de volgende kwalitatieve vereisten voldoen: 

Uitgenodigde deskundigen: organisaties kunnen buitenlandse opleiders, leerkrachten, beleidsdeskundigen of andere gekwalificeerde beroepsbeoefenaren uitnodigen die kunnen bijdragen tot de verbetering van onderwijs, opleiding en leren bij de ontvangende organisatie. Uitgenodigde deskundigen kunnen bijvoorbeeld opleiding geven aan het personeel van de ontvangende organisatie, nieuwe onderwijsmethoden demonstreren of goede praktijken in organisatie en management helpen overbrengen.

Optreden als gastheer voor leerkrachten en vormingswerkers in opleiding: aanvragende organisaties kunnen als gastheer optreden voor leerkrachten in opleiding die een stageperiode in het buitenland willen vervullen. De gastorganisatie zal steun ontvangen om de activiteit op te zetten, terwijl de reiskosten en individuele steun voor de deelnemer moeten worden verstrekt door de uitzendende instelling (die daarvoor ook Erasmus+-financiering mag aanvragen).

In aanmerking komende deelnemers

Uitgenodigde deskundigen zijn mensen uit een andere EU-lidstaat of uit een met het programma geassocieerd derde land die expertise en opleiding kunnen verstrekken op een gebied dat relevant is voor de behoeften en doelstellingen van de organisatie die hen uitnodigt.

Optreden als gastheer voor leerkrachten en vormingswerkers in opleiding is een mogelijkheid voor deelnemers die zijn ingeschreven in of pas zijn afgestudeerd10 aan een lerarenopleiding (of een vergelijkbaar onderwijsprogramma voor opleiders of vormingswerkers) in een andere EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land.

In aanmerking komende locaties

De locatie voor uitgenodigde deskundigen en leerkrachten/vormingswerkers in opleiding is altijd die van de begunstigde organisatie (met inbegrip van consortiumleden).

Documentatie van de leerresultaten

Voor uitgenodigde deskundigen moet het leerprogramma dat de deskundige zal uitvoeren vóór de activiteit met de gastorganisatie worden overeengekomen. Na de activiteit moet de begunstigde organisatie het uitgevoerde leerprogramma bewaren als bewijs dat de activiteit is voltooid.

Voor leerkrachten en vormingswerkers in opleiding die als gast worden ontvangen, zijn de vereisten voor individuele mobiliteitsactiviteiten van lerenden van toepassing.

Voorbereidende bezoeken

Wat is een voorbereidend bezoek?

Een voorbereidend bezoek is een bezoek aan een toekomstige gastorganisatie door personeel van de uitzendende organisatie om een mobiliteitsactiviteit voor lerenden of personeel beter voor te bereiden.

Wanneer kan een voorbereidend bezoek worden georganiseerd?

Elk voorbereidend bezoek moet duidelijk worden gemotiveerd en bijdragen aan een verbetering van de inclusiviteit, het toepassingsgebied en de kwaliteit van mobiliteitsactiviteiten.

Voorbereidende bezoeken kunnen bijvoorbeeld worden georganiseerd om de mobiliteit van kansarme deelnemers beter voor te bereiden, de samenwerking aan te gaan met een nieuwe partnerorganisatie of langere mobiliteitsactiviteiten voor te bereiden.

Voorbereidende bezoeken kunnen worden georganiseerd als voorbereiding voor eender welk type mobiliteit van lerenden of personeelsmobiliteit, met uitzondering van “cursussen en opleiding”.

Wie kan aan een voorbereidend bezoek deelnemen?

Voorbereidende bezoeken kunnen worden verricht door alle personen die in aanmerking komen voor mobiliteitsactiviteiten voor personeel en die betrokken zijn bij de organisatie van het project.

Lerenden die aan langlopende leermobiliteit zullen deelnemen en kansarme deelnemers aan elk soort activiteit kunnen bij wijze van uitzondering deelnemen aan voorbereidende bezoeken voor hun activiteiten.

Aan een voorbereidend bezoek mogen maximaal drie personen deelnemen en per gastorganisatie mag er maximaal één voorbereidend bezoek worden georganiseerd.

Waar kunnen voorbereidende bezoeken plaatsvinden?

Voorbereidende bezoeken vinden plaats bij de toekomstige gastorganisatie of op een andere locatie waar mobiliteitsactiviteiten zijn gepland. De regels die gelden voor de locaties van mobiliteitsactiviteiten voor lerenden en personeel, gelden ook voor de voorbereidende bezoeken in verband met die activiteiten.

Kortlopende projecten voor mobiliteit van lerenden en personeel in beroepsonderwijs en -opleiding

Kortlopende projecten voor mobiliteit van lerenden en personeel zijn een gemakkelijke en eenvoudige manier om gebruik te maken van Erasmus+. Deze projecten stellen begunstigden in staat vlot enkele activiteiten op te zetten en zo ervaring te krijgen met het programma.

Om het eenvoudig te houden, wordt in kortlopende projecten een limiet gesteld aan het aantal deelnemers en aan de looptijd van het project. Dit format staat uitsluitend open voor individuele organisaties en dus niet voor consortia. Geaccrediteerde organisaties kunnen geen aanvraag voor kortlopende projecten indienen, aangezien zij al permanent toegang hebben tot Erasmus+-financiering.

De aanvraag voor kortlopende projecten omvat een lijst en een beschrijving van de activiteiten die de aanvragende organisatie van plan is te organiseren.

Subsidiabiliteitscriteria

In aanmerking komende organisaties: wie kan een aanvraag indienen?

De volgende organisaties komen in aanmerking 11 om financiële steun aan te vragen:

  • Organisaties die initiële of voortgezette vormen van beroepsonderwijs en -opleiding aanbieden12
  • Lokale en regionale overheden, coördinerende instanties en andere organisaties die een rol spelen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding
  • Bedrijven en andere publieke of private organisaties die lerenden en leerlingen ontvangen of opleiden of die hiermee op andere wijze werken in beroepsonderwijs en -opleiding

Organisaties met een Erasmus-accreditatie in beroepsonderwijs en -opleiding mogen geen aanvraag voor kortlopende projecten indienen.

Begunstigde landen

Aanvragende organisaties moeten gevestigd zijn in een EU-lidstaat of in een met het programma geassocieerd derde land.

Waar een aanvraag indienen?

Aanvragen worden ingediend bij het nationale agentschap van het land waar de aanvrager is gevestigd.

Termijnen voor indiening aanvraag

Ronde 1 (voor alle nationale agentschappen): 20 februari om 12:00:00 uur (’s middags, Belgische tijd)

Ronde 2: nationale agentschappen kunnen beslissen om een tweede termijn te openen (ronde 2). In dat geval zal het nationaal agentschap de aanvragers hierover via zijn website informeren. Voor ronde 2 moeten de aanvragers hun aanvragen uiterlijk op 1 oktober om 12:00:00 uur (’s middags, Belgische tijd) indienen.

Startdatums projecten

Voor projecten is de volgende keuze van startdatums mogelijk:

  • Ronde 1: tussen 1 juni en 31 december van hetzelfde jaar
  • Ronde 2 (indien open): tussen 1 januari en 31 mei van het volgende jaar

Looptijd project

6 tot 18 maanden

Aantal aanvragen

Per selectieronde mag een organisatie een aanvraag indienen voor slechts één kortlopend project op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding.

Organisaties die in het kader van de eerste aanvraagronde een subsidie voor een kortlopend project ontvangen, mogen geen aanvraag indienen voor de tweede ronde van dezelfde oproep tot het indienen van voorstellen.

Binnen een periode van vijf opeenvolgende oproepjaren mogen organisaties maximaal drie subsidies voor kortlopende projecten op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding ontvangen. In de periode 2014-2020 ontvangen subsidies tellen niet mee voor deze limiet.

Subsidiabele activiteiten

Alle soorten activiteiten voor beroepsonderwijs en -opleiding. Zie het deel “Activiteiten” voor een uitvoerige lijst en regels. Om in aanmerking te komen, moeten aanvragen ten minste één mobiliteitsactiviteit voor personeel of lerenden omvatten.

Reikwijdte van het project

Een aanvraag voor een kortlopend project kan maximaal 30 deelnemers in mobiliteitsactiviteiten omvatten.

Voorbereidende bezoeken en de deelname van begeleiders worden hierin niet meegerekend.

Ondersteunende organisaties

Een ondersteunende organisatie is een organisatie die de begunstigde organisatie bijstaat bij de praktische aspecten van de projectuitvoering die geen betrekking hebben op kerntaken van het project (zoals omschreven in de kwaliteitsnormen voor Erasmus). Elke organisatie die actief is op het gebied van onderwijs en opleiding kan een ondersteunende organisatie worden. De rol en de verplichtingen van de ondersteunende organisaties moeten formeel worden vastgesteld tussen de ondersteunende organisaties en de begunstigde organisatie. De ondersteunende organisatie handelt onder toezicht van de begunstigde organisatie, die eindverantwoordelijk blijft voor de resultaten en kwaliteit van uitgevoerde activiteiten. Alle bijdragen van de ondersteunende organisaties moeten voldoen aan de kwaliteitsnormen voor Erasmus.

Gastorganisaties die leerinhoud en mentorschap aanbieden aan de deelnemers van de begunstigde organisatie worden niet als ondersteunende organisaties beschouwd, tenzij zij tegelijkertijd de begunstigde ondersteunen bij andere projectbeheerstaken die normaal gesproken door de uitzendende organisatie worden uitgevoerd.

Toekenningscriteria

De ingediende aanvragen worden beoordeeld door toekenning van een aantal punten op een totaal van 100 punten aan de hand van de onderstaande criteria en wegingsfactoren. Om in aanmerking te komen voor toekenning moeten de aanvragen de volgende drempelwaarden overschrijden:

  • ten minste 60 van de 100 punten; en
  • ten minste de helft van het maximumaantal punten in elk van de drie categorieën van de toekenningscriteria

Relevantie - (maximaal 20 punten)

De mate waarin:

  • het profiel, de ervaring en activiteiten van de aanvrager en de doelgroep van lerenden relevant zijn voor beroepsonderwijs en -opleiding;
  • het projectvoorstel relevant is voor de doelstellingen van de actie;
  • Het voorstel is relevant voor de eerbiediging en bevordering van gedeelde EU-waarden, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, en de bestrijding van elke vorm van discriminatie.
  • het projectvoorstel relevant is voor de volgende specifieke prioriteiten:
    • ondersteuning van nieuwkomers en minder ervaren organisaties;
    • ondersteuning van deelnemers aan ErasmusPro-activiteiten;
    • ondersteuning van kansarme deelnemers.

Kwaliteit van het projectontwerp (maximaal 50 punten)

De mate waarin:

  • de voorgestelde projectdoelstellingen op een duidelijke en concrete manier beantwoorden aan de behoeften van de aanvragende organisatie, haar personeel en lerenden;
  • de voorgestelde activiteiten geschikt zijn voor de verwezenlijking van de projectdoelstellingen;
  • er een duidelijk werkplan is voor elk van de voorgestelde activiteiten;
  • het project gebruikmaakt van milieuduurzame en verantwoorde praktijken;
  • het project gebruikmaakt van digitale hulpmiddelen (met name eTwinning voor initieel en Epale voor voortgezet beroepsonderwijs en -opleiding) en leermethoden om hun fysiekemobiliteitsactiviteiten aan te vullen en de samenwerking met de als gastheer optredende partnerorganisaties te verbeteren.

Kwaliteit van vervolgacties(maximaal 30 punten)

De mate waarin:

  • de aanvrager de taken en verantwoordelijkheden in verband met de uitvoering van de activiteiten duidelijk heeft vastgesteld overeenkomstig de kwaliteitsnormen voor Erasmus;
  • de aanvrager concrete en logische stappen heeft voorgesteld om de resultaten van de mobiliteitsactiviteiten in de reguliere werkzaamheden van de organisatie te integreren;
  • de aanvrager een passende manier heeft voorgesteld om de projectresultaten te evalueren;
  • de aanvrager concrete en effectieve stappen heeft voorgesteld om de resultaten van het project bekend te maken in de aanvragende organisatie, de resultaten met andere organisaties en het publiek te delen, en de financiering van de Europese Unie publiekelijk te erkennen.

Geaccrediteerde projecten voor mobiliteit van lerenden en personeel in beroepsonderwijs en -opleiding

Organisaties met een Erasmus-accreditatie in beroepsonderwijs en -opleiding kunnen financiële steun aanvragen in het kader van een bijzonder financieringsonderdeel dat alleen voor hen beschikbaar is. Aanvragen worden gebaseerd op het eerder goedgekeurde Erasmus-plan. Dit betekent dat het niet nodig is een uitvoerige lijst en beschrijving van de geplande activiteiten in te dienen op het ogenblik dat de steun wordt aangevraagd. De aanvragen zijn eerder gericht op een raming van de begroting die nodig is voor de volgende reeks activiteiten.

Subsidiabiliteitscriteria

In aanmerking komende organisaties: wie kan een aanvraag indienen?

Aanvragers moeten op de startdatum van het project in het bezit zijn van een geldige Erasmus-accreditatie in beroepsonderwijs en -opleiding.

Mobiliteitsconsortium

Organisaties met een Erasmus-accreditatie voor coördinatoren van een mobiliteitsconsortium moeten een aanvraag indienen voor het format voor mobiliteitsconsortia.

De aanvraag moet een lijst met de leden van het mobiliteitsconsortium bevatten, waarin de coördinator is opgenomen en ten minste één andere organisatie die lid is van het consortium.

Elke organisatie die voldoet aan de subsidiabiliteitscriteria voor een accreditatie voor Erasmus op hetzelfde gebied, kan lid worden van een mobiliteitsconsortium. Alle geplande ledenorganisaties van een consortium moeten afkomstig zijn uit dezelfde EU-lidstaat of hetzelfde met het programma geassocieerde derde land als de coördinator van het mobiliteitsconsortium.

De leden van het consortium hoeven geen Erasmus-accreditatie te hebben.

Organisaties die deel uitmaken van een mobiliteitsconsortium, kunnen in het kader van dezelfde oproep tot het indienen van voorstellen financiële steun ontvangen voor de uitvoering van maximaal twee kernactie 1-subsidieovereenkomsten op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding. Dit betekent dat organisaties voor beroepsonderwijs en -opleiding die een subsidie ontvangen voor een kortlopend project of een geaccrediteerd project, daarnaast nog aan slechts één mobiliteitsconsortium voor beroepsonderwijs en -opleiding kunnen deelnemen als lid van het consortium. Andere organisaties kunnen deelnemen aan maximaal twee mobiliteitsconsortia.

Waar een aanvraag indienen?

Aanvragen worden ingediend bij het nationale agentschap van het land waar de aanvragende organisatie is gevestigd.

Termijn voor indiening aanvraag

20 februari om 12:00:00 uur (’s middags, Belgische tijd)

Startdatum project

1 juni van hetzelfde jaar

Looptijd project

Alle geaccrediteerde projecten hebben een aanvankelijke looptijd van 15 maanden. Indien dit gerechtvaardigd is, kunnen begunstigden verzoeken om een verlenging van hun project tot een totale duur van 24 maanden. Verlengingen vinden 12 maanden na aanvang van de uitvoering plaats, tenzij het nationaal agentschap anders beslist.

Aantal aanvragen

Geaccrediteerde organisaties mogen slechts eenmaal per selectieronde een aanvraag indienen.

Subsidiabele activiteiten

Alle soorten activiteiten voor beroepsonderwijs en -opleiding. Zie het deel “Activiteiten” voor een uitvoerige lijst en regels.

Om in aanmerking te komen, moeten aanvragen ten minste één mobiliteitsactiviteit voor personeel of lerenden omvatten.

Reikwijdte van het project

Het aantal deelnemers dat aan geaccrediteerde projecten mag meedoen, is onbeperkt, met uitzondering van eventuele beperkingen die zijn bepaald in de fase van de begrotingstoewijzing.

Binnen projecten mag niet meer dan 20 % van de toegekende subsidie worden toegewezen aan activiteiten met niet met het programma geassocieerde derde landen13 Deze mogelijkheden moeten organisaties in EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen ertoe aanmoedigen om met verschillende niet met het programma geassocieerde derde landen uitgaande mobiliteitsactiviteiten te ontwikkelen. Deze activiteiten moeten een zo breed mogelijke geografische reikwijdte bestrijken.

Begrotingstoewijzing

De kwaliteit van het Erasmus-plan van de aanvrager is beoordeeld tijdens de aanvraagfase van de accreditatie en er vindt dus geen kwalitatieve beoordeling plaats in de fase van begrotingstoewijzing. Aan alle in aanmerking komende subsidieaanvragen wordt financiële steun toegekend.

Het toegekende subsidiebedrag is afhankelijk van een aantal elementen:

  • de totale beschikbare begroting die aan geaccrediteerde aanvragers kan worden toegewezen;
  • de aangevraagde activiteiten (met inbegrip van de geraamde begroting die nodig is om ze te kunnen uitvoeren)
  • het basis- en maximale subsidiebedrag
  • de volgende toewijzingscriteria: prestaties van de aanvrager, beleidsprioriteiten en geografisch evenwicht (indien toegepast door het nationaal agentschap)

Gedetailleerde regels inzake het basis- en het maximale bedrag, de scores voor de toewijzingscriteria, het gewicht van elk criterium, de toewijzingsmethode en de beschikbare begroting voor geaccrediteerde projecten zullen vóór de termijn voor het indienen van voorstellen door het nationale agentschappen worden bekendgemaakt.

Wat zijn de financieringsregels?

De volgende financieringsregels zijn van toepassing op kortetermijnprojecten en geaccrediteerde projecten voor mobiliteit van lerenden en personeel in beroepsonderwijs en -opleiding.

De verschillende begrotingsrubrieken staan los van elkaar: voor elke individuele deelnemer kan de begunstigde alle in aanmerking komende bijdragen per eenheid of slechts een deel daarvan aanvragen (indien de overige kosten op een andere manier worden gedekt). Middelen uit Erasmus+ kunnen worden aangevuld door de begunstigde organisatie zelf, andere EU-middelen, donaties of bijdragen van de deelnemers. Indien de begunstigde om bijdragen van de deelnemers vraagt, moeten deze in overeenstemming blijven met de relevante bepalingen van de kwaliteitsnormen voor Erasmus. Met name mogen dergelijke bijdragen geen belemmeringen vormen voor de inclusie van kansarme deelnemers.

Begrotingsrubriek - Organisatorische steun

Subsidiabele kosten en toepasselijke regels

Kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het project die niet worden gedekt door andere kostenrubrieken.

Bijvoorbeeld: voorbereiding (pedagogisch, intercultureel enz.), mentorschap, monitoring en ondersteuning van deelnemers tijdens de mobiliteit, de nodige diensten, instrumenten en uitrusting voor de projectuitvoering, de virtuele onderdelen van gemengde activiteiten, de erkenning van leerresultaten, het delen van resultaten en het zichtbaar maken van de financiering van de Europese Unie voor het publiek.

Organisatorische steun dekt de kosten die worden gemaakt door zowel de uitzendende als de ontvangende organisatie (met uitzondering van personeelsmobiliteit voor cursussen en opleidingen). De verdeling van het ontvangen bedrag zal worden overeengekomen door de twee organisaties.

Financieringsmechanisme: tegemoetkoming in de eenheidskosten.

Toewijzingsregel: op basis van het aantal deelnemers.

Bedrag

100 EUR

  • Per deelnemer in personeelsmobiliteit voor cursussen en opleiding
  • Per uitgenodigde deskundige
  • Per leerkracht of vormingswerker in opleiding die als gast wordt ontvangen
  • Per deelnemer aan vaardigheidswedstrijden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding
  • Per lerende bij groepsmobiliteit

350 EUR; 200 EUR vanaf honderd deelnemers aan eenzelfde soort activiteit

  • Per deelnemer aan kortlopende leermobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding
  • Per deelnemer aan personeelsmobiliteit voor job shadowing en onderwijs- of opleidingsopdrachten

500 EUR

  • Per deelnemer aan langlopende leermobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding (ErasmusPro)
  • Per deelnemer aan een individuele activiteit die plaatsvindt in een niet met het programma geassocieerd derde land

Begrotingsrubriek - Reiskosten

Subsidiabele kosten en toepasselijke regels

Tegemoetkoming in de kosten die deelnemers en begeleiders maken om van de plaats van oorsprong naar de locatie van de activiteit en terug te reizen.

Onder de 500 km zal de deelnemer in de regel met emissiearme vervoermiddelen reizen.

Financieringsmechanisme: tegemoetkoming in de eenheidskosten.

Toewijzingsregel: op basis van de reisafstand en het aantal personen.

De aanvrager moet de afstand in vogelvlucht tussen de plaats van oorsprong en de locatie van de activiteit14 aangeven met behulp van de door de Europese Commissie ondersteunde afstandscalculator15

Bedrag

Reisafstand

Groen reizen

Niet-groen reizen

10 – 99 km

56 EUR

28 EUR

100 – 499 km

285 EUR

211 EUR

500 – 1 999 km

417 EUR

309 EUR

2000 – 2 999 km

535 EUR

395 EUR

3000 – 3 999 km

785 EUR

580 EUR

4000 – 7 999 km

1 188 EUR

1 188 EUR

8 000 km of meer

1 735 EUR

1 735 EUR

Begrotingsrubriek - Individuele steun

Subsidiabele kosten en toepasselijke regels

Verblijfkosten voor deelnemers en begeleiders16 gedurende de activiteit.

Indien nodig zijn verblijfkosten subsidiabel voor de reistijd vóór en na de activiteit, met een maximum van twee reisdagen voor deelnemers en begeleiders die een subsidie voor niet-groen reizen ontvangen en een maximum van zes reisdagen in het geval van een subsidie voor groen reizen.

Financieringsmechanisme: tegemoetkoming in de eenheidskosten.

Toewijzingsregel: op basis van het aantal personen, de duur van het verblijf en het ontvangende land17 .

Bedrag

Categorie deelnemers

Landen­groep 1

Landen­groep 2

Landen­groep 3

Personeel

107-191 EUR

95-169 EUR

84-148 EUR

Lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding

48-127 EUR

41-110 EUR

36-93 EU

De bovenvermelde bedragen zijn de toegestane bandbreedtes voor de basisbedragen per activiteitsdag. Binnen deze grenzen beslist ieder nationaal agentschap over de exacte basisbedragen voor de projecten die onder zijn beheer vallen en publiceert het deze informatie op zijn website.

Het basisbedrag wordt uitbetaald tot en met de 14e dag van de activiteit (inclusief reisdagen). Vanaf de 15e dag is het te betalen bedrag 70 % van het basisbedrag. De verschuldigde bedragen worden afgerond tot op de dichtstbijzijnde volledige euro.

Begrotingsrubriek - Steun voor inclusie

Subsidiabele kosten en toepasselijke regels

Inclusiesteun voor organisaties: kosten in verband met de organisatie van mobiliteitsactiviteiten voor kansarme deelnemers.

Financieringsmechanisme: tegemoetkoming in de eenheidskosten.

Toewijzingsregel: op basis van het aantal kansarme deelnemers.

Bedrag

125 EUR per deelnemer

Inclusiesteun voor deelnemers: Extra kosten die rechtstreeks verband houden met kansarme deelnemers en hun begeleiders (met inbegrip van reis- en verblijfkosten, voor zover voor deze deelnemers geen subsidie is aangevraagd in het kader van de begrotingsrubrieken “reiskosten” of “individuele steun”). Steun voor inclusie kan ook worden verleend aan kansarme personeelsleden die de rol van begeleider hebben of deelnemen aan een voorbereidend bezoek.

Financieringsmechanisme: werkelijke kosten.

Toewijzingsregel: de aanvraag moet door de deelnemer worden gerechtvaardigd en door het nationale agentschap worden goedgekeurd.

Bedrag

100 % van de subsidiabele kosten

Begrotingsrubriek - Voorbereidende bezoeken

Subsidiabele kosten en toepasselijke regels

Kosten ter dekking van reis- en verblijfkosten voor deelname aan een voorbereidend bezoek.

Financieringsmechanisme: tegemoetkoming in de eenheidskosten.

Toewijzingsregel: op basis van het aantal deelnemers.

Bedrag

680 EUR per deelnemer, met een maximum van drie deelnemers per bezoek

Begrotingsrubriek - Cursusgelden

Subsidiabele kosten en toepasselijke regels

Kosten ter dekking van inschrijvingsgelden voor de personeelsmobiliteitsvorm “cursussen en opleiding”.

Financieringsmechanisme: tegemoetkoming in de eenheidskosten.

Toewijzingsregel: op basis van de duur van de activiteit.

Bedrag

80 EUR per deelnemer per dag; een individueel personeelslid kan maximaal 800 EUR aan cursusgelden ontvangen binnen één subsidieovereenkomst.

Begrotingsrubriek – Taalondersteuning

Subsidiabele kosten en toepasselijke regels

Kosten voor het aanbieden van materiaal en opleiding voor taalverwerving aan deelnemers die hun kennis willen verbeteren van de taal die ze zullen gebruiken om te studeren of een opleiding te volgen tijdens de activiteit.

Taalondersteuning is subsidiabel voor deelnemers aan de volgende soorten activiteiten: job shadowing, onderwijs- en opleidingsopdrachten, kortlopende leermobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding en langlopende leermobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding (ErasmusPro).

De ondersteuning wordt alleen uitbetaald indien de deelnemer geen online taalondersteuning kan ontvangen wegens onbeschikbaarheid van de vereiste taal of het vereiste niveau, of vanwege specifieke belemmeringen voor kansarme deelnemers. Bovenstaande voorwaarden gelden niet voor versterkte ondersteuning voor deelnemers aan ErasmusPro.

Financieringsmechanisme: tegemoetkoming in de eenheidskosten.

Toewijzingsregel: op basis van het aantal deelnemers.

Bedrag

150 EUR per deelnemer

Bovendien: 150 EUR versterkte taalondersteuning per deelnemer aan ErasmusPro

Begrotingsrubriek - Buitengewone kosten

Subsidiabele kosten en toepasselijke regels

Kosten voor een financiële garantie, indien het nationaal agentschap daarom verzoekt.

Hoge reiskosten van deelnemers en hun begeleiders die vanwege de afgelegen ligging of andere belemmeringen niet kunnen worden gedekt met de categorie “standaardreis”.  Indien deze worden toegekend, vervangen de buitengewone kosten voor dure reizen de steun voor reiskosten op basis van eenheidskosten.

Visum- en visumgerelateerde kosten, verblijfsvergunningen, vaccinaties en medische certificaten.

Financieringsmechanisme: werkelijke kosten.

Toewijzingsregel: de aanvraag moet worden gemotiveerd door de aanvrager en door het nationale agentschap worden goedgekeurd. Hoge reiskosten gelden wanneer de ondersteuning van de reiskosten op basis van de eenheidskosten minder dan 70 % van de reiskosten van de deelnemers omvat.

Bedrag

Kosten voor een financiële garantie: 80 % van de subsidiabele kosten

Hoge reiskosten: 80 % van de subsidiabele reiskosten

Visum- en visumgerelateerde kosten, verblijfsvergunningen, vaccinaties en medische certificaten: 100 % van de subsidiabele kosten

  • 1 https://www.cedefop.europa.eu/files/osnabrueck_declaration_eu2020.pdf ↩ back
  • 2 https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=1223&langId=nl ↩ back
  • 3 Elke vorm van mobiliteit van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding zal worden beschouwd als een “Digital Opportunity Traineeship” wanneer een of meerdere van de volgende activiteiten uitgeoefend worden door de stagiair: digitale marketing (bv. beheer van sociale media, webanalyse); digitaal grafisch, mechanisch of bouwkundig ontwerp; ontwikkeling van apps, software, scenario’s of websites; installatie, onderhoud en beheer van IT-systemen en -netwerken; cyberveiligheid; data-analyse, gegevensexploitatie en -weergave; programmering en training van robots en toepassingen binnen de artificiële intelligentie. Algemene klantenondersteuning, orderverwerking, gegevensinvoer of kantoortaken zijn niet in aanmerking genomen in deze categorie. ↩ back
  • 4 Meer informatie over de definitie van vaardigheidswedstrijden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding is te vinden in deel D — Verklarende termenlijst. ↩ back
  • 5 Activiteitenprogramma’s voor groepen die geheel of voornamelijk uit in de handel verkrijgbare activiteiten bestaan, zoals cursussen bij een talenschool of andere commerciële “kant-en-klare” activiteiten, komen niet in aanmerking. Activiteiten bij de als gastheer optredende aanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding kunnen worden aangevuld met een periode van werkplekleren bij een bedrijf. Wanneer dit relevant is voor het leerprogramma van de activiteit, kunnen lerenden een deel van de mobiliteitsperiode besteden aan gezamenlijke excursies in de natuur, bezoeken aan culturele plaatsen, internationale wedstrijden of soortgelijke leeractiviteiten. Deze inhoud moet echter altijd ondergeschikt zijn aan de belangrijkste leeractiviteiten en worden ingebed in een programma voor intercollegiaal leren dat door de twee aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding is opgezet. ↩ back
  • 6 De uitzendende en ontvangende organisaties blijven in elk geval verantwoordelijk voor de volledige naleving van de toepasselijke wet- en regelgeving in het uitzendende en het ontvangende land. ↩ back
  • 7 De in aanmerking komende initiële en voortgezette programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding in elke EU-lidstaat of elk met het programma geassocieerd derde land zullen worden vastgesteld door de bevoegde nationale autoriteit en worden gepubliceerd op de website van het relevante nationale agentschap. ↩ back
  • 8 De bevoegde nationale autoriteit zal beslissen of alle of slechts enkele initiële programma’s voor beroepsonderwijs en -opleiding in aanmerking komen voor groepsmobiliteitsactiviteiten. ↩ back
  • 9 De zetels van de instellingen van de Europese Unie bevinden zich in Brussel, Frankfurt, Luxemburg, Straatsburg en Den Haag. Activiteiten bij EU-zetels worden beschouwd als transnationale mobiliteit en hiervoor kan financiering (zoals beschreven in het deel “Wat zijn de financieringsregels?”) worden aangevraagd voor alle deelnemers, ongeacht hun land van oorsprong. ↩ back
  • 10 Pas afgestudeerden komen tot 12 maanden na hun afstuderen in aanmerking voor deelname. Indien de deelnemers na het afstuderen een verplichte burgerdienst of militaire dienst hebben vervuld, wordt deze periode verlengd met de duur van die dienst. ↩ back
  • 11 De in aanmerking komende organisaties in elke EU-lidstaat of elk met het programma geassocieerd derde land zullen worden vastgesteld door de bevoegde nationale autoriteit en worden samen met relevante voorbeelden gepubliceerd op de website van het relevante nationale agentschap. ↩ back
  • 12 Aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding met een bijzonder statuut en onder toezicht van nationale autoriteiten van een ander land dienen hun aanvraag zo nodig in bij het nationaal agentschap van het toezichthoudende land. Neem voor meer informatie contact op met het nationale agentschap in het gastland of in het land van de desbetreffende nationale autoriteit. ↩ back
  • 13 De begrotingsrubrieken “steun voor inclusie van deelnemers” en “buitengewone kosten voor dure reizen” tellen niet mee voor deze limiet. ↩ back
  • 14 Indien bijvoorbeeld iemand uit Madrid (Spanje) deelneemt aan een activiteit in Rome (Italië), moet de aanvrager de afstand van Madrid naar Rome berekenen (1 365,28 km) en vervolgens de toepasselijke reisafstandcategorie selecteren (d.w.z. tussen 500 en 1 999 km). ↩ back
  • 15 https://ec.europa.eu/programmes/erasmus-plus/resources/distance-calculator_nl ↩ back
  • 16 Voor begeleiders zijn de bedragen voor personeel van toepassing. In uitzonderlijke gevallen, wanneer de begeleider gedurende meer dan 60 dagen in het buitenland moet verblijven, worden extra verblijfkosten vanaf de 61e dag ondersteund uit de begrotingsrubriek “Steun voor inclusie”. ↩ back
  • 17

    Ontvangende-landengroepen voor EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen:

    Landengroep 1: België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Italië, Liechtenstein, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Zweden

    Landengroep 2: Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Cyprus, Malta, Portugal, Slovenië, Slowakije, Letland

    Landengroep 3: Bulgarije, Kroatië, Litouwen, Hongarije, Polen, Noord-Macedonië, Roemenië, Servië, Turkije

    Ontvangende-landengroepen voor niet met het programma geassocieerde derde landen: Landengroep 1: Japan, Israël, Zuid-Korea, Georgië, Argentinië, Armenië, Angola, Saudi-Arabië, Koeweit, Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, Bahrein, Azerbeidzjan, Sudan, Saint Kitts en Nevis, Saint Vincent en de Grenadines, Verenigde Arabische Emiraten, Hongkong, Libanon, Vietnam, Mexico, Taiwan, Moldavië, Maleisië, Tanzania, Canada, Singapore, Australië, Thailand, de Faeröer, Andorra, Monaco, San Marino, Staat Vaticaanstad.

    Landengroep 2: India, Kazachstan, Brazilië, Democratische Republiek Congo, Chili, Nigeria, Oeganda, Liberia, Djibouti, Democratische Volksrepubliek Korea, Oezbekistan, Turkmenistan, Dominicaanse Republiek, Jamaica, Belarus, Libië, Syrië, Cuba, Jemen, Kenia, Rwanda, Seychellen, Antigua en Barbuda, Brunei, Montenegro, Malawi, Barbados, Saint Lucia, Grenada, Dominica, Uruguay, Albanië, China, Filipijnen, Peru, Venezuela, Panama, Ghana, Tsjaad, Guyana, Egypte, Marokko, Kiribati, Oman, Bosnië en Herzegovina, Iran, Mozambique, Senegal, Mauritius, Qatar, Jordanië, Indonesië, Laos, Zuid-Afrika, Ethiopië, Bangladesh, Ecuador, Paraguay, Costa Rica, Ivoorkust, Sierra Leone, Gabon, Haïti, Bahama’s, Papoea-Nieuw-Guinea, Micronesia, Oekraïne, Kirgizië, Rusland, Palestina.

    Landengroep 3: Nepal, Maldiven, Tadzjikistan, Nicaragua, Zambia, Guinee, Congo, Botswana, Belize, Samoa, Marshalleilanden, Palau, Tuvalu, Nauru, Cookeilanden, Niue, Nieuw-Zeeland, Pakistan, Bhutan, El Salvador, Suriname, Guatemala, Honduras, Somalië, Trinidad en Tobago, Algerije, Colombia, Gambia, Salomonseilanden, Vanuatu, Cambodja, Zimbabwe, Burundi, Mongolië, Kameroen, Oost-Timor, Sri Lanka, Madagaskar, Mali, Togo, Sao Tomé en Principe, Tonga, Bolivia, Benin, Lesotho, Macau, Tunesië, Irak, Burkina Faso, Equatoriaal-Guinea, Centraal-Afrikaanse Republiek, Guinee-Bissau, Namibië, Comoren, Eritrea, Myanmar, Afghanistan, Niger, Mauritanië, Kaapverdië, Kosovo, Eswatini, Zuid-Sudan. ↩ back

Tagged in:  Mobiliteit van personeel en leerlingen van beroepsopleidingen