Skip to main content

Erasmus+

EU programme for education, training, youth and sport
Doorzoek de gids

Capaciteitsopbouw op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding

Projecten voor capaciteitsopbouw zijn internationale samenwerkingsprojecten op basis van multilaterale partnerschappen tussen organisaties die werkzaam zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding in EU-lidstaten, met het programma geassocieerde derde landen en niet met het programma geassocieerde derde landen. Het doel van de projecten is het ondersteunen van de relevantie, toegankelijkheid en ontvankelijkheid van instellingen en systemen voor beroepsonderwijs en -opleiding in niet met het programma geassocieerde derde landen als motor voor duurzame sociaal-economische ontwikkeling.

Deze actie is erop gericht om, via gezamenlijke initiatieven die de samenwerking tussen verschillende regio’s van de wereld bevorderen, de capaciteit van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding te vergroten — met name op het gebied van management, bestuur, inclusie, kwaliteitsborging en innovatie — zodat zij beter zijn toegerust om samen met de particuliere sector/ondernemingen/brancheorganisaties arbeidskansen te verkennen en gezamenlijk noodzakelijke maatregelen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding te ontwikkelen. De internationale partnerschappen moeten bijdragen tot de verbetering van de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding in niet met het programma geassocieerde derde landen, met name door de capaciteiten van het personeel en de docenten in beroepsonderwijs en -opleiding te versterken en door de relatie tussen de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en de arbeidsmarkt te verstevigen.

De projecten voor capaciteitsopbouw op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding moeten bijdragen tot de bredere beleidsdoelstellingen die tussen de Europese Commissie en de niet met het programma geassocieerde derde landen of de betrokken regio worden nagestreefd, met inbegrip van de investeringspakketten in het kader van de Global Gateway.

Doelstellingen van de actie

In het kader van de actie wordt specifiek voorzien in:

  • het opbouwen van capaciteit bij aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding om de samenwerking tussen particuliere en publieke belanghebbenden op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding te versterken ten behoeve van vraaggerichte en kansgestuurde maatregelen op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding;
  • het verbeteren van de kwaliteit van beroepsonderwijs en -opleiding alsook de snelheid waarmee beroepsonderwijs en -opleiding op sociaal-economische kansen en sociale ontwikkelingen kunnen reageren om het aanbod van vaardigheden beter op de arbeidsmarkt af te stemmen;
  • het afstemmen van het aanbod van beroepsonderwijs en -opleiding op lokale, regionale en nationale ontwikkelingsstrategieën.

Themagebieden

Elementen die kenmerkend zijn voor capaciteitsopbouw in beroepsonderwijs en -opleiding omvatten enkele themagebieden die hieronder worden beschreven. Voorstellen moeten gericht zijn op een of meer van de volgende thema’s:

  • werkplekleren (voor jongeren en/of volwassenen);
  • mechanismen voor kwaliteitsborging;
  • de beroepsontwikkeling van leerkrachten/opleiders in beroepsonderwijs en -opleiding;
  • sleutelcompetenties, waaronder ondernemerschap;
  • publiek-private dialoog en partnerschappen in beroepsonderwijs en -opleiding;
  • innovatie in beroepsonderwijs en -opleiding;
  • groene en digitale vaardigheden voor de dubbele transitie;
  • afstemming van vaardigheden op huidige en toekomstige arbeidskansen, ook in veelbelovende waardeketens in ontwikkeling.

Daarnaast kunnen de aanvragers themagebieden behandelen die niet hierboven zijn beschreven. Hieruit moeten blijken dat zij bijzonder geschikt zijn om aan de doelstellingen van de oproep en de vastgestelde behoeften te voldoen.

Activiteiten

De voorgestelde activiteiten moeten rechtstreeks verband houden met de doelstellingen en themagebieden van de actie: zij moeten aansluiten bij een of meer van bovengenoemde themagebieden en moeten nader worden toegelicht in een projectbeschrijving die de gehele uitvoeringsperiode bestrijkt.

In de context van deze internationale wereldwijde actie moeten projectactiviteiten gericht zijn op het opbouwen en versterken van de capaciteit van organisaties die actief zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding, voornamelijk in de niet met het programma geassocieerde derde landen waarop de actie betrekking heeft.

Gefinancierde projecten zullen een breed scala aan samenwerkings-, uitwisselings-, communicatie- en andere activiteiten kunnen omvatten, zoals:

  • het tot stand brengen en ontwikkelen van netwerken en de uitwisseling van goede praktijken tussen aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding in niet met het programma geassocieerde derde landen en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding in EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen;
  • het creëren van instrumenten, programma’s en ander materiaal om de capaciteit op te bouwen van instellingen uit niet met het programma geassocieerde derde landen (praktische opleidingsprogramma’s en instrumenten voor het beoordelen en valideren van leerresultaten in beroepsonderwijs en -opleiding, individuele actieplannen voor deelnemende instellingen; methoden voor beroepskeuzebegeleiding en -advisering enz.);
  • het creëren van mechanismen om de particuliere sector te betrekken bij het ontwerp en de uitvoering van curricula en om lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding te voorzien van hoogwaardige werkervaring;
  • het ontwikkelen en overdragen van pedagogische benaderingen, onderwijs- en opleidingsmateriaal en -methoden, met inbegrip van werkplekleren, virtuele mobiliteit, open leermiddelen en een betere benutting van het ICT-potentieel;
  • het ontwikkelen en uitvoeren van internationale (virtuele) uitwisselingsactiviteiten voor personeel in de eerste plaats (onder wie leerkrachten en niet-onderwijzend personeel zoals schoolleiders, managers, consulenten, adviseurs enz.).

Indien mobiliteitsactiviteiten voor lerenden en personeel worden voorgesteld, moeten deze rechtstreeks bijdragen tot de doelstellingen van het project en sterk in de projectlogica als geheel worden verankerd.

De voorgestelde activiteiten moeten een meerwaarde betekenen en zullen een rechtstreeks effect hebben op de verwezenlijking van de projectresultaten.

Regionale prioriteiten

De beschikbare begroting is verdeeld over verschillende mondiale regio’s (d.w.z. Westelijke Balkan, Oostelijk nabuurschap, landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, Afrika ten zuiden van de Sahara, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied) met begrotingsportefeuilles van verschillende omvang.

Meer informatie over de beschikbare bedragen per begrotingsportefeuille wordt gepubliceerd op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

De EU heeft een reeks indicatieve doelstellingen vastgesteld met betrekking tot het geografische evenwicht en specifieke doelstellingen. Bovendien worden organisaties aangemoedigd om samen te werken met partners in de armste en minst ontwikkelde niet met het programma geassocieerde derde landen.

De regionale prioriteiten voor deze actie zijn:

Indien bij de aanvraag een of meer partnerlanden van de ETF (Europese Stichting voor opleiding) betrokken zijn, moet uit het voorstel blijken dat wordt voldaan aan de aanbevelingen die de ETF heeft geformuleerd in de desbetreffende regionale verslagen1 van het Proces van Turijn2

Westelijke balkan  

  • Er wordt voorrang gegeven aan projecten die bijdragen tot het 3 en/of de aanbevelingen van de Europese Stichting voor opleiding in het kader van het Proces van Turijn (zie hierboven); 
  • Er zal nadruk worden gelegd op mobiliteit van lerenden (studenten) en personeel (leraren, opleiders, directeuren, managers enz.).

Oostelijk nabuurschap

  • Er wordt voorrang gegeven aan projecten die bijdragen tot het economisch en investeringsplan4 en/of de aanbevelingen van de Europese Stichting voor opleiding in het kader van het Proces van Turijn (zie hierboven). 

Landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied 

  • Er wordt voorrang gegeven aan projecten die bijdragen tot het economisch en investeringsplan5 en/of de aanbevelingen van de Europese Stichting voor opleiding in het kader van het Proces van Turijn (zie hierboven). 

Afrika ten zuiden van de Sahara 

  • voorrang zal worden gegeven aan de minst ontwikkelde landen; bijzondere nadruk wordt ook gelegd op landen met migratieprioriteit; geen enkel land zal meer dan 8 % van de voor de regio voorziene financiering ontvangen; 
  • Er zal prioriteit worden gegeven aan projecten die bijdragen aan de respectieve geografische meerjarige indicatieve programma’s6 op nationaal of regionaal niveau en aan het investeringspakket EU-Afrika in het kader van de Global Gateway7 .
  • Er zal prioriteit worden gegeven aan projecten die bijdragen aan het stimuleren van de publiek-private dialoog tussen instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding en de particuliere sector.

Latijns-Amerika  

  • Er wordt voorrang gegeven aan regionale projecten (projecten waarbij meer dan één in aanmerking komend, niet met het programma geassocieerd derde land is betrokken) of projecten in landen met lage en hogere middeninkomens;
  • Er zal prioriteit worden gegeven aan projecten die bijdragen aan de respectieve geografische meerjarige indicatieve programma’s8 op nationaal of regionaal niveau.  

Caribisch gebied  

  • Er wordt voorrang gegeven aan regionale projecten (projecten waarbij meer dan één in aanmerking komend, niet met het programma geassocieerd derde land is betrokken) of projecten in minst ontwikkelde landen, landen met lage en landen met hogere middeninkomens; 
  • Er zal prioriteit worden gegeven aan projecten die bijdragen aan de respectieve geografische meerjarige indicatieve programma’s9 op nationaal of regionaal niveau.  

Als de bovengenoemde regionale prioriteiten worden behandeld, moeten de projecten aantonen hoe en in welke mate zij dat doen. 

Een project opzetten

Een capaciteitsopbouwproject op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding bestaat uit vier fasen:

  • identificatie en initiëring van het project;
  • voorbereiding, opzet en planning van het project;
  • uitvoering van het project en monitoring van de activiteiten;
  • evaluatie van het project en effectbeoordeling.

Deelnemende organisaties en deelnemers die betrokken zijn bij de activiteiten, moeten een actieve rol spelen in al deze fasen om zo hun leerervaring te verbeteren.

Vaststelling en opstart

Problemen, behoeften of kansen vaststellen die in het kader van de oproep kunnen worden aangepakt met het projectidee; de kernactiviteiten en de belangrijkste resultaten bepalen die van het project kunnen worden verwacht; de relevante belanghebbende partijen en potentiële partners in kaart brengen; de doelstelling(en) van het project formuleren; ervoor zorgen dat het project is afgestemd op de strategische doelstellingen van de deelnemende organisaties; een eerste planning maken om ervoor te zorgen dat het project goed van start kan gaan en de nodige informatie vergaren om door te kunnen gaan naar de volgende fase enz.

Voorbereiding, ontwerp en planning

De reikwijdte van het project en de gepaste benadering specificeren; duidelijk de voorgestelde methodologie omschrijven, waarbij de consistentie tussen de projectdoelstellingen en activiteiten wordt gewaarborgd; een planning vaststellen voor de taken die erbij komen kijken; de nodige middelen ramen en de details van het project uitwerken, bv. behoefteanalyse; robuuste doelstellingen en effectindicatoren vaststellen (specifiek, meetbaar, haalbaar, relevant en tijdgebonden); project- en leerresultaten vaststellen; het werkprogramma, de activiteitsvormen, de verwachte gevolgen, de geraamde totale begroting ontwikkelen; een projectuitvoeringsplan en een robuust, realistisch communicatieplan voorbereiden, met inbegrip van strategische aspecten met betrekking tot het projectbestuur, de monitoring, de kwaliteitsborging, de verslaglegging en de verspreiding van resultaten; praktische regelingen vaststellen en de doelgroep(en) van de beoogde activiteiten bevestigen; regelingen treffen met partners en het voorstel schrijven enz.

Uitvoering en toezicht op activiteiten

Het project uitvoeren overeenkomstig de plannen en voldoen aan de vereisten voor verslaglegging en communicatie; de lopende activiteiten monitoren en de prestaties van het project afzetten tegen de projectplannen; corrigerende maatregelen identificeren en toepassen om afwijkingen van de plannen aan te pakken en problemen en risico’s te ondervangen; nagaan waar een gebrek aan overeenstemming bestaat met de vastgestelde kwaliteitsnormen en corrigerende maatregelen treffen enz.

Evaluatie en effectbeoordeling

De prestaties van het project afzetten tegen de doelstellingen en uitvoeringsplannen ervan; de activiteiten en de effecten ervan op verschillende niveaus evalueren, de projectresultaten delen en gebruiken enz.

Voorts wordt in voorkomend geval en in proportionele termen verwacht dat de projecten:

  • een actieplan op lange termijn bevatten voor de geleidelijke uitrol van projectresultaten na afloop van het project (op basis van duurzame partnerschappen), met inbegrip van maatregelen voor schaalbaarheid en financiële duurzaamheid;
  • zorgen voor een passende zichtbaarheid en brede verspreiding van de projectresultaten op transnationaal, nationaal en/of regionaal niveau onder relevante partners.

Horizontale aspecten die in aanmerking moeten worden genomen bij het opzetten van uw project

Naast het naleven van de vormcriteria en het opzetten van een duurzame samenwerkingsregeling met alle projectpartners kunnen de volgende elementen bijdragen aan het vergroten van het effect en aan de kwaliteitsvolle uitvoering van projecten voor capaciteitsopbouw gedurende de verschillende projectfasen.

De aanvragers worden ertoe aangemoedigd bij het opzetten van hun project rekening te houden met deze mogelijkheden en dimensies. 

Inclusie en diversiteit

Met het programma worden projecten ondersteund die de sociale inclusie bevorderen en erop gericht zijn kansarmen beter te bereiken, waaronder mensen met een handicap en mensen met een migrantenachtergrond en mensen in landelijke en afgelegen gebieden, mensen die kampen met sociaaleconomische problemen of andere mogelijke vormen van discriminatie op basis van geslacht, ras of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. De projecten zullen helpen de belemmeringen aan te pakken waarmee deze groepen worden geconfronteerd om gebruik te maken van de door het programma geboden mogelijkheden en bijdragen aan een inclusieve omgeving die billijkheid en gelijkheid bevordert en beantwoordt aan de behoeften van de ruimere gemeenschap.

Milieuduurzaamheid

Het programma ondersteunt activiteiten die mensen meer bewustmaken van de uitdagingen op het gebied van milieu en klimaatverandering. Er wordt op aangedrongen dat met de projecten competenties in verschillende sectoren waar duurzaamheid een rol speelt, groene sectorspecifieke curricula en methoden, alsook toekomstgerichte curricula die beter voldoen aan de behoeften van individuen worden ontwikkeld. Het programma ondersteunt ook het testen van innovatieve praktijken om lerenden en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding voor te bereiden om zelf echt een verschil te kunnen maken (bv. grondstoffen besparen, energieverbruik en afval verminderen, CO2-uitstoot compenseren, kiezen voor duurzaam voedsel en vervoer enz.).

Digitale dimensie

Het programma ondersteunt plannen voor digitale transformatie in instellingen voor basisonderwijs, secundair onderwijs, beroepsonderwijs en -opleiding. Het bevordert het doelbewuste gebruik van digitale technologieën. Dit omvat de ontwikkeling van een digitale pedagogie en deskundigheid inzake het gebruik van digitale hulpmiddelen, met inbegrip van toegankelijke en ondersteunende technologieën en het ontwerp en innovatieve gebruik van digitale onderwijsinhoud.

Gemeenschappelijke waarden, burgerzin en burgerparticipatie

Het programma is gericht op ondersteuning van actief burgerschap en ethiek binnen levenslang leren. De projecten moeten mensen mogelijkheden bieden om deel te nemen aan het democratische leven en sociale en maatschappelijke betrokkenheid. De focus zal ook liggen op mensen meer bewustmaken van en meer kennis bieden over de context van de Europese Unie, met name wat betreft de gemeenschappelijke EU-waarden, de beginselen van eenheid en diversiteit, en hun culturele bewustzijn en maatschappelijke en historische erfgoed.

Aan welke criteria moet zijn voldaan om een project voor capaciteitsopbouw op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding aan te vragen?

Subsidiabiliteitscriteria

Om in aanmerking te komen voor een Erasmus-subsidie, moeten projectvoorstellen voor capaciteitsopbouw op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding aan de volgende criteria voldoen:

In aanmerking komende deelnemende organisaties (Wie kan een aanvraag indienen?)

Om in aanmerking te komen moeten de aanvragers (begunstigden en eventuele gelieerde entiteiten):

  • juridische entiteiten (publieke of particuliere organen) zijn;
  • actief zijn op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding of op de arbeidsmarkt;
  • Deelnemende organisaties kunnen bijvoorbeeld (niet-limitatieve lijst) zijn:
    • aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding;
    • bedrijven of organisaties die het bedrijfsleven, andere werknemers of de sector vertegenwoordigen;
    • nationale/regionale kwalificatie-autoriteiten;
    • Diensten voor arbeidsvoorziening
    • onderzoeksinstellingen;
    • innovatie-agentschappen;
    • regionale ontwikkelingsautoriteiten.
    • Internationale organisaties
  • gevestigd zijn in een in aanmerking komend land, d.w.z. een EU-lidstaat of een met het programma geassocieerd derde land of een niet met het programma geassocieerd derde land uit een in aanmerking komende regio.

De in aanmerking komende regio’s die onder deze actie vallen zijn de regio’s 1, 2, 3, 9, 10 en 11 (zie deel A van deze gids onder “Begunstigde landen”). 

Uitzondering: organisaties uit Belarus (regio 2) en de Russische Federatie (regio 4) komen niet in aanmerking voor deelname aan deze actie.

De coördinator moet een organisatie zijn die actief is op het gebied van beroepsonderwijs en ‑opleiding. Hij dient de aanvraag in namens alle deelnemende organisaties die betrokken zijn bij het project. Hij kan geen gelieerde entiteit zijn. Organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen kunnen geen coördinator zijn.

Andere entiteiten mogen deelnemen in andere consortiumrollen, zoals geassocieerde partners.

Samenstelling van het consortium  (Aantal deelnemende organisaties en profiel daarvan)

De voorstellen moeten worden ingediend door een consortium van minimaal vier aanvragers (begunstigden, geen gelieerde entiteiten) uit ten minste drie in aanmerking komende landen:

  • ten minste twee EU-lidstaten of met het programma geassocieerde derde landen;
    • elk van deze deelnemende landen moet ten minste één organisatie betrekken;
  • ten minste één in aanmerking komend, niet met het programma geassocieerd derde land:
    • ten minste twee organisaties uit het deelnemende in aanmerking komende derde land/niet met het programma geassocieerde derde landen uit dezelfde regio.
    • Organisaties uit verschillende in aanmerking komende regio’s kunnen niet aan dezelfde projecten deelnemen. Interregionale projecten komen niet in aanmerking.

Het consortium moet ten minste één aanbieder van beroepsonderwijs en -opleiding op niet-tertiair onderwijsniveau omvatten.

Het aantal organisaties uit EU-lidstaten en met het programma geassocieerde derde landen mag niet hoger zijn dan het aantal organisaties uit in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen. 

Gelieerde entiteiten en geassocieerde partners tellen niet mee voor de samenstelling van het consortium.

Geografische locatie (locatie van de activiteiten)

Fysieke activiteiten moeten plaatsvinden in de landen van de organisaties die aan het project deelnemen.

Indien naar behoren gemotiveerd in verband met de doelstellingen of de uitvoering van het project:

  • kunnen de activiteiten ook plaatsvinden in een plaats waar een instelling van de Europese Unie is gevestigd, zelfs als aan het project geen organisaties deelnemen uit het land waar de instelling is gevestigd; 
  • activiteiten waarbij resultaten worden gedeeld en gepromoot kunnen ook plaatsvinden op relevante thematische transnationale evenementen/conferenties in EU-lidstaten, met het programma geassocieerde derde landen of in aanmerking komende, niet met het programma geassocieerde derde landen.

Duur van het project

Projecten moeten normaal gezien 12, 24 of 36 maanden duren (verlengingen zijn mogelijk indien deze naar behoren en via een wijziging van de subsidieovereenkomst worden gemotiveerd).

Waar aanvragen?

Bij het Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA) via het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP).

Oproep-ID: ERASMUS-EDU-2024-CB-VET

Alvorens een aanvraag in te dienen, zie de FAQ’s op FTOP.

Wanneer aanvragen?

Aanvragers moeten hun subsidieaanvragen uiterlijk op 29 februari om 17:00:00 uur (Belgische tijd) indienen.

Hoe aanvragen?

Zie deel C van deze gids voor informatie.

Aanvragende organisaties worden getoetst aan de relevante uitsluitings- en selectiecriteria. Zie deel C van deze gids voor meer informatie.

Toekenningscriteria

De volgende criteria zijn van toepassing:

Relevantie van het project (maximaal 30 punten)

  • Verband met themagebieden: de relevantie van het voorstel ten aanzien van de doelstellingen en themagebieden van de actie.
  • Regionale prioriteiten: het voorstel is gericht op de regionale prioriteiten, met inbegrip van de relevante beleidsdocumenten die onder deze actie zijn vermeld (meerjarige indicatieve programma’s, Global Gateway-investeringspakket EU-Afrika, economische en investeringsplannen en regionale verslagen van het Proces van Turijn);
  • EU-waarden: Het voorstel is relevant voor de eerbiediging en bevordering van gedeelde EU-waarden, zoals eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, en de bestrijding van elke vorm van discriminatie.
  • Lokale context: het voorstel is gebaseerd op een adequate behoefteanalyse en is haalbaar in de lokale context van het (de) doelland(en).
  • Consistentie: de doelstellingen van de aanvraag zijn duidelijk gedefinieerd, zijn realistisch en zijn relevant voor de deelnemende organisaties en doelgroepen.
  • Innovatie: het voorstel houdt rekening met de modernste methoden en technieken, en leidt tot innovatieve resultaten en oplossingen voor het desbetreffende gebied in het algemeen, of voor de geografische context waarin het project wordt uitgevoerd (bv. inhoud, voortgebrachte resultaten, toegepaste werkmethoden, betrokken of beoogde organisaties en personen);
  • Complementariteit: het voorstel vormt een aanvulling op andere initiatieven die de deelnemende organisaties eerder hebben uitgevoerd.
  • Capaciteitsopbouw: de activiteiten voor capaciteitsopbouw zijn duidelijk omschreven en beogen de capaciteiten te versterken van vooral de deelnemende organisaties uit niet met het programma geassocieerde derde landen.
  • Verband met strategieën: de activiteiten zelf zijn ingepast in de ontwikkelingsstrategieën van de beoogde aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding en de ondersteunende strategieën op nationaal niveau, met meer aandacht voor inzetbaarheid, inclusie, diversiteit en sociaal-economisch achtergestelde deelnemers, indien van toepassing.
  • Horizontale aspecten: er rekening wordt gehouden met de horizontale aspecten van het programma.

Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering (maximaal 30 punten)

  • Samenhang: de opzet van het gehele project garandeert de onderlinge afstemming tussen projectdoelstellingen, activiteiten en het voorgestelde budget. Het voorstel vormt een samenhangend en alomvattend geheel van passende activiteiten en diensten om te voorzien in de onderkende behoeften en om de verwachte resultaten te bewerkstelligen; Er zijn geschikte fasen voor de voorbereiding, uitvoering, controle, benutting, evaluatie en verspreiding;
  • Methodologie: de geschiktheid en kwaliteit van de voorgestelde methode om de vastgestelde behoeften aan te pakken.
  • Werkplan: de kwaliteit en doeltreffendheid van het werkplan, waaronder de mate waarin de aan de werkpakketten toegewezen middelen overeenstemmen met de doelstellingen en beoogde resultaten van de werkpakketten.
  • Methoden van niet-formeel leren: de kwaliteit van de voorgestelde methoden van niet-formeel leren — indien van toepassing, d.w.z. als er methoden van niet-formeel leren in de aanvraag worden voorgesteld.
  • Selectie van deelnemers: de kwaliteit van regelingen met het oog op de selectie van de deelnemers die betrokken zijn bij de voorgestelde activiteiten in verband met de doelstellingen inzake inclusie en diversiteit.
  • Erkenning en validatie: de kwaliteit van regelingen voor de erkenning en validatie van de leerresultaten van de deelnemers, en het consistente gebruik van Europese transparantie- en erkenningsinstrumenten ( EQF10 , Eqavet11 , Europass12 , ESCO13 en relevante competentiekaers zoals DigComp14 , EntreComp15 , LifeComp16 , GreenComp17 );
  • Kwaliteitscontrolemaatregelen: het bestaan en de relevantie van kwaliteitscontrolemaatregelen die ten doel hebben te waarborgen dat het project op kwalitatief hoogstaande wijze, op tijd en binnen het budget wordt voltooid.
  • Kosteneffectiviteit: de mate waarin het project economisch verantwoord (kosteneffectief) is en geschikte middelen toewijst aan elke activiteit.
  • Mobiliteitsactiviteiten: de geschiktheid van maatregelen om deelnemers te selecteren voor en/of te betrekken bij mobiliteitsactiviteiten, indien van toepassing (zie deel A van deze gids onder “Bescherming, gezondheid en veiligheid van deelnemers” en andere vereisten en aanbevelingen die van toepassing zijn op KA1-mobiliteitsprojecten) — indien van toepassing, d.w.z. als mobiliteitsactiviteiten deel uitmaken van de aanvraag.

Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen (maximaal 20 punten)

  • Samenstelling: het project op passende wijze is samengesteld uit complementaire deelnemende organisaties die over het vereiste profiel, de nodige ervaring en deskundigheid beschikken om het project in elk opzicht met succes te voltooien;
  • Inzet: de verdeling van verantwoordelijkheden en taken een afspiegeling is van de inzet en actieve bijdrage van alle deelnemende organisaties.
  • Samenwerking: het bestaan van doeltreffende mechanismen voor coördinatie en communicatie, niet alleen tussen de deelnemende organisaties, maar ook met andere relevante belanghebbenden.

Gevolgen (maximaal 20 punten)

  • Gevolgen: de potentiële effecten van het project:
    • op deelnemers en deelnemende organisaties tijdens en na afloop van het project;
    • buiten de organisaties en personen die rechtstreeks deelnemen aan het project, op lokaal, regionaal, nationaal en/of internationaal niveau;
  • Verspreiding: de kwaliteit van het verspreidingsplan: de geschiktheid en kwaliteit van maatregelen met het oog op de verspreiding van de projectresultaten binnen de deelnemende organisaties en daarbuiten.
  • Benutting: het voorstel toont aan hoe de resultaten van het project worden benut door de partners en andere belanghebbenden. Het beschrijft benuttingsmaatregelen tijdens en na afloop van het project.
  • Open toegang: het voorstel beschrijft hoe geproduceerde documenten, materiaal en media vrij toegankelijk worden gemaakt en worden gepromoot via open licenties, en legt geen onevenredige beperkingen op.
  • Duurzaamheid: de kwaliteit van de plannen om het project duurzaam te maken: de mate waarin het project effecten en resultaten kan blijven opleveren nadat de EU-subsidie is opgebruikt. Waar relevant, hoe de particuliere sector tijdens en na de projectfinanciering zal worden betrokken.

De voorstellen moeten een minimumscore van 60 punten (van in totaal 100 punten) behalen om voor financiële steun in aanmerking te komen. Bovendien moeten de voorstellen een score behalen van minstens de helft van het maximumaantal punten in elke categorie van de hierboven vermelde toekenningscriteria (dat wil zeggen ten minste 15 punten voor de categorieën “Relevantie van het project” en “Kwaliteit van projectontwerp en -uitvoering”; 10 punten voor de categorieën “Kwaliteit van het partnerschap en de samenwerkingsregelingen” en “Gevolgen”).

Bij een ex aequo tussen voorstellen wordt voorrang gegeven aan de scores die zijn behaald voor het toekenningscriterium “Relevantie”. Wanneer deze scores gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Kwaliteit van het projectontwerp en -uitvoering”. Wanneer de scores opnieuw gelijk zijn, wordt voorrang gegeven op basis van hun scores voor het criterium “Gevolgen”.

Als dit het niet mogelijk maakt de voorrang te bepalen, kan verdere voorrang worden verleend door rekening te houden met de totale projectportefeuille en de totstandbrenging van positieve synergieën tussen projecten, of met andere factoren die verband houden met de doelstellingen van de oproep. Deze factoren worden in het verslag van het panel gedocumenteerd.

Verwachte gevolgen

De gesubsidieerde projecten moeten hun verwachte effect aantonen door de volgende resultaten te behalen:

  • nauwere banden tussen de niet met het programma voor beroepsonderwijs en -opleiding geassocieerde derde landen en de bijbehorende arbeidsmarkt;
  • betere koppeling tussen profielen voor beroepsonderwijs en -opleiding en lokale/regionale/nationale strategieën en prioriteiten;
  • betere capaciteiten van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, met name op het gebied van management, governance, inclusie, kwaliteitsborging, innovatie en internationalisering;
  • een grotere blootstelling van personeel, managers, beleidsmakers en ervaren leerkrachten aan benaderingen waarmee de arbeidsmarkt en beroepsonderwijs en -opleiding dichter bij elkaar worden gebracht;
  • verbeterde kennis, technische, leidinggevende en pedagogische vaardigheden van leerkrachten en opleiders op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding;
  • een betere inbreng van leerkrachten/opleiders, lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding en werkgevers in de hervorming van curricula, het ontwerp van profielen, en opleiding;
  • een verbeterd niveau van competenties, vaardigheden en het inzetbaarheidspotentieel van lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding;
  • verbeterde samenwerking tussen verschillende regio’s in de wereld via gezamenlijke initiatieven;
  • ontwikkeling van de competenties van de deelnemende organisaties op het gebied van milieuduurzaamheid;
  • betere digitale vaardigheden en competenties van het doelpubliek door middel van passende activiteiten en initiatieven;
  • betere sociale en interculturele competenties op het gebied van beroepsonderwijs en -opleiding.

 Als algemene regel en binnen de grenzen van de bestaande nationale en Europese rechtskaders geldt dat resultaten beschikbaar moeten worden gesteld als open leermiddelen alsook op relevante platforms van beroepsverenigingen, sectorverenigingen of bevoegde autoriteiten. In het voorstel wordt beschreven hoe geproduceerde gegevens, materiaal, documenten en audiovisuele en sociale media-activiteiten vrij toegankelijk worden gemaakt en gepromoot onder open licenties zonder dat er onevenredige beperkingen worden opgelegd.

Wat zijn de financieringsregels?

Deze actie volgt een financieringsmodel op basis van vaste bedragen. Het bedrag van de afzonderlijke vaste bijdrage wordt voor elke subsidie bepaald op basis van het geraamde budget van de door de aanvrager voorgestelde actie. Het bedrag wordt door de subsidieautoriteit vastgesteld op basis van het geraamde projectbudget, het evaluatieresultaat en een financieringspercentage van 80 %.

De EU-subsidie per project varieert van minimaal 100 000 EUR tot maximaal 400 000 EUR

Financiële steun aan derden in de vorm van subsidies of prijzen is niet toegestaan.

Vrijwilligerskosten zijn toegestaan. Zij moeten de vorm aannemen van eenheidskosten zoals gedefinieerd in het besluit van de Commissie inzake eenheidskosten voor vrijwilligers18 .

Eenheidskosten van kmo’s voor kmo-eigenaren zijn toegestaan. Zij moeten de vorm aannemen van eenheidskosten zoals gedefinieerd in het besluit van de Commissie inzake eenheidskosten voor kmo-eigenaren19 .

Hoe wordt het vaste bedrag voor het project vastgesteld?

Aanvragers moeten overeenkomstig het aanvraagformulier een gedetailleerde begrotingstabel invullen, rekening houdend met de volgende punten:

  • Het budget moet worden beschreven zoals vereist door de begunstigden en worden onderverdeeld in samenhangende werkpakketten (bijvoorbeeld “projectbeheer”, “opleiding”, “organisatie van evenementen”, “voorbereiding en uitvoering van mobiliteit”, “communicatie en verspreiding”, “kwaliteitsborging” enz.).
  • In het voorstel moeten de activiteiten worden beschreven die elk werkpakket behelst.
  • Aanvragers moeten in hun voorstel een uitsplitsing geven van het vaste bedrag, met het aandeel per werkpakket (en, binnen elk werkpakket, het aandeel dat aan elke begunstigde en gelieerde entiteit is toegewezen).
  • De beschreven kosten kunnen personeelskosten, reis- en verblijfkosten, kosten voor uitrusting en uitbesteding of andere kosten zijn (bijvoorbeeld voor de verspreiding van informatie, publicatie of vertaling).

De voorstellen zullen worden geëvalueerd aan de hand van de standaardevaluatieprocedures met de hulp van interne en/of externe deskundigen. De deskundigen beoordelen de kwaliteit van de voorstellen aan de hand van de in de oproep vastgestelde vereisten en de verwachte gevolgen, kwaliteit en efficiëntie van de actie.

Na de evaluatie van het voorstel stelt de ordonnateur de hoogte van het vaste bedrag vast, rekening houdend met de bevindingen van de verrichte beoordeling.

De subsidieparameters (maximaal subsidiebedrag enz.) worden vastgesteld in de subsidieovereenkomst. Zie deel C van deze programmagids onder “Subsidiabele directe kosten”.

De verwezenlijkingen van het project worden geëvalueerd aan de hand van de resultaten van het afgeronde project. Door die financieringsregeling is het mogelijk meer nadruk te leggen op de resultaten dan op de inbreng, waardoor er meer aandacht wordt besteed aan de kwaliteit en de mate waarin de meetbare doelstellingen zijn verwezenlijkt.

Nadere gegevens zijn opgenomen in de modelsubsidieovereenkomst die te vinden is op het financierings- en aanbestedingsportaal (FTOP). 

Tagged in:  Mobiliteit van personeel en leerlingen van beroepsopleidingen