Skip to main content

Erasmus+

EU programme for education, training, youth and sport
Doorzoek de gids

Erasmus+ Teacher Academies

In de resolutie van de Raad van 2019 over het verder ontwikkelen van de Europese onderwijsruimte1 wordt de Commissie verzocht om nieuwe middelen te ontwikkelen om bekwame, gemotiveerde en hooggekwalificeerde leerkrachten, personeel op het gebied van voor- en vroegschoolse educatie en opvang (ECEC), schoolleiders en ander personeel op te leiden en te ondersteunen, en hun voortdurende professionele ontwikkeling en een hoogwaardige, op onderzoek gebaseerde lerarenopleiding te bevorderen.

In de conclusies van de Raad van mei 2020 over Europese leraren en opleiders voor de toekomst2 is opnieuw gewezen op de rol van leerkrachten als hoekstenen van de Europese onderwijsruimte en is verzocht om de loopbaan- en competentieontwikkeling van leerkrachten en hun welbevinden in alle fasen van hun loopbaan verder te ondersteunen. In de conclusies wordt gewezen op de voordelen van de mobiliteit van leerkrachten en op het feit dat mobiliteit moet worden geïntegreerd in de initiële en nascholing van leerkrachten. In de conclusies wordt de Commissie er voorts om verzocht nauwere samenwerking tussen aanbieders van lerarenopleidingen te ondersteunen binnen een continuüm van professionele ontwikkeling van leraren.

In de mededeling van de Commissie van 2020 over de Europese onderwijsruimte tegen 2025 tot stand brengen3 wordt de sleutelrol van leerkrachten en opleiders erkend en wordt de visie uiteengezet van uiterst competente en gemotiveerde vormingswerkers die tijdens hun gevarieerde loopbaan kunnen profiteren van een reeks mogelijkheden op het gebied van ondersteuning en professionele ontwikkeling. Er worden een aantal maatregelen voorgesteld om de uitdagingen aan te pakken waarmee onderwijzende beroepen tegenwoordig worden geconfronteerd, waaronder het plan om de Erasmus+ Teacher Academies op te zetten.

In het actieplan voor digitaal onderwijs (2021‑2027) van de Commissie4  is benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat alle leerkrachten en opleiders het vertrouwen en de vaardigheden hebben om technologie doeltreffend en creatief te gebruiken om hun lerenden bij het onderwijs te betrekken en te motiveren en te verzekeren dat alle lerenden hun digitale competenties ontwikkelen om in een steeds meer gedigitaliseerde wereld te leren, te leven en te werken.

In de resolutie van de Raad betreffende een strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding met het oog op de Europese onderwijsruimte en verder (2021­2030) wordt verwezen naar het potentieel van de Erasmus+ Teachers Academies om netwerkvorming, kennisdeling en mobiliteit te vergemakkelijken en om leerkrachten en opleiders leermogelijkheden te bieden in alle fasen van hun loopbaan.

Het beroep moet aantrekkelijker worden gemaakt: in de EU-landen die deelnemen aan de TALIS-enquête van de OESO had gemiddeld minder dan 20 % van de leerkrachten in het lager secundair onderwijs de indruk dat hun beroep door de maatschappij werd gewaardeerd.

De vergrijzing van het lerarenkorps strekt tot bezorgdheid, aangezien toekomstige pensioneringsgolven in bepaalde landen tot een lerarentekort zouden kunnen leiden.

Uit de Onderwijs- en opleidingsmonitor blijkt ook dat een aantal Europese landen wordt geconfronteerd met een ernstig tekort aan leerkrachten, hetzij algemeen, hetzij voor bepaalde vakken, zoals wetenschappen, of wat specifieke profielen betreft, zoals het onderwijzen van leerlingen met specifieke behoeften.

Ondanks een ruimer aanbod aan voortdurende professionele ontwikkeling melden leerkrachten zelf nog steeds een gebrek aan mogelijkheden tot professionele ontwikkeling, zo blijkt uit de TALIS-enquête van de OESO.

Ondanks de voordelen ervan is mobiliteit nog steeds niet doeltreffend in de lerarenopleiding geïntegreerd vanwege talrijke praktische belemmeringen die moeten worden weggenomen door een samenhangender beleid.

De Erasmus+ Teacher Academies zullen deze kwesties aanpakken door nauwe samenwerking te bevorderen tussen organisaties die actief zijn op het gebied van initiële en postinitiële lerarenopleidingen, een aanvulling te vormen op ander werk dat wordt gedaan om de onderwijsruimte te verwezenlijken, en de resultaten te helpen overdragen naar nationale en regionale beleidsvorming en uiteindelijk naar lerarenopleiding en ondersteuning voor scholen.

Zij zullen voortbouwen op de vernieuwingen en doeltreffende praktijken die binnen de nationale lerarenopleidingen en de Europese samenwerking bestaan en deze verder ontwikkelen. Er zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de verspreiding en benutting van doeltreffende praktijken in de verschillende landen en bij verschillende aanbieders van lerarenopleidingen, en aan het waarborgen van feedback en effecten, ook op beleidsniveau.

Doelstellingen van de Actie

De algemene doelstelling van deze actie is Europese partnerschappen van aanbieders van lerarenopleidingen5 tot stand te brengen om Teacher Academies op te richten die een Europese en internationale kijk op lerarenopleidingen zullen ontwikkelen.

In deze Teacher Academies zal een belangrijke rol zijn weggelegd voor meertaligheid, taalbewustzijn en culturele diversiteit, worden lerarenopleidingen ontwikkeld overeenkomstig de EU-beleidsprioriteiten op het gebied van onderwijs en wordt een bijdrage geleverd aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese onderwijsruimte.

De Erasmus+ Teacher Academies zullen aan de volgende doelstellingen tegemoetkomen:

  • bijdragen aan het verbeteren van beleidslijnen en praktijken op het gebied van lerarenopleiding in Europa door netwerken en praktijkgemeenschappen inzake lerarenopleiding tot stand te brengen waarin aanbieders van initiële lerarenopleidingen (vooropleiding van toekomstige leerkrachten), aanbieders van postinitiële professionele ontwikkeling (bij- en nascholing) en andere relevante actoren zoals leerkrachtenverenigingen, ministeries en belanghebbenden bijeen worden gebracht om strategieën en programma’s voor beroepsleren te ontwikkelen en te testen, die doeltreffend en toegankelijk zijn en naar andere contexten kunnen worden overgedragen;
  • gezamenlijk verschillende mobiliteitsmodellen (virtueel, fysiek en gemengd) ontwikkelen en testen in de initiële lerarenopleiding en als onderdeel van de postinitiële professionele ontwikkeling, om zo de kwaliteit van en het aantal deelnemers aan mobiliteit te vergroten en mobiliteit een integraal onderdeel van lerarenopleidingen in Europa te maken;
  • een duurzame samenwerking ontwikkelen tussen aanbieders van lerarenopleidingen om de kwaliteit van lerarenopleidingen in Europa te verbeteren en input te leveren voor beleid inzake lerarenopleidingen op Europees en nationaal niveau;
  • de Europese dimensie en internationalisering van de lerarenopleiding versterken door innovatieve en praktische samenwerking met lerarenopleiders en leerkrachten in andere Europese landen en door ervaringen uit te wisselen voor de verdere ontwikkeling van de lerarenopleiding in Europa.

Deze samenwerking zal gericht zijn op een of meer van de horizontale prioriteiten van het Erasmus+-programma, als thema(’s) voor de activiteiten van de Teacher Academy.

De Teacher Academies moeten één of meer prioriteiten identificeren die bijzonder relevant zijn voor hun partnerschap met het oog op het verbeteren van onderwijs/beroepsontwikkeling van hoge kwaliteit en hier verder aan werken, en de dringende behoeften van (toekomstige) leraren aanpakken, in het bijzonder door leraren cursussen, modulen en andere leermogelijkheden aan te bieden op het gebied van:

1. Inclusie en diversiteit, met name:

Leerkrachten helpen de nodige kennis, vaardigheden en competenties te verwerven voor de integratie in het onderwijs van kansarme kinderen/studenten, waaronder kinderen/studenten met een handicap, kinderen/studenten met een migrantenachtergrond, kinderen/studenten in landelijke en afgelegen gebieden zoals ultraperifere regio’s en kinderen/studenten die kampen met genderongelijkheid, sociaal-economische problemen of andere mogelijke vormen van discriminatie op basis van geslacht, ras of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Dit betekent ook dat inzicht moet worden verkregen in ondermaatse prestaties en ontworteldheid, en aandacht wordt besteed aan welzijn, geestelijke gezondheid en pesten. Voorbeelden hiervan zijn: het ontwikkelen van competenties op het gebied van lesgeven in meertalige en multiculturele contexten, gendergevoelige onderwijspraktijken, met inbegrip van onderwijs voor kinderen met speciale behoeften, het creëren van ondersteunende leeromgevingen en strategieën voor het welzijn van leerlingen en leerkrachten op school, het gebruik van verschillende leermethoden en gemengd leren, evenals formatieve beoordelingsmethoden en -instrumenten.  

Leerkrachten toerusten om de belemmeringen aan te pakken waarmee deze groepen worden geconfronteerd bij de toegang tot het onderwijs, en bij te dragen tot de totstandbrenging van een positief leerklimaat en inclusieve omgevingen die rechtvaardigheid en gelijkheid bevorderen en inspelen op de behoeften van de bredere gemeenschap; om vertrouwensrelaties met lerenden, ouders, gezinnen en verzorgers op te bouwen; om gebruik te maken van samenwerkingspraktijken en te werken in multidisciplinaire teams binnen scholen.

Zie voor meer informatie:

2. Milieu en bestrijding van klimaatverandering, met name:

Alomvattende en gezamenlijke benaderingen van lesgeven en leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling uitvoeren en verder ontwikkelen, in het besef dat alle leerkrachten, ongeacht hun vakgebied of onderwijssector, onderwijsactoren op het gebied van duurzaamheid zijn die hun lerenden moeten ondersteunen bij de voorbereiding op de groene transitie.

(Toekomstige) leerkrachten professionele opleiding/onderwijs bieden over klimaatverandering en hoe zij het beste kunnen onderwijzen op dit gebied; duurzaamheidscompetenties van (toekomstige) leerkrachten/vormingswerkers en onderwijsleiders ontwikkelen; en de benaderingen van de deelnemende organisaties met betrekking tot milieuduurzaamheid uitwisselen en ontwikkelen.

Van gedachten wisselen over hoe het bewustzijn omtrent de groene transitie en de uitdagingen op het gebied van milieu en klimaatverandering kan worden vergroot, over hoe competenties, strategieën en methoden voor groene sectorspecifieke vaardigheden kunnen worden ontwikkeld, evenals toekomstgerichte curricula die beter aansluiten op de behoeften van leerkrachten.

Leerkrachten ondersteunen bij het invoeren van onderwijsmethoden, waaronder het testen van innovatieve praktijken, die het interdisciplinair lesgeven en leren voor de groene transitie en duurzame ontwikkeling verbeteren, met inbegrip van de sociaal-emotionele aspecten van het leren, zodat alle leerlingen aandrijvers van verandering kunnen worden en kunnen leren om na te denken over en zich zowel individueel als collectief, lokaal en mondiaal, in te zetten voor een duurzamere wereld. 

Zie voor meer informatie: Aanbeveling van de Raad betreffende leren voor ecologische duurzaamheid8

3. De digitale transformatie aanpakken door digitale paraatheid, veerkracht en capaciteit te ontwikkelen, met name:

De noodzaak ondersteunen om (toekomstige) leerkrachten te betrekken bij de weg naar digitale transformatie, met het oog op het benutten van het potentieel van digitale technologieën bij onderwijs en leren en het ontwikkelen van digitale vaardigheden voor iedereen, waarbij ook de capaciteit en bereidheid van instellingen wordt vergroot om een doeltreffende verschuiving naar digitaal onderwijs mogelijk te maken.

Bijdragen aan de eerste strategische prioriteit van het actieplan voor digitaal onderwijs, de ontwikkeling van een goed presterend digitaal onderwijsecosysteem, door middel van capaciteitsopbouw en kritisch inzicht in de wijze waarop de kansen die digitale technologieën bieden voor onderwijs en leren op alle niveaus en voor alle sectoren kunnen worden benut en plannen van onderwijsinstellingen voor de digitale transformatie kunnen worden ontwikkeld en uitgevoerd.

Het doelgerichte gebruik van digitale technologieën voor onderwijs, leren, beoordeling en betrokkenheid ondersteunen. Dit omvat de ontwikkeling van een digitale pedagogie en deskundigheid inzake het gebruik van digitale hulpmiddelen door leerkrachten, met inbegrip van toegankelijke en ondersteunende technologieën en het ontwerp en innovatieve gebruik van digitale onderwijsinhoud.  Bijzondere aandacht zal worden besteed aan het stimuleren van gendergelijkheid en het aanpakken van verschillen met betrekking tot de toegang ertoe en het gebruik ervan door ondervertegenwoordigde groepen.

Het gebruik van de Europese kaders voor digitale vaardigheden van vormingswerkers, burgers en organisaties wordt aangemoedigd.

Zie voor meer informatie: Actieplan voor digitaal onderwijs (2021‑20279

4. Gemeenschappelijke waarden, burgerzin en burgerparticipatie, met name:

(Toekomstige) leerkrachten opleiden en uitrusten.

Actief burgerschap en ethiek binnen hun onderwijs bevorderen, evenals de ontwikkeling van sociale en interculturele competenties, kritisch denken en mediageletterdheid.

Mogelijkheden bieden aan kinderen/studenten voor deelname aan het democratische leven en de sociale en maatschappelijke betrokkenheid, met name door middel van formele of niet-formele leeractiviteiten.

Bewustzijn en kennis in de context van de Europese Unie verhogen, met name wat betreft de gemeenschappelijke EU-waarden, de beginselen van eenheid en diversiteit, en hun culturele identiteit, culturele bewustzijn en hun maatschappelijke en historische erfgoed.

Zie voor meer informatie: Aanbeveling van de Raad inzake de bevordering van gemeenschappelijke waarden, inclusief onderwijs en de Europese dimensie in lesgeven10

Subsidiabiliteitscriteria

Om in aanmerking te komen voor een Erasmus+-subsidie, moeten projectvoorstellen voor Erasmus+ Teacher Academies aan de volgende criteria voldoen.

In aanmerking komende deelnemende organisaties (Wie kan een aanvraag indienen?)

Om in aanmerking te komen moeten de aanvragers (begunstigden en eventuele gelieerde entiteiten):

  • juridische entiteiten (publieke of particuliere organisaties) zijn;
  • gevestigd zijn in een van de begunstigde landen, d.w.z. een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land (zie deel A van deze gids onder “Begunstigde landen”).

Organisaties gevestigd in niet met het programma geassocieerde derde landen kunnen niet deelnemen aan het project.

De coördinerende organisatie moet een instelling voor lerarenonderwijs zijn. Zij dient de aanvraag in namens alle deelnemende organisaties die betrokken zijn bij het project. Zij mag geen gelieerde entiteit zijn.

De aanvragers (begunstigden en eventuele gelieerde entiteiten) kunnen bijvoorbeeld (niet-limitatieve lijst) zijn:

  • instellingen voor lerarenonderwijs (hogescholen, instituten, universiteiten die initiële lerarenopleiding en/of postinitiële professionele ontwikkeling aanbieden) voor leerkrachten en personeel in voor- en vroegschoolse educatie en opvang (ECEC) op ISCED-niveaus 0‑3, met inbegrip van leerkrachten in beroepsonderwijs en -opleiding;
  • ministeries of soortgelijke overheidsinstanties die verantwoordelijk zijn voor het beleid inzake schoolonderwijs;
  • (lokale, regionale of nationale) publieke en particuliere organen belast met het ontwikkelen van beleid en van het aanbod aan lerarenopleidingen en met het vaststellen van normen voor de kwalificaties van leerkrachten;
  • leerkrachtenverenigingen of andere nationaal erkende aanbieders van lerarenopleidingen en voortdurende professionele ontwikkeling;
  • autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het onderwijs en de opleiding van leerkrachten en het toezicht op hun postinitiële professionele ontwikkeling en kwalificaties;
  • scholen die samenwerken met aanbieders van lerarenopleidingen om praktijkopleiding mogelijk te maken in het kader van de lerarenopleiding;
  • andere scholen (van basisonderwijs tot initieel beroepsonderwijs en -opleiding) of andere organisaties (bv. ngo’s, leerkrachtenverenigingen) die relevant zijn voor het project.

Andere entiteiten kunnen deelnemen in andere consortiumrollen, zoals geassocieerde partners. 

Samenstelling van het consortium (Aantal deelnemende organisaties en profiel daarvan)

Zes aanvragers (begunstigden; niet-gelieerde entiteiten), uit ten minste vier EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen (waaronder ten minste drie EU-lidstaten), die aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • ten minste vier nationaal gevestigde aanbieders van initiële lerarenopleidingen uit drie verschillende EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen; en 
  • ten minste één nationaal gevestigde aanbieder van postinitiële professionele ontwikkeling (nascholing) voor leerkrachten, alsmede
  • minimaal 1 praktijk-/opleidingsschool. 

Het consortium kan ook gelieerde entiteiten of geassocieerde partners, andere organisaties met de relevante deskundigheid op het gebied van lerarenopleidingen en/of organen die normen, kwalificaties of kwaliteitsborging voor lerarenopleidingen vaststellen, omvatten.

Geografische locatie (locatie van de activiteiten)

De activiteiten moeten plaatsvinden in EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen.

Activiteiten die plaatsvinden in niet met het programma geassocieerde derde landen komen niet in aanmerking.

Duur van het project

Projecten moeten normaal gesproken 36 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk, indien deze naar behoren en via een wijziging van de subsidieovereenkomst worden gemotiveerd).

Waar aanvragen?

Bij het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA) via het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

Oproep-ID: ERASMUS-EDU-2024-PEX-TEACH-ACA

Alvorens een aanvraag in te dienen, zie de FAQ’s op FTOP.

Wanneer aanvragen?

Aanvragers moeten hun subsidieaanvragen uiterlijk op 6 juni om 17:00:00 uur (Belgische tijd) indienen.

Hoe aanvragen?

Zie deel C van deze gids voor informatie.

Aanvragende organisaties worden getoetst aan de relevante uitsluitings- en selectiecriteria. Zie deel C van deze gids voor meer informatie.

Het project opzetten

Elke Teacher Academy zal een samenhangend en alomvattend geheel van activiteiten uitvoeren, zoals:

  • samenwerken en netwerken en praktijkgemeenschappen opzetten tussen aanbieders van lerarenopleidingen, leerkrachtenverenigingen, openbare organisaties die betrokken zijn bij de lerarenopleidingen en andere relevante actoren, om innovatieve strategieën en programma’s op te zetten voor initiële en postinitiële professionele ontwikkeling voor leerkrachten en scholen;
  • gezamenlijke, innovatieve en effectieve leermodulen ontwikkelen en aanbieden voor lerarenopleidingen en om de competenties van leerkrachten te ontwikkelen inzake lastige en/of nieuwe pedagogische kwesties van gemeenschappelijk belang. Deze zullen tegemoetkomen aan de diverse behoeften van leerkrachten in opleiding (als onderdeel van hun initiële opleiding) en actieve leerkrachten (als onderdeel van de postinitiële professionele ontwikkeling);
  • een gezamenlijk leeraanbod met een sterke Europese dimensie uitwerken dat mobiliteitsactiviteiten in al hun vormen omvat, waarbij bijvoorbeeld zomerscholen worden opgezet, alsook studiebezoeken voor studenten en leerkrachten en andere vormen van campusoverschrijdende samenwerking, zowel fysiek als virtueel, worden georganiseerd;
  • effectieve manieren vinden om belemmeringen voor mobiliteit weg te nemen en voorwaarden vaststellen, met inbegrip van praktische regelingen en de erkenning van leren, om het aantal deelnemers aan en de kwaliteit van mobiliteit te verhogen en van mobiliteit een integraal onderdeel van het initiële en postinitiële leeraanbod voor leerkrachten te maken;
  • scholen en in het bijzonder opleidingsscholen betrekken om te experimenteren en innovatieve nieuwe manieren van lesgeven te delen (onder meer voor afstandsleren en gemengde onderwijs- en leerbenaderingen);
  • studies, onderzoek en/of enquêtes opzetten of doeltreffende praktijken vergaren, in overeenstemming met de doelstellingen van deze oproep, om samenvattingen, discussienota’s, aanbevelingen enz. te produceren en zo het debat aan te wakkeren en input te verzamelen voor beleid inzake lerarenopleidingen;
  • de bestaande Erasmus+-instrumenten, bijvoorbeeld eTwinning als onderdeel van het Europees platform voor schoolonderwijs, voor virtuele mobiliteit, samenwerking, communicatie voor het testen en delen van resultaten te bevorderen en voor deze instrumenten te kiezen.

Toekenningscriteria

De volgende criteria zijn van toepassing:

Relevantie van het project (maximaal 35 punten)

  • Verband met de doelstellingen van de oproep: de mate waarin met het voorstel een Teacher Academy wordt opgericht om de initiële en postinitiële lerarenopleiding te verbeteren met een innovatief leeraanbod voor leerkrachten dat verband houdt met ten minste één van de prioriteiten van Erasmus+:
    • inclusie en diversiteit;
    • milieu en bestrijding van klimaatverandering:
    • de digitale transformatie aanpakken door digitale paraatheid, veerkracht en capaciteit te ontwikkelen;
    • gemeenschappelijke waarden, burgerzin en burgerparticipatie.
  • Waarden van de EU: het voorstel relevant is voor de eerbiediging en bevordering van gedeelde EU-waarden, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, en de bestrijding van elke vorm van discriminatie;
  • Samenhang: de mate waarin het voorstel berust op een adequate behoefteanalyse, duidelijk is omschreven en realistische doelstellingen heeft, en kwesties behandelt die relevant zijn voor de deelnemende organisaties en voor de actie.
  • Innovatieve aanpak: het voorstel houdt rekening met de modernste methoden en technieken, en leidt tot innovatieve resultaten en oplossingen voor het desbetreffende gebied in het algemeen, of voor de geografische context waarin het project wordt uitgevoerd (bv. inhoud, voortgebrachte resultaten, toegepaste werkmethoden, betrokken of beoogde organisaties en personen).
  • Europese meerwaarde: het voorstel toont duidelijk de meerwaarde op het niveau van het individu (lerende en/of personeel), de instelling en het systeem aan, die tot stand komt via resultaten die door de partners moeilijk te bereiken zouden zijn zonder Europese samenwerking; met het voorstel worden de bestaande instrumenten op EU-niveau, zoals eTwinning en het Europees portaal voor schoolonderwijs gebruikt en bevorderd voor samenwerking en communicatie en voor het testen en delen van resultaten.
  • Internationalisering: in het voorstel wordt aangetoond hoe het bijdraagt aan de internationale dimensie van lerarenopleidingen en aan de ontwikkeling van gezamenlijke mobiliteitsmodellen (virtueel, fysiek en gemengd) en andere leermogelijkheden op het gebied van initiële lerarenopleidingen en postinitiële professionele ontwikkeling voor leerkrachten.
  • Genderbewust beleid: het voorstel heeft betrekking op gendergelijkheid en draagt bij tot het vinden van oplossingen om genderbewust onderwijs op scholen doeltreffend te bevorderen.

Kwaliteit van projectontwerp en ‑uitvoering (maximaal 25 punten)

  • Samenhang: de opzet van het gehele project garandeert de onderlinge afstemming tussen projectdoelstellingen, activiteiten en het voorgestelde budget. Het voorstel vormt een samenhangend en alomvattend geheel van passende activiteiten en diensten om te voorzien in de onderkende behoeften en om de verwachte resultaten te bewerkstelligen;
  • Methodologie: de kwaliteit en haalbaarheid van de voorgestelde methode en de geschiktheid ervan om de verwachte resultaten te bereiken.
  • Opzet: de duidelijkheid, volledigheid en kwaliteit van het werkprogramma, met inbegrip van geschikte fasen voor voorbereiding, uitvoering, controle, benutting, evaluatie en verspreiding.
  • Beheer: er wordt gezorgd voor goed onderbouwde beheersystemen. Tijdschema’s, organisatie, taken en verantwoordelijkheden zijn nauwkeurig omschreven en realistisch. Het voorstel wijst geschikte middelen toe aan elke activiteit.
  • Begroting: in het budget worden de nodige middelen uitgetrokken om het project met succes te voltooien; het budget wordt noch te hoog, noch te laag aangeslagen.
  • Risicobeheer: projectgerelateerde uitdagingen/risico’s worden duidelijk in kaart gebracht en waar nodig wordt gezorgd voor risicobeperkende maatregelen.
  • Kwaliteitsborging: er worden passende controlemaatregelen (doorlopende kwaliteitsbeoordeling, intercollegiale toetsing, benchmarking enz.) toegepast.
  • Toezichtinstrumenten: er worden indicatoren vastgesteld om ervoor te zorgen dat het project op kwalitatief hoogstaande en kostenefficiënte wijze wordt uitgevoerd.

Kwaliteit van de partnerschaps- en samenwerkingsregelingen (maximaal 20 punten)

  • Samenstelling: het project is op passende wijze samengesteld uit complementaire deelnemende organisaties die over het vereiste profiel, de nodige competenties en de nodige ervaring en deskundigheid beschikken om het project in elk opzicht met succes te voltooien.
  • Samenwerking met belanghebbenden: het partnerschap creëert sterke en permanente netwerken en praktijkgemeenschappen op zowel lokaal, nationaal als transnationaal niveau met aanbieders van voor- en nascholing van leerkrachten, overheidsinstanties die betrokken zijn bij de lerarenopleidingen en andere relevante actoren, en maakt een doeltreffende uitwisseling van expertise en kennis tussen die belanghebbenden mogelijk.
  • Geografisch evenwicht: het partnerschap omvat relevante partners uit verschillende geografische gebieden, met een actieve rol in het project; de aanvrager heeft de geografische samenstelling van het partnerschap gerechtvaardigd en de relevantie ervan aangetoond voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Teacher Academies; het partnerschap omvat een breed en passend scala van relevante actoren op lokaal en regionaal niveau.
  • Virtuele samenwerking en mobiliteit: de samenwerking is gekoppeld aan bestaande Erasmus+-instrumenten, zoals eTwinning en het Europees platform voor schoolonderwijs.
  • Inzet: de verantwoordelijkheden en taken zijn ondubbelzinnig en oordeelkundig verdeeld; daarbij wordt duidelijk aangetoond dat de inzet en actieve bijdrage van alle deelnemende organisaties perfect aansluiten op hun specifieke deskundigheid en capaciteit.
  • Taken: de coördinator bezit hoogwaardige managementvaardigheden, is in staat transnationale netwerken te coördineren en geeft blijk van leiderschapskwaliteiten in een complexe omgeving; individuele taken worden toegewezen op basis van de specifieke knowhow van elke partner.
  • Samenwerking: er wordt een doeltreffend mechanisme voorgesteld om een goede coördinatie, besluitvorming en communicatie te waarborgen tussen de deelnemende organisaties, deelnemers en alle andere belanghebbenden.

Gevolgen (maximaal 20 punten)

  • Benutting: het voorstel toont aan hoe de resultaten van het project worden benut door de partners en andere belanghebbenden. Er wordt gezorgd voor middelen om de benutting te meten tijdens en na afloop van het project.
  • Verspreiding: het voorstel bevat een duidelijk plan voor de verspreiding van resultaten tijdens en na afloop van het project, en voorziet in passende streefdoelen, activiteiten, een relevante timing, instrumenten en communicatiekanalen om ervoor te zorgen dat de resultaten en voordelen efficiënt worden verspreid onder de belanghebbenden, beleidsmakers, aanbieders van lerarenopleidingen, overheidsinstanties enz. tijdens en na afloop van het project; in het voorstel wordt voorts aangegeven welke partners verantwoordelijk zullen zijn voor de verspreiding en wordt de relevante ervaring die zij met verspreidingsactiviteiten hebben, aangetoond; in het voorstel is beschreven welke middelen worden gebruikt voor de verspreiding, waarbij de voorkeur wordt gegeven aan de Erasmus+-instrumenten, zoals eTwinning en het Europees platform voor schoolonderwijs.
  • Gevolgen: het voorstel toont de potentiële effecten van het project aan:
    • op deelnemers en deelnemende organisaties tijdens en na afloop van het project;
    • buiten de organisaties en personen die rechtstreeks deelnemen aan het project, op lokaal, regionaal, nationaal en/of Europees niveau.

Het voorstel omvat maatregelen, streefdoelen en indicatoren om de voortgang te monitoren en het verwachte effect (op korte en lange termijn) te beoordelen.

  • Duurzaamheid: in het voorstel wordt uitgelegd hoe de Erasmus+ Teacher Academies zullen worden ingevoerd en verder zullen worden ontwikkeld. Het voorstel omvat het ontwerp van een actieplan voor de lange termijn voor de geleidelijke invoering van projectresultaten na afloop van het project. Het plan wordt gebaseerd op duurzame partnerschappen tussen aanbieders van initiële lerarenopleidingen (vooropleiding van toekomstige leerkrachten) en aanbieders van postinitiële professionele ontwikkeling (nascholing). Het moet de vaststelling van passende governancestructuren omvatten, alsook plannen met het oog op schaalbaarheid en financiële duurzaamheid, met inbegrip van een identificatie van de financiële middelen (Europees, nationaal en particulier) om ervoor te zorgen dat de resultaten en voordelen op lange termijn duurzaam zijn.

Om in aanmerking te komen voor financiering, moeten aanvragen ten minste 70 punten scoren (op een maximum van 100 punten), waarbij eveneens rekening moet worden gehouden met de vereiste minimumscore voor elk van de vier gunningscriteria: een minimumscore van 18 punten voor de categorie “Relevantie van het project”; een minimumscore van 13 punten voor de categorie “Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering” en 11 punten voor de categorieën “Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen” en “Gevolgen”.

Bij een ex aequo tussen voorstellen wordt voorrang gegeven aan de scores die zijn behaald voor het toekenningscriterium “Relevantie”. Wanneer deze scores gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Kwaliteit van het projectontwerp en -uitvoering”. Wanneer de scores opnieuw gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Gevolgen”.

Als dit het niet mogelijk maakt de voorrang te bepalen, kan verdere voorrang worden verleend door rekening te houden met de totale projectportefeuille en de totstandbrenging van positieve synergieën tussen projecten, of met andere factoren die verband houden met de doelstellingen van de oproep. Deze factoren worden in het verslag van het panel gedocumenteerd. 

Verwachte gevolgen

De ontwikkeling van de Erasmus+ Teacher Academies zal naar verwachting de aantrekkelijkheid van onderwijzende beroepen vergroten en hoogwaardig initieel onderwijs en postinitiële professionele ontwikkeling verzekeren voor leerkrachten, vormingswerkers en schoolleiders.

Erasmus+ Teacher Academies zullen naar verwachting de Europese dimensie en de internationalisering van de lerarenopleidingen versterken door Europese partnerschappen van aanbieders van lerarenopleidingen tot stand te brengen. De nauwe samenwerking tussen relevante actoren over de Europese grenzen heen moet een innovatieve Europese samenwerking en aanzienlijke ontwikkeling van beleid en praktijken voor lerarenopleidingen tot stand brengen, voortbouwend op de bestaande vernieuwingen en doeltreffende praktijken binnen de nationale stelsels voor lerarenopleidingen en op het gezamenlijke leeraanbod voor deelnemende leerkrachten. Deze aanpak zal naar verwachting de weg vrijmaken om van mobiliteit een integraal onderdeel van het aanbod aan lerarenopleidingen te maken in Europa door belemmeringen voor de mobiliteit weg te nemen en de voorwaarden vast te stellen voor geslaagde mobiliteitsstrategieën en -programma’s.

De Erasmus+ Teacher Academies opereren op het nationale en het Europese niveau en zullen sterke, duurzame partnerschappen vormen tussen aanbieders van initiële lerarenopleidingen en postinitiële professionele ontwikkeling. Zij zullen voorzien in een nauwere samenwerking tussen aanbieders van lerarenopleidingen en zullen zo het pad effenen voor structurele partnerschappen en gezamenlijke programma’s tussen instellingen. Op die manier zullen Erasmus+ Teacher Academies zorgen voor hoogwaardige, effectieve initiële en voortdurende professionele ontwikkeling en zullen zij resultaten verwezenlijken die moeilijk te bereiken zouden zijn zonder de uitwisseling van kennis en zonder een effectieve samenwerking.

Via het gebruik van diverse verspreidingskanalen op transnationaal, nationaal en/of regionaal niveau en de uitrol van een langetermijnactieplan voor de geleidelijke uitrol van de beoogde projectresultaten, moeten projecten relevante belanghebbenden binnen en buiten de deelnemende organisaties bereiken en een duurzaam effect sorteren, ook na afloop van het project.

Wat zijn de financieringsregels?

Deze actie volgt een financieringsmodel op basis van vaste bedragen. Het bedrag van de afzonderlijke vaste bijdrage wordt voor elke subsidie bepaald op basis van het geraamde budget van de door de aanvrager voorgestelde actie. Het bedrag wordt door de subsidieautoriteit vastgesteld op basis van het geraamde projectbudget, het evaluatieresultaat en een financieringspercentage van 80 %.

De maximale EU-subsidie per project is 1 500 000 EUR.

Financiële steun aan derden in de vorm van subsidies of prijzen is niet toegestaan.

Vrijwilligerskosten zijn toegestaan. De vermelde eenheidskosten moeten worden afgestemd op die in het besluit inzake eenheidskosten voor vrijwilligers11  .

Eenheidskosten van kmo’s voor kmo-eigenaren zijn toegestaan. De vermelde eenheidskosten moeten worden afgestemd op die in het besluit inzake eenheidskosten voor eigenaren van kmo’s12

Het desbetreffende werkpakket moet kosten omvatten voor ten minste één jaarlijkse vergadering (één vertegenwoordiger van elke volwaardige partner van het project) georganiseerd door of op initiatief van de Europese Commissie/het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur voor de uitwisseling van goede praktijken en wederzijds leren tussen Erasmus+ Teacher Academies.

Hoe wordt het vaste bedrag voor het project vastgesteld?

Aanvragers moeten overeenkomstig het aanvraagformulier een gedetailleerde begrotingstabel invullen, rekening houdend met de volgende punten:

  • Het budget moet worden beschreven zoals vereist door de begunstigden en worden onderverdeeld in samenhangende werkpakketten (bijvoorbeeld “projectbeheer”, “opleiding”, “organisatie van evenementen”, “voorbereiding en uitvoering van mobiliteit”, “communicatie en verspreiding”, “kwaliteitsborging” enz.).
  • In het voorstel moeten de activiteiten worden beschreven die elk werkpakket behelst.
  • Aanvragers moeten in hun voorstel een uitsplitsing geven van het vaste bedrag, met het aandeel per werkpakket (en, binnen elk werkpakket, het aandeel dat aan elke begunstigde en gelieerde entiteit is toegewezen).
  • De beschreven kosten kunnen personeelskosten, reis- en verblijfkosten, kosten voor uitrusting en uitbesteding of andere kosten zijn (bijvoorbeeld voor de verspreiding van informatie, publicatie of vertaling).

De voorstellen zullen worden geëvalueerd aan de hand van de standaardevaluatieprocedures met de hulp van interne en/of externe deskundigen. De deskundigen beoordelen de kwaliteit van de voorstellen aan de hand van de in de oproep vastgestelde vereisten en de verwachte gevolgen, kwaliteit en efficiëntie van de actie.

Na de evaluatie van het voorstel stelt de ordonnateur de hoogte van het vaste bedrag vast, rekening houdend met de bevindingen van de verrichte beoordeling.

De subsidieparameters (maximaal subsidiebedrag, financieringspercentage, totale subsidiabele kosten enz.) worden vastgesteld in de subsidieovereenkomst. Zie deel C van deze programmagids onder “Subsidiabele directe kosten”.

De verwezenlijkingen van het project worden geëvalueerd aan de hand van de resultaten van het afgeronde project. Door die financieringsregeling is het mogelijk meer nadruk te leggen op de resultaten dan op de inbreng, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit en de mate waarin de meetbare doelstellingen zijn verwezenlijkt.

Nadere gegevens zijn opgenomen in de modelsubsidieovereenkomst die te vinden is op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

Tagged in:  Mobiliteit van schoolmedewerkers