Skip to main content

Erasmus+

EU programme for education, training, youth and sport
Doorzoek de gids

Belangrijke elementen van het Erasmus+Programma

De volgende eigenschappen van het programma verdienen bijzondere aandacht:

Eerbied voor EU-waarden

In volledige overeenstemming met de waarden en rechten die zijn vastgelegd in de EU-Verdragen en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten de EU-waarden eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren, bij de uitvoering van het Erasmus+-programma, en dus door de begunstigden van het programma en de activiteiten die in het kader van het programma worden uitgevoerd, worden gerespecteerd.

Overeenkomstig de subsidieovereenkomsten kan de subsidie van de begunstigde worden beëindigd of verlaagd indien niet aan deze eis wordt voldaan.

Bescherming, gezondheid en veiligheid van deelnemers

De bescherming, gezondheid en veiligheid van bij Erasmus+-projecten betrokken deelnemers zijn belangrijke uitgangspunten van het programma. Alle deelnemers moeten de kans krijgen om de door Erasmus+ geboden mogelijkheden voor persoonlijke ontplooiing, beroepsontwikkeling en leren ten volle te benutten. Een en ander kan alleen zeker worden gesteld in een veilige omgeving die eenieders rechten respecteert en beschermt, alsook hun lichamelijke en emotionele integriteit, hun geestelijke gezondheid en hun welzijn.

Elke aan het programma deelnemende organisatie moet beschikken over doeltreffende procedures en regelingen om de veiligheid, bescherming en non-discriminatie van de deelnemers aan hun activiteiten te bevorderen en te waarborgen. Waar nodig moeten minderjarige deelnemers (leerlingen, lerenden in beroepsonderwijs en -opleiding, jongeren) bij mobiliteitsactiviteiten worden begeleid door volwassenen. De begeleidende volwassenen moeten erop toezien dat de leercomponent van de mobiliteitsactiviteit van toereikende kwaliteit is, en de bescherming en veiligheid van minderjarige deelnemers waarborgen.

Daarnaast moeten alle scholieren, studenten, stagiairs, leerlingen, lerende volwassenen, jongeren en personeelsleden die betrokken zijn bij door alle kernacties van het Erasmus+-programma bestreken mobiliteitsactiviteiten, verzekerd zijn tegen de aan hun deelname verbonden risico’s. Het programma laat het zoeken van de meest geschikte verzekering (afhankelijk van het soort project en van de op nationaal niveau beschikbare verzekeringen) over aan de projectorganisatoren. Verder is het niet noodzakelijk om een aparte projectverzekering af te sluiten als de deelnemers al gedekt zijn door een verzekering die al eerder door de projectorganisator is afgesloten.

De volgende zaken moeten hoe dan ook worden gedekt:

  • indien van toepassing, reisverzekering (inclusief schade of verlies van bagage);
  • schade aan derden (waar nodig inclusief beroepsaansprakelijkheid of wettelijke aansprakelijkheid);
  • ongevallen en ernstige ziekten (met inbegrip van permanente of tijdelijke ongeschiktheid);
  • overlijden (met inbegrip van repatriëring in geval van projecten die in het buitenland worden uitgevoerd).

Voor zover van toepassing wordt deelnemers aan transnationale activiteiten ten zeerste aangeraden in het bezit te zijn van een Europese ziekteverzekeringskaart. Dit is een gratis kaart die de houder gedurende een tijdelijk verblijf in een van de 27 EU-landen, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen toegang biedt tot medisch noodzakelijke zorg binnen het openbare zorgstelsel. De houder krijgt de zorg onder dezelfde voorwaarden en tegen dezelfde kosten (in sommige landen gratis) als de mensen die in dat land verzekerd zijn. Meer informatie over de kaart en de wijze waarop burgers die kunnen verkrijgen, is te vinden op: https://ec.europa.eu/social/main.jsp?catId=559&langId=nl

Tot slot moeten de deelnemende organisaties voor projecten waarbij jongeren onder 18 jaar betrokken zijn, vooraf toestemming voor de deelname krijgen van de ouders of van de personen die namens hen optreden.

Meertaligheid

Meertaligheid is een van de hoekstenen van het Europese project en tevens een krachtig symbool van het streven van de Europese Unie naar eenheid in verscheidenheid. Voor vreemde talen is een belangrijke rol weggelegd in het kader van de vaardigheden die burgers de nodige bagage meegeven om deel te nemen aan de arbeidsmarkt en de geboden kansen optimaal te benutten. De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld elke burger de kans te geven vanaf jonge leeftijd ten minste twee vreemde talen te leren.

De bevordering van taalonderwijs en taalverscheidenheid is een van de specifieke doelstellingen van het programma. Het gebrek aan taalvaardigheden is een van de belangrijkste hindernissen die burgers ervan weerhouden deel te nemen aan Europese programma’s op het gebied van onderwijs, opleiding en jeugdzaken. De geboden mogelijkheden voor taalondersteuning beogen mobiliteit efficiënter en effectiever te maken, leerprestaties te verbeteren en zodoende bij te dragen tot het verwezenlijken van de specifieke programmadoelstelling.

Het programma voorziet in ondersteuning voor taalverwerving aan deelnemers die een mobiliteitsactiviteit uitvoeren. Deze ondersteuning wordt voornamelijk geboden via het platform voor online taalondersteuning van Erasmus+ (OLS), zo nodig afgestemd op de betreffende sector, aangezien e-learning wat toegang en flexibiliteit betreft voordelen biedt om talen te leren. De online taalondersteuning (OLS) van Erasmus+ stelt deelnemers in staat hun talenkennis te beoordelen, te oefenen en te verbeteren. Naast OLS kunnen andere vormen van taalondersteuning worden aangeboden om te voorzien in de taalverwervingsbehoeften van specifieke doelgroepen, zoals het gebruik van gebarentaal of braille, die kunnen worden gefinancierd via de specifieke categorie financiële steun voor inclusie.

Ook in het kader van de samenwerkingsprojecten wordt het onderwijzen en leren van talen aangemoedigd. Innovatie en goede praktijken ter bevordering van taalvaardigheden kunnen bijvoorbeeld voorzien in onderwijs- en toetsingsmethoden, de ontwikkeling van didactisch materiaal, onderzoek, computerondersteund leren van talen en ondernemingsprojecten met gebruikmaking van vreemde talen.

De Europese Commissie heeft het Europees Talenlabel in het leven geroepen ter beloning van kwaliteit, als stimulans om de resultaten van excellentie op het gebied van meertaligheid te verspreiden en om meer publieke belangstelling te wekken voor taalverwerving. De nationale agentschappen kennen het Europees Talenlabel jaarlijks of tweejaarlijks toe aan onderwijs- en opleidingsorganisaties die met uitstekende resultaten een door een nationaal agentschap gesubsidieerd Erasmus+-project hebben uitgevoerd op het gebied van taalverwerving en -onderwijs. De nationale agentschappen kunnen het Europees Talenlabel ook toekennen aan niet-Erasmus+-projecten, zoals initiatieven die blijk geven van een veelomvattende, inclusieve of innovatieve benadering van taalverwerving en -onderwijs.

Internationale dimensie

Erasmus+ omvat door de samenwerking met niet met het programma geassocieerde derde landen een sterke internationale dimensie waar het activiteiten op het gebied van mobiliteit, samenwerking en beleidsdialoog betreft. Het programma ondersteunt Europese organisaties bij het aangaan van de mondiale uitdagingen die voortvloeien uit de globalisering, klimaatverandering en de digitale transitie door met name te streven naar intensievere internationale mobiliteit en samenwerking met derde landen, en het versterken van de rol van de Europese Unie als wereldspeler. Het versterkt maatschappelijke banden door middel van mobiliteit, uitwisselingen en capaciteitsopbouw, waarbij de sociale veerkracht, menselijke ontwikkeling, inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en actieve participatie wordt gestimuleerd en reguliere kanalen voor samenwerking tussen mensen worden gewaarborgd door de bevordering van waarden, beginselen en belangen die verband houden met gemeenschappelijke prioriteiten. Activiteiten bieden een antwoord op de uitdagingen op het gebied van kwaliteit, modernisering en inzetbaarheid, via onderwijs dat steeds relevanter wordt voor en beter inspeelt op een groene en duurzame sociaal-economische opleving, groei en welvaart in niet met het programma geassocieerde derde landen, hetgeen bijdraagt aan de menselijke en institutionele ontwikkeling, de digitale transitie, groei en banen, goed bestuur en vrede en veiligheid. De betrokkenheid van jongeren in niet met het programma geassocieerde derde landen is van essentieel belang voor het tot stand brengen van veerkrachtigere samenlevingen op basis van wederzijds vertrouwen en intercultureel begrip.

Erkenning en validering van vaardigheden en kwalificaties

Erasmus+ verleent steun aan de instrumenten van de Europese Unie voor transparantie en erkenning van competenties, vaardigheden en kwalificaties, meer in het bijzonder Europass (met inbegrip van Europese digitale credentials voor leerprestaties), Youthpass, het Europees kwalificatiekader (EQF), de Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO), het Europees studiepuntenoverdrachtsysteem (ECTS), het Europees referentiekader voor kwaliteitsborging in beroepsonderwijs en -opleiding (Eqavet), het Europees register voor kwaliteitsborging in het hoger onderwijs (EQAR), de Europese Vereniging voor kwaliteitszorg in het hoger onderwijs (ENQA), alsook EU-brede onderwijs- en opleidingsnetwerken die deze instrumenten ondersteunen, met name de netwerken van de nationale informatiecentra voor academische erkenning (NARIC’s), de Euroguidance-netwerken, de nationale Europass-centra en de nationale coördinatiepunten voor het Europees kwalificatiekader. Deze instrumenten hebben een gemeenschappelijk doel, namelijk het vergemakkelijken van de erkenning en het begrip van competenties, vaardigheden en kwalificaties, zowel binnen de landsgrenzen als daarbuiten, niet alleen in alle subsystemen van onderwijs en opleiding, maar ook in alle sectoren van de arbeidsmarkt, ongeacht of deze verkregen zijn via formeel onderwijs of via formele opleiding of door middel van andere leerervaringen (bijvoorbeeld werkervaring, vrijwilligerswerk of onlineleren).

Om deze doelstellingen te verwezenlijken, moeten de beschikbare instrumenten berekend zijn op nieuwe verschijnselen, zoals de internationalisering van onderwijs en opleiding en het toenemende gebruik van digitaal leren en digitale credentials. Voorts moeten ze bijdragen tot het opzetten van flexibele leertrajecten die afgestemd zijn op de leerbehoeften en -doelen. De instrumenten moeten ook de vergelijkbaarheid en overdraagbaarheid van vaardigheden, competenties en kwalificaties over de grenzen heen vergroten, zodat lerenden en werknemers zich vrij kunnen verplaatsen om te werken of verder te leren.

Een aantal reeds lang bestaande beleidsdocumenten dienen als richtsnoeren voor de uitvoering en verdere ontwikkeling van deze instrumenten, waaronder de aanbeveling van de Raad van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren, het Besluit (EU) 2018/646 van het Europees Parlement en de Raad van 18 april 2018 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verstrekken van betere diensten voor vaardigheden en kwalificaties (Europass) en de aanbeveling van de Raad van 20 december 2012 betreffende de validatie van niet-formeel en informeel leren. Naast deze horizontale beleidsdocumenten zijn thematische strategieën1 zoals Youthpass en de Europese opleidingsstrategie (ETS) op het gebied van jeugdzaken erop gericht de ontwikkelingen op deze domeinen verder te ondersteunen.

Bekendmaking van projecten en projectresultaten met het oog op een maximaal effect

Het bekendmaken van projecten en de bijbehorende resultaten is van cruciaal belang om op verschillende niveaus effect te sorteren. Afhankelijk van de actie moeten aanvragers van financiële steun uit hoofde van het Erasmus+-programma hun communicatieactiviteiten zodanig plannen dat de informatie over hun project en de bijbehorende resultaten zowel gedurende als na de levenscyclus van het project wordt gedeeld. De projectaanvragen worden beoordeeld aan de hand van relevante criteria om ervoor te zorgen dat deze aspecten aan bod komen. Qua omvang en intensiteit moeten deze communicatie- en verspreidingsactiviteiten in verhouding staan tot de doelstellingen, het toepassingsgebied en de streefdoelen van de verschillende door Erasmus+ bestreken acties. De begunstigden van Erasmus+-financiering moeten zich aan de gemeenschappelijke communicatierichtsnoeren voor begunstigden van projecten van de Europese Commissie houden en het succes van hun communicatieactiviteiten zowel kwalitatief als kwantitatief monitoren en evalueren.

Zoals in de gemeenschappelijke communicatierichtsnoeren is aangegeven, moeten de begunstigden in alle communicatie- en verspreidingsactiviteiten en -producten, zoals evenementen, websites, visueel materiaal en publicaties, duidelijk aangeven dat ze steun hebben ontvangen van de Europese Unie. Zij moeten er met name voor zorgen dat al het communicatiemateriaal het embleem van de Europese Unie draagt en voldoet aan de bepalingen van de subsidieovereenkomst of het subsidiebesluit2 . Indien niet volledig aan deze eis wordt voldaan, kan de subsidie van de begunstigde worden verlaagd.

De begunstigden moeten een communicatiestrategie en een communicatieplan uitwerken, waarbij zij rekening moeten houden met de volgende factoren:

  • De communicatiedoelstellingen: aanvragers moeten aangeven wat zij willen bereiken met specifieke communicatieactiviteiten, d.w.z. bewustmaking, het bevorderen van maatschappelijke waarden, het creëren van nieuwe partnerschappen voor de toekomst of het beïnvloeden van beleid en praktijken;
  • Het doelpubliek of de doelgroep: aanvragers moeten vaststellen welke mensen zij willen bereiken en die gebruik kunnen maken van de projectresultaten.  Het publiek of de doelgroep moet zo specifiek mogelijk worden gedefinieerd. Dit kan het algemene publiek betreffen, alsook specifieke stakeholders, deskundigen of andere belanghebbende partijen, besluitvormers, de pers enzovoort;
  • De kanalen en activiteiten voor het bereiken van het doelpubliek: de aanvragers moeten de kanalen en activiteiten kiezen die het meest doeltreffend en geschikt zijn om tegemoet te komen aan de behoeften van hun gekozen doelpubliek, zoals sociale media, evenementen en publicaties;
  • De projectresultaten (prestaties en uitkomsten), zoals een gids voor goede praktijken, een praktisch instrument of product, een onderzoeksverslag van studies, opgedane kennis en vaardigheden enzovoort. Resultaten moeten worden gedeeld of onder de aandacht worden gebracht op het platform voor Erasmus+-projectresultaten (https://ec.europa.eu/programmes/erasmus-plus/projects_en).
  • Het tijdschema: de aanvragers moeten een doeltreffende planning maken voor de verschillende activiteiten (gekoppeld aan het werkplan/de mijlpalen), realistische doelstellingen afspreken en voldoende flexibiliteit waarborgen op basis van de voortgang van het project, de veranderende behoeften van het doelpubliek of de doelgroep, evenals eventuele ontwikkelingen op het gebied van beleid en procedures;
  • Kernprestatie-indicatoren (KPI’s): prestatie-indicatoren vormen een belangrijk beheersinstrument voor het monitoren van de voortgang (en om eventuele bijstelling mogelijk te maken) tijdens de uitvoering van de communicatie- en verspreidingsactiviteiten en het evalueren van de mate van succes bij het verwezenlijken van de doelstellingen. De KPI’s moeten in overeenstemming zijn met de gemeenschappelijke communicatienetwerkindicatoren3 .

Verplicht open toegang tot door erasmus+ geproduceerd leermateriaal

Erasmus+ bevordert open toegang tot projectresultaten ter ondersteuning van leren, onderwijs, opleiding en jeugdwerk. Begunstigden van Erasmus+ verplichten zich er met name toe alle leermiddelen en -instrumenten — documenten, media, software of ander materiaal — die in het kader van door het programma gesteunde projecten worden geproduceerd, onder een open licentie vrij toegankelijk te maken voor het publiek. Het materiaal moet gemakkelijk toegankelijk en opvraagbaar zijn zonder kosten of beperkingen en de open licentie moet het publiek in staat stellen de middelen te gebruiken, te hergebruiken, aan te passen en te delen. Dergelijke materialen staan bekend als “Open Educational Resources” (OER). Om dit doel te bereiken, moeten de middelen worden geüpload in een bewerkbare digitale vorm en op een geschikt en vrij toegankelijk platform. Hoewel Erasmus+ begunstigden aanmoedigt om zoveel mogelijk open licenties te gebruiken4 , mogen begunstigden licenties kiezen die bepaalde beperkingen opleggen, bijvoorbeeld een beperking op gebruik voor handelsdoeleinden door derden of de verplichting voor derden om dezelfde licentie toe te passen op afgeleide werken, mits dit passend is voor de aard van het project en het soort materiaal in kwestie, en mits het publiek daardoor nog steeds de middelen kan gebruiken, hergebruiken, aanpassen en delen. Het vereiste inzake open toegang is verplicht en doet geen afbreuk aan de intellectuele-eigendomsrechten van de begunstigden.

Erasmus+ open toegang voor onderzoek en gegevens

Erasmus+ moedigt begunstigden aan om onderzoeksresultaten te publiceren via opentoegangsroutes, d.w.z. op een wijze die vrij is van kosten of andere toegangsbeperkingen voor de gebruikers. Begunstigden worden ook aangemoedigd open licenties toe te passen op deze onderzoeksresultaten. Waar mogelijk moeten de via de projecten verzamelde gegevens worden gepubliceerd als “open data”, d.w.z. met een open licentie, in een geschikt formaat en op een geschikt open dataplatform.